| 4 | Fietsen en daken
Ik nam mijn plan nog een keer door. Vanaf de daken had ik een geweldig uitzicht over the Red Macho, een Mexicaans restaurant. Ik had tijdens een van mijn eerdere rooftochten ontdekt dat het restaurant puur en alleen op ingeblikt voedsel draaide en dat ze alles dat niet ingeblikt kon worden invroren. Ik had geen vriezer dus dat moest ik laten staan. Ik glimlachte, het was maar goed dat niet iedereen doorhad hoe simpel het was om een dief buiten te houden. Dan zou binnenkort iedereen zijn voedsel invriezen en zou er niets meer voor mij over blijven. Dan moest ik maar een vriezer stelen en hem ergens in een stopcontact steken.
Mijn omgeving verduisterde. Met een ruk draaide ik me om. 'Jij weer.' zei ik zuchtend terwijl ik me weer terugdraaide. Ascèlin stond achter me. 'Ga je the Red Macho beroven?' vroeg hij zo neutraal als het maar kan. Geweldig, daar ging mijn plan. 'Nee.' antwoordde ik bot. 'Nou nou Saitana, niet zo bot doen.' kreeg ik als reactie. 'Ga toch fietsen!' riep ik. Er klonk een lach, dat was ook voor het eerst. 'Fietsen? Zei je nou serieus fietsen?'
De altijd doodserieuze of van leedvermaak genietende Ascèlin schoot in de lach. De wonderen waren de wereld nog niet uit. 'En dat vind je wel grappig?' vroeg ik verbaasd. 'Niet die keer dat ik in de sloot viel? Of die keer dat ik een zak meel over me heen kreeg? Misschien zelfs toen ik in een vuilnisbak landde?'
'Nee nee je ziet het verkeerd, dat is leedvermaak. Dit is echt vermaak.'
Mijlpaal behaald, Ascèlin aan het lachen gemaakt. Vermaak gecreëerd door middel van taalgebruik.
'Je amuseert me, kleintje.' zei Ascèlin. Die was nieuw. 'Wat wil je van me?' vroeg ik chagrijnig. Hij keek me aan. 'Ik heb een partner nodig. Eentje die mij kan rivaliseren als het op stelen aankomt. Ik heb jou nodig.'
'Vergeet het, als ik gepakt word zit ik morgen in de eerstvolgende trein naar een of andere inrichting voor gekken.'
Ascèlin keek me aan. 'Hoor je daar niet dan?'
Hij moest weer lachen, ditmaal om zijn eigen grap. Het was hinderlijk. 'Volgens mij ben jij degene die hier als een gestoorde aan het lachen is hoor.' beet ik hem toe. 'Je hebt gelijk. Maar als ik je niet verraad dan kan je bijna niet opgepakt worden toch?'
Hij had gelijk, van alle 122 keer dat ik opgepakt was, was hij minstens honderd keer de reden geweest dat ik opgepakt werd.
'Wat schuift het?' vroeg ik. Ascèlin schoot weer in de lach. 'Zo'n half miljoen euro.' zei hij uiteindelijk. Mijn ogen sprongen bijna uit hun kassen en mijn mond viel open. 'Je vangt vliegen.'
Hij moest weer lachen om zijn eigen grap. 'Wat wil je in hemelsnaam gaan beroven?' vroeg ik, een beetje van de schok bekomen. Met een half miljoen zou ik gered zijn. Waarom had ik er niet eerder aan gedacht dat ik ook gewoon geld kon stelen en mijn eten daarna drie maanden kon kopen?
'De bank.' antwoordde Ascèlin. 'Dat gaat hem niet worden. Dat is onmogelijk.'
'Niets is onmogelijk als je er maar in gelooft.' zei hij ineens bloedserieus. Hij draaide zich om en staarde naar de hemel. 'De enige grenzen die er zijn, zijn degene die je jezelf oplegt. De wereld ligt aan je voeten Aurora, als je er maar in gelooft.'
Ik keek hem verbaasd aan. Hij had verdorie gelijk, wat had ik al die tijd gedaan? Ik had geleefd om te overleven. Maar wat is leven om te overleven eigenlijk waard? Niets. Het maakte me niet gelukkig, vrolijk of blij. Het enige goede dat het me ooit gebracht had was dat ik voor mezelf kon zorgen.
'Weet je nog toen we elkaar ontmoetten?' vroeg Ascélin. Ik knikte. 'Je was nog piepjong, dertien geloof ik, en wilde heel graag een knuffelkonijn uit de speelgoedwinkel stelen. Maar je durfde het niet, je stal enkel wat je nodig had. Toen heb ik hem voor je gestolen. Het was mijn eerste zet om je te laten zien dat je jezelf grenzen had aangeleerd die er niet hoeven te zijn. Kom met me mee, laten we een bank beroven en écht leven.'
Hij stak zijn hand naar me uit. Deze kant van Ascèlin kende ik helemaal niet. Ik bekeek hem met andere ogen. Tot vandaag waren zijn stormblauwe ogen en bruine haar me nooit erg opgevallen en ik had me nooit gerealiseerd dat hij ook maar een mens was. Ik keek, ondanks al die keren dat hij mij had laten oppakken, tegen hem op. Hij was mijn grote voorbeeld.
Nog steeds enigszins verbaasd pakte ik zijn hand aan. In één vloeiende beweging trok hij me omhoog. Hij glimlachte. Op dat moment accepteerde ik het leven, wist ik waar ik het voor deed. Ascèlin mocht me dan graag laten oppakken, hij was er wel voor me. Net als een grote broer. 'Laten we de wereld veroveren!' riep ik. Niet dat ik het letterlijk bedoelde, maar als de wereld aan mijn voeten lag dan moest het buigen. Ascèlin glimlachte. 'Ik zie je morgen, Saitana.'
En weg was Ascèlin, als een dief in de nacht.
Ik vroeg me af of ik wel de juiste keuze had gemaakt. Ik had een kans gekregen om mijn proefperiode door te kunnen komen en dus niet dood te hoeven gaan van de honger. Met een half miljoen kon ik zelfs een echt leven gaan leiden. Maar ik wist niet of ik er klaar voor was om mijn grens over te gaan. Ik was er nog slechts één keer over gegaan en had me daarna erg schuldig gevoeld. Ik verhardde mezelf. De samenleving had mij in de steek gelaten en nu liet ik haar in de steek. Samenwerking komt van twee kanten.
Ik trok mijn knieën op en staarde naar de sterrenhemel. Als klein kind hand iemand me ooit verteld dat elke ster voor een ziel in het hiernamaals stond. Realistisch als ik was had ik er nooit in geloofd. Nu vroeg ik me af of de sterrenhemel boven me echt bestond uit één grote zielenmassa. En of ze nu naar me keken en me als een stuk ongedierte zagen. Misschien zagen ze mijn hele verhaal en begrepen ze me. Maar wat schoot ik ermee op?
Mijn donkerbruine haar waaide in mijn gezicht en benam me voor één tel het zicht op de sterrenhemel. Ik stopte het achter mijn oor.
Ergens hoopte ik dat het waar was en dat als mijn ouders overleden waren, ze me nu zagen vanaf de sterrenhemel. Ik wist niet of ze me verlaten hadden. Ergens wilde ik het graag weten. Als mensen ernaar vroegen stelde ik me altijd onverschillig op maar dat was ik verre van. Ik wilde een familie die om me gaf en me nam zoals ik was.
'Je toont zwakte.' fluisterde ik tegen mezelf. 'Mensen mogen niet weten dat je kwetsbaar bent.'
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top