Hoofdstuk 26

Een oorverdovende knal vult de gang. Met een ruk kom ik tot stilstand, voor ik besef dat het een deur is. Mijn ogen schieten naar Ruby. 'Dat hoorde jij toch ook, hè?' vraag ik, terwijl ik verder bij het tekenlokaal vandaan loop.

Ze knikt en een brede grijns verschijnt op haar lippen. 'Iemand hier is niet zo goed in verstoppertje.' Met grote passen beent ze richting het geluid.

'Waar kwam het vandaan? De trappenhuizen in de wiskunde vleugel? Die deuren gaan altijd zo luid dicht.' Zelf hadden we al ontdekt, als we moest rennen voor de pestkoppen, dat we die deuren moesten vermijden, simpelweg omdat je ze niet geluidloos kon sluiten, zelfs niet als je het probeerde. En dat hadden we heel vaak gedaan.

'Ik denk het.' Ruby's ogen schieten heen en weer voor ze verder open schieten. 'Daar is een nooduitgang. We moeten snel zijn.'

Ik knik en zet de sprint in. Het voelt vreemd om door de verlaten school heen te rennen. Niemand die ons in de weg zit, niemand die ons tegenhoudt of achtervolgd, gewoon wij tweeën die door het donkere gebouw rennen op jacht naar de decaan die alle problemen had op kunnen lossen. Normaal is het zo gevuld met leerlingen, zo druk dat je je nauwelijks een weg kan banen. Nu lijken de gangen zelfs te groot. Een lach ontsnapt me. Ik heb me nog nooit zo sterk gevoeld. Zo vrij en toch is er iets in me dat vreemd voelt. Ik druk het aan de kant; zie ons bovenaan de voedselketen staan.

Ruby trekt de deur van het trappenhuis met een ruk open. Met een zachte bons klapt hij tegen de deurstopper. Het glazen raam trilt na in zijn venster. 'Wie niet weg is, is gezien. We komen!' Haar kille stem galmt door de ruimte.

Er klinkt een echo van iemand die naar adem snakt. Met een grijns kijk ik Ruby aan. 'We zitten op de goede weg,' fluister ik. 'Hoever denk je dat ze naar boven gaat?'

Stap voor stap beklimmen we de smalle treden.

'Ze gaat het dak op en neemt de brandtrap. Docenten hebben daar de sleutel van,' fluistert mijn vriendin gehaast. 'Helaas zullen een paar ijzeren spijlen een kogel niet stoppen.' Ze heeft hier echt goed over nagedacht. Hoeveel weken loopt ze al door het gebouw te kijken naar elke potentiële uitweg? Hoe vaak was ik er bij?

'Dan moeten we opschieten,' zeg ik en ik verhoog mijn tempo.

In de seconden dat we de trappen beklimmen tot we bij de brandtrap komen, is het stil. Beiden focussen we op ons doel, dat zo dichtbij is, dat ik de penetrante parfumlucht kan ruiken. Het ruikt weeïg en zoet waar mijn maag zich van omdraait. Ik heb liever Ruby's kokos geur.

Ruby stapt als eerst het dak op. Inmiddels heeft de zon zich verruilt door een zwakke maan die ons nauwelijks licht biedt. De kleine lampjes van de stad om ons heen begroeten ons als duizenden neon sterren. Het is bijna mooi. Bij de deur waar we uitkomen, hangen twee lampen die aanspringen doordat de deur opengaat. Echt veel licht komt er niet van, maar genoeg om de deur te kunnen zien. Genoeg om twee lange schaduwen op het dak te maken.

Midden op het dak strompelt de decaan, haar hand stevig op haar zij drukkend. Het is dat het zo donker is, anders had ik het bloed tussen haar vingers door kunnen zien sijpelen.

Als laatste kom ik boven en zet ik mijn schoen tussen de deur, zodat wij tenminste nog terug naar binnen kunnen. Voor de zekerheid blijf ik wat achter staan, zodat mevrouw Withiam geen kans krijgt om langs Ruby te glippen en zich weer een weg naar beneden te banen. Dit is het laatste hoofdstuk van de voor beoordeelde decaan. Ze zal niet nogmaals ontsnappen.

'Scarlet, mag ik het pistool?' Ruby kijkt me met een kleine glimlach aan en strekt haar hand naar me uit.

'Blijf staan,' commandeert ze met een stem die me kippenvel geeft.

De vrouw draait zich geschrokken om, alsof het nu pas tot haar doordringt dat we hier echt staan en niet slechts hersenschimmen van de nacht zijn. 'Je hebt me gevonden,' zegt de vrouw treurig. 'Jij wint, Ruby.' Haar blik gaat naar mij. Ik kan niet precies lezen wat er op haar gezicht staat. Teleurstelling? Onbegrip? Of heeft ze zoveel pijn dat ze snakt naar verlossing?

Ruby glimlacht alsof het een compliment is. Langzaam heft ze haar wapen. Haar mouwen zitten onder de roden druppen. Ik weet niet of het verf of bloed is. 'Scarlet houdt ervan om mensen de kans te geven voor laatste woorden, dus heb je nog wat te zeggen?'

Haar blik schiet weer naar mij. Ik voel me betrapt, alsof ik hier niet hoor te zijn. Alsof ik als een klein meisje om het hoekje sta te gluren en mee te luisteren naar een gesprek van haar ouders.

De vrouw schudt haar hoofd. 'Ik wil geen woorden meer aan jou vuil maken,' zegt ze stellig. 'Ik heb alles al gezegd.'

'Omdat je gefaald hebt?' Ruby zet een stap dichter bij en haalt haar schouders op.

Ze beweegt een stapje naar achteren. Ze knijpt haar ogen dicht, als ze beweegt, vermoedelijk door de pijn. Om eerlijk te zijn... ik voel geen medelijden. Ze heeft ons net zo veel pijn gedaan. Misschien wel meer.

'Misschien dat dat jouw visie is.' De decaan slikt en fronst haar wenkbrauwen. Ik weet dat ze liegt, dat ze zichzelf probeert wijs te maken dat ze alles heeft geprobeerd. Misschien dat ze dat nodig heeft, maar ik geloof er niet in. 'Ik heb juist gehandeld.'

Weer trekt er een schok door me heen. Een onzichtbare hand lijkt mijn borst samen te knijpen. Ademen gaat ineens niet meer zo makkelijk en dat vrije gevoel toen ik door de gangen rende verdwijnt met Ruby's woorden. Wat als ze gelijk heeft? In hoeverre was dit mijn keus? Snel schud ik het idee van me af. Ik weet toch zeker dat ik door mijn eigen doen hier op dit dak sta. Ik ben de ijzeren brandtrap zelf opgelopen, ik hou mijn eigen voet tussen de deur en ik zou hem zo dicht kunnen doen. Ik zou kunnen ontsnappen. Een golf van misselijkheid overspoelt me. Nee, dat kan ik niet, al zou ik het graag willen. Ik kan het niet over mijn hart verkrijgen om Ruby achter te laten in de nacht die ze zelf heeft gecreëerd.

'Misschien heb ik je toch verkeerd ingeschat,' zegt mevrouw Withiam dan. 'Ik had eerder kunnen zien dat je de weg kwijt bent geraakt, Ruby. Je hoort niet op deze school, maar in een gesticht als het Sanctum.' Haar kaak verstrakt. Haar ogen boren dwars door mijn vriendin heen en heel even ben ik bang dat mevrouw Withiam Ruby wat aan gaat doen. Volgens mij is zij degene die de weg kwijtgeraakt is. Niet Ruby en niet ik.

'Misschien wel. Helaas kom je daar te laat achter, omdat jij ook niet op deze school hoort.' Ruby loopt langs de decaan heen, zodat de vrouw niet meer naar de uitgang kan vluchten. 'Elk ander had al lang gezien dat het hier binnen stormt.' Met haar vrije hand tikt ze tegen haar hoofd, een kleine rode vlek in haar haren achterlatend.

'Ik speel jouw spelletjes niet mee,' sist de vrouw, die langzaam wat stapjes terug zet. Haar hakken slepen over de grond. Vanaf mijn plek, vlakbij de deur, zie ik hoe de rand van het dak steeds dichterbij komt. Ik weet niet of ik Ruby moet waarschuwen, of dit haar plan is... Maar zelfs als ik het zou willen, lijkt mijn keel gesnoerd te zijn.

'Je bent je verstand verloren, Ruby,' sist de vrouw. 'Wachten op de dood zal ik niet doen.' Nog verder stapt ze achteruit. 'Ik ben benieuwd wat jouw "lezer" als einde kiest,' zegt ze nog, als ze nog verder achteruit stapt, tot haar hielen het kleine opstaande randje van het dak raken. Ze wankelt.


Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top