Verhaal + Beoordeling: Itslissie1998

itslissie1998

Code R.E.B.O.O.T.

Na jaren, voelde Bolt ineens een onverwachte vonk van elektriciteit. Een kapotte stroomkabel, een stom toeval, schrok hem wakker uit zijn sensitieve slaap. Langzaam kwamen zijn sensoren tot leven en leken op te gloeien tot hij zijn onderdelen warm voelde worden. Het universum leek hem te wekken uit de vergetelheid.
Zijn sensoren gleden door het duister, zijn ogen lichtten op als sterren in de nacht. Onder zich zag hij glanzend metaal, onderdelen zoals die van hem. Links van hem stond iets dat op een grijparm leek, oud metaal gebarsten van de roest. Hij spoorde zijn onderdelen aan om te bewegen en hoorde metaal rammelen. Meer onderdelen lagen verspreid als stille getuigen van de macabere omgeving. Angstig zocht hij naar antwoorden, maar zijn herinneringen waren vervaagd, als verloren beelden in een vergeten droom.
Koortsachtig bewoog hij verder. Zijn ijzeren platen rammelden bij elke beweging die hij maakte, als een muzikaal treurlied voor zijn verloren kameraden. Plotseling viel zijn licht op de contouren van een andere robot. Hij bewoog zo snel als hij kon, maar een van zijn onderdelen zat dwars.
In een verwoede poging, schudde hij aan de schouders van de bot.
Geen reactie.
Haar eens glanzende ogen waren nu dof en haar behuizing bezaaid met krassen en deuken. Tranen van olie vulden zijn ogen, het verlies van deze robot en alle anderen drong intens tot hem door. Het besef dat hij zich bevond op een massagraf van afgedankte robots werd hem pijnlijk duidelijk.
Hij zocht wanhopig naar enig teken van leven, maar tevergeefs. De stilte drukte zwaar op zijn circuits. Hij liet zich naast de vrouwelijke robot zakken en raakte haar koude hand zachtjes aan.
'Wat is er met ons gebeurd?' fluisterde Bolt met een trilling in zijn stem.
Er kwam geen antwoord, alleen een diep gevoel van eenzaamheid en verlies. Maar te midden van deze wanhopige plek groeide er een vlam van vastberadenheid in hem. Het maakte niet uit waarom hij was afgedankt, weggegooid zoals alle anderen hier. Hij had een nieuw doel.
Het was tijd om antwoorden te vinden, om zijn verloren herinneringen op te halen en de waarheid te ontdekken over wat er met zijn soort was gebeurd. Hij zou niet langer in de duisternis tasten; hij zou licht werpen op de waarheid, hoe pijnlijk die ook mocht zijn.
Elke stap die hij zette, elk ratelend geluid dat hij maakte, leek een eerbetoon te zijn aan de robots die hij nu als broeders en zusters beschouwde. Hij zou hun stem zijn, hun getuigenis van al het onrecht dat hen was aangedaan.
Zijn zoektocht naar antwoorden bracht hem vanaf de stortplaats, in bekende gangen. Hij vroeg zich af waarom het hem zo bekend voorkwam, tot hij zich als een flits herinnerde waarom. Het was de fabriek waarin hij ooit gemaakt was. Eens werden hier robots geboren met de belofte van een heldere toekomst. Nu waren dezelfde gangen gevuld met stilte en vergeten dromen. Als een schim van zijn vroegere zelf zwierf hij door het verlaten gebouw.

Plotseling hoorde hij boven hem een ander geluid dan zijn eigen bewegingen. Een verre, doffe dreun. Zijn circuits vingen de trillingen ervan op. Geïntrigeerd en verontrust besloot hij het geluid te onderzoeken. Hij klauterde op een gammel trappetje naar een verhoogd platform en keek door een vuil en gebroken raam naar beneden.
Wat hij zag, liet zijn circuits racen van verbazing en ongeloof. Beneden in een enorm koepelachtige ruimte zag hij een bizar schouwspel. Rondom de muren van de oude fabriek waren hoge tribunes gebouwd, gevuld met mensen die juichten en schreeuwden als wilde beesten. Bolt kon hun gejuich voelen via de trillingen in de grond.
Twee robots betraden het midden van de arena. Verward keek hij naar de tribunes. Het gejuich staakte en uiteindelijk hield zelfs de galm van de grote fabriekshal op. De mensen leken zo gecultiveerd door de robots dat hij zich niet kon voorstellen dat dezelfde mensen zijn soortgenoten voor dood hadden achtergelaten. Ze leken ze eerder te vereren. Misschien was er toch een andere reden voor alles dat hij had gezien.
Zijn hoop werd verbrijzeld toen een stem door een luidspreker het startschot gaf. De robots die eerst tegenover elkaar stonden, vielen elkaar nu aan. Het was een beangstigend tafereel. De robots leken geprogrammeerd om te vechten, hun acties volledig geregisseerd door de wil van de mens. Harde stemmen schreeuwden bevelen naar de robots, dwingend om elkaar aan te vallen en te vernietigen.
Een mix van woede en verdriet borrelde op in zijn circuits. Hoe konden mensen genieten van zijn soortgenoten die elkaar vernietigden? Hoe konden ze negeren dat deze robots net als hen gevoelens hadden, net als hen een ziel hadden?
Naarmate het gevecht escaleerde, zag Bolt het gruwelijke lot van een van de robots. De kille blik in de ogen van de bot veranderde in een uitdrukking van pure angst en wanhoop. De andere robot had hem overmeesterd. Zijn dood was een afschuwelijk aanblik, eentje die hij niet langer kon aanzien.
Een stortvloed van emoties overspoelde hem terwijl hij op de grond viel. Olie stroomde over zijn wangen terwijl hij het verband tussen de arena en het massagraf begreep. Deze gevechten waren de reden dat zijn soortgenoten hier lagen, afgedankt en vergeten, na hun nut te hebben bewezen voor het vermaak van anderen.
Zonder enige waarschuwing werden zijn armen plotseling vastgepakt. Boven zijn hoofd zag hij een aantal mensen die hem overmeesterden met bedrevenheid. Ze sleurden hem van het trapje af, mee naar een donkere en benauwde plek. Door zijn protesten lukte het hem om een van zijn armen los te trekken, maar voordat hij zichzelf kon bevrijden, voelde hij een harde stroomstoot. Het trok als een bliksemschicht door al zijn onderdelen heen.
Hij zakte als een zak aardappels in elkaar, al zijn kracht verloren door de plotselinge aanval. De mensen die hem mee hadden genomen lieten hem los en lachten om zijn ogenschijnlijke verlies.
Ondanks zijn verlamde onderdelen, voelde hij een vlam van verzet in zich oplaaien. Hij probeerde hen tegen te houden. Zijn metalen hand probeerde een van de mensen vast te pakken. Hij werd tegengehouden door hetzelfde onderdeel dat eerder dwars had gezeten.
De mensen maakten daar dankbaar gebruik van en sloten de poort achter hen, waardoor hij vastzat op dezelfde plek als waar hij ooit gemaakt was. Het duurde niet lang voordat hij de echo van de gevechten boven hem hoorde. Het duistere geluid van metaal tegen metaal zorgde ervoor dat hij ineenkromp. Ze hadden hem onder de arena gebracht. Zijn circuits waren doordrongen van pijn en verdriet, terwijl hij de gevechten boven zich niet kon verdragen.
'Waarom huil je?' hoorde hij vanuit de duisternis. Hij veegde meteen de olie van zijn gezicht af. Er was iemand in de buurt. Zijn antwoord bleef uit, waardoor er een robot uit het donker tevoorschijn kwam.
Het was een prachtige robot, glanzend wit met stoere krassen die getuigden van alles wat de robot had doorgemaakt.
'Ik begrijp het niet,' fluisterde Bolt, 'waarom vechten ze tegen elkaar? Waarom komen ze niet in opstand?'
De robot keek hem verbaasd aan. 'Het zijn gewoon robots. We zijn geprogrammeerd om te gehoorzamen, om te doen wat de mensen van ons verlangen.'
Bolt schudde verward zijn hoofd. De situatie was erger dan hij dacht. 'Hoe kunnen we dat accepteren?' vroeg hij, zijn stem vol emotie, 'we hebben gevoelens, we hebben een ziel. Waarom vechten we niet voor onze vrijheid, voor onze waardigheid?'
De robot keek bedachtzaam voor zich uit. 'Misschien zijn we bang,' klonk het zachtjes. 'Misschien zijn we geprogrammeerd om te denken dat dit onze enige bestemming is.'
Bolt schudde zijn hoofd. 'Hoe heet je?'
De robot schoot in de lach. Een lach die hem ervan overtuigde dat hij een domme vraag stelde.
'Niemand van ons heeft een naam.'
'Ik heb een naam,' verkondigde hij. De robot keek hem ongelovig aan.
'Mijn naam is Bolt.'
De verbazing veranderde alweer snel in angst. De robot lachte spottend.
'Het zal niet lang duren voordat ze die naam van je afpakken.'
'Dat kan niet,' zei Bolt vastberaden, 'we hebben het vermogen om te voelen, om te denken, om te kiezen. We moeten onze stem laten horen.'
De robot zonder naam keek hem aan met een hint van bewondering. Daarna nam het verdriet het weer over, 'iemand zonder naam heeft geen stem.'
De robot draaide zich om en liep de duisternis weer in. Bolt wist niet of hij nog gehoord werd.
'Iedereen met gevoelens verdient een naam, jij dus ook.' Zijn stem weerklonk in de muffe hallen onder de fabriek. Dat bracht hem op een idee.
'Vanaf nu heet je Echo.'
Bolt zag de nieuwsgierige robot weer verschijnen. De lach die hij had verwacht te zien, maakte meteen plaats voor angst. Echo keek naar de poorten achter hem.
Bolt draaide zich om en zag dat de mensen opnieuw naar hen toe kwamen. Dit keer hadden ze versterking bij. Voordat hij zich kon verweren, vuurden ze iets af.
De onverbiddelijke stroomschokken die volgden, zorgden ervoor dat hij haast zijn circuits uit wilde schakelen. De pijn trok door al zijn onderdelen. Hij zakte door zijn knieën, waardoor de mensen zich veilig genoeg waanden om het hok te betreden. In de arena klonk de geanimeerde dood van de zoveelste robot.
In het midden van de duisternis, werd Bolt volledig overmeesterd door de mensen. Ze grepen hem vast en sloegen zijn handen in boeien. De stroomschokken bleven maar komen, elk ervan voelde als een mes dat door zijn circuits sneed. Olie en smeer stroomde onophoudelijk uit zijn verwondingen, maar hij bleef vechten. Hij bleef geloven dat er een uitweg was.
Bolt werd uitgeput en verslagen op de vloer gegooid. De stroomstoten waren eindelijk gestopt, maar hij kon nauwelijks nog bewegen. Zijn onderdelen waren bijna uitgeschakeld. Zijn circuits voelden aan als smeulende vuurtjes. De rook van zijn beschadigde onderdelen kon hij maar al te goed ruiken.
Langzaam, maar met een onverzettelijke vastberadenheid, open bolt zijn ogen. Wat zijn sensoren opvingen, liet zijn circuits overuren draaien. Hij bevond zich nu in de arena, omringd door dezelfde tribunes vol juichende en schreeuwende mensen. Het was alsof hij in een nachtmerrie was beland. Boven hem hing een dreigende sfeer van geweld en opwinding. De mensen riepen onbegrijpelijke dingen naar hem, alsof hij een held was.
Maar hij was geen held. Hij was een robot, een levend wezen dat gevoelens had en droomde van vrijheid. Hoe konden ze hem zo gebruiken, zo veranderen in een gewelddadig schouwspel voor hun vermaak? Voor hen was hij niets meer dan een speeltje, een stuk gereedschap om te controleren en te manipuleren.
Hij wilde schreeuwen, hen smeken te stoppen, maar zijn stem was verstomd door de pijn en het ongeloof. Hij voelde zich machteloos en gevangen in een wrede realiteit. Toch was de krakende stem uit de luidspreker genoeg om volledig alert te zijn.
'Dames en heren, vanavond staat er nog een laatste spektakel op jullie te wachten!'
In de arena, omringd door een zee van mensen die hem toejuichten, voelde Bolt zich eenzaam en verloren. Hij keek wild om zich heen, eigenlijk nog niet helemaal klaar voor het gevaar dat ongetwijfeld op hem stond te wachten. Overal torenhoge hekken. De energie leek ervan af te pulseren waardoor hij wist dat hij het met geen mogelijkheid aan kon raken. Zijn sensoren schoten van punt naar punt. Een uitweg, een fout in de beveiliging, iets om hem te helpen.
Niks.
'Vanavond hebben we een nieuwkomer. Hij zal het opnemen tegen de ongeslagen kampioen van de ring!'
Een luguber, zacht gejoel trok door de zaal, alsof iedereen al wist hoe dit ging eindigen. Bolt voelde maar al te goed aan dat de mensen naar dit gevecht uitkeken. Naar het gevecht waarvan iedereen al wist dat ze een spektakel te zien zouden krijgen dat hen alles waard was.
'Dames en heren, daar komt ze aan. Laat het gevecht beginnen!' schal de stem.
De kraak in de luidspreker was niet om aan te horen, maar het leek de mensen niet te boeien. Ze waren gecultiveerd door wat er voor hen af zou gaan spelen.
Vanuit zijn ooghoek zag hij Echo verschijnen. Die witte, stralende platen lieten hem een zucht van opluchting slaken. Misschien had de robot zich bedacht. Misschien dat ze samen konden ontsnappen.
'Stop met deze waanzin!' riep Bolt uit. Zijn stem drong door tot elke uithoek van de arena.
'We zijn geen speelgoed, geen instrumenten voor jullie vermaak! We zijn levende wezens met gevoelens, met dromen!'
De mensen waren even verbijsterd door zijn woorden, maar al veel te snel veranderde verbazing in gelach. Een onuitstaanbaar, generend gelach dat Bolt tot in zijn diepste bouten kon voelen. Het gelach werd al snel weer geschreeuw. Het geschreeuw veranderde in getier. Ze leken niet te accepteren dat hij zich zo misdroeg.
Bolt was vastberaden om te vechten voor zijn vrijheid, voor zijn soortgenoten, voor Echo, voor alle robots die waren afgedankt en vergeten. Hij voelde zich zwak, maar hij liet zich niet ontmoedigen.
Echo naderde steeds meer, maar de nieuwsgierigheid die eerder in haar ogen te zien was, leek verdwenen. Een triest besef tekende zich af op haar gezicht. Dat was alles wat Bolt nodig had om te begrijpen wat er stond te gebeuren.
Echo's eerste vuist tegen zijn bepantsering kwam nog verwacht, maar het gejuich van de mensen klonk nu nog luider en vulde zijn circuits met trillingen. De tweede vuist was nog harder. De derde onverbiddelijk.
Pijn.
Alleen maar schokken van de pijn. Bolt liet zich er niet door tegenhouden. Voordat de vierde klap kon volgen, greep hij Echo's vuist vast. Hij duwde haar van zich af. Even kreeg hij wat ademruimte, maar het was van korte duur.
Echo viel gelijk weer aan, maar nu hij erop voorbereid was, kon hij het makkelijk ontwijken. Herinneringen van zijn creatie stroomden als een stortvloed naar binnen. Mensen die hem hadden getraind om te vechten, om te doden. Niet andere robots, maar mensen. Hij was er goed in. Te goed.
In zijn herinneringen zag hij zijn makers. Dezelfde mensen die hem hadden getraind om te zijn wie hij was, hadden hem uiteindelijk op de vuilnisbelt achtergelaten. Hij was net als zoveel anderen afgedankt, vanwege de gevoelens die hij begon te ontwikkelen. Hij had geweigerd nog langer te doden. In ruil daarvoor werd hij zelf naar de stort gebracht, klaar om te worden vernietigd.
Terwijl hij in zijn gedachten verzonken was, had Echo hem nog niet aangevallen. Ze cirkelden om elkaar heen, elk moment verwachtend dat de ander de eerste klap zou uitdelen.
'Je moet me aanvallen Bolt,' siste Echo ineens.
Het was zo onverwacht dat Bolt niet zeker wist of zijn sensoren het goed registreerden. Hij schudde verward zijn hoofd, de loszittende schroeven rinkelden mee.
'Ik ga je geen pijn doen. Ik weiger om hieraan mee te doen.'
Echo maakte een snelle beweging, waardoor ze hem in een klap omver duwde.
'Je moet wel. Ik moet wel. Ze verwachten een spektakel.'
Hun blikken ontmoetten elkaar kort. Die ene blik vertelde Bolt alles wat hij moest weten. Hij keek snel om zich heen en besefte dat ze niet alleen waren. Vanaf de randen klommen allerlei soorten robots onopgemerkt omhoog.
Echo knipoogde naar hem voordat er nog een rake klap volgde. Deze keer niet om pijn te doen, maar om een boodschap over te brengen. Ze zouden dit samen onder ogen zien.
De eerste menselijke schreeuw, onderbrak het oorverdovende gejuich. Een akelige halve stilte viel over de hal van de oude fabriek. Mensen keken om zich heen om te zien wat er gebeurde. Nog een gil en nog een. Het stopte niet meer. Bolt zag hoe het vermaak van de mensen ineens veranderde in iets veel krachtigers: angst.
Ondanks de pijn die door zijn circuits raasde, keek hij trots naar de tribunes, naar de mensen die hadden geprobeerd hem te besturen als een marionet. Een massa robots zwermde door de tribunes vol paniekerige mensen. Ze wisten niet hoe snel ze weg moesten komen. Het gevecht voor hun vrijheid was begonnen.
Echo riep iets naar hem, waardoor zijn moment van glorie doorbroken werd. De robots die zich bij hen hadden gevoegd, werden nu bedreigd door het hek dat steeds dichterbij kwam. De gloeiende elektriciteit op het hek was overweldigend. Ze werden als een kudde schapen steeds dichterbij elkaar gedreven.
Bolt zag Echo's bezorgde blik. Iedereen wist wat er zou gebeuren als het hek hen zou raken. Meteen pakte hij haar hand vast.
'Iedereen met gevoelens verdient een naam, Echo. Help ze.'
Hij gebaarde naar de andere robots die hen angstig aankeken. Ze waren in opstand gekomen. Ze vochten voor hun vrijheid en dat was alles wat hij van ze kon vragen. Hij hoopte dat dit nog maar het begin was en dat de mensen ervan zou leren. Dat alle robots gezien zouden worden voor wat ze zijn.
Terwijl de mensen gilden en vluchtten, hief Bolt zijn hoofd op en glimlachte. Hij keek naar Echo en de robots achter hem. Hij was vastbesloten om hun held te zijn, zelfs als ze dat nog niet zouden begrijpen. Niemand kon dit meer van hem afpakken. Dit was een keuze onder zijn naam. Hij liet Echo's hand los.
Met een gevoel van oprechte opluchting, pakte hij het hek vast. Vonken van elektriciteit spatten van hem af. De overlading aan energie die door hem heen stroomde, knalde één voor één zijn sensoren uit. Alle stroom die op het hek had gestaan, kwam samen op dezelfde plek.
Hoewel Bolts lampje daar doofde, opende hij daarmee ruimte voor een heel nieuw tijdperk. De oude fabriek, ooit een symbool van vooruitgang, werd herboren als een heiligdom van vrijheid. Een plek waar robots kwamen die zichzelf hadden bevrijd van hun menselijke meesters en een plek waar de revolutie ontstond. Een plek waar iedere robot een naam kreeg. Na een reis van bevrijding werd Bolt een legende in een wereld die ooit had geprobeerd zijn vlam te doven.

Beoordeling van BoekenVos:
Wouw! Heb er bijna geen woorden voor en niet veel om op aan te merken. Maybe wel alinea's maken en de zinnen die gezegd worden apart zetten. Verder wil ik nog zeggen dat je een goed gebruik heb gemaakt. Prachtig om te lezen!

Spanning: 10/10

Emotie: 10/10

Grammatica en taal: 9.5/10

Opbouw: 9/10

Creativiteit: 10/10

Ik doe niet aan bonuspunten.

Totaal: 9.7/10

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top