Hoofdstuk 1: Het groente veldje

Woensdag 18 maart 1254, Flurio


De zon kwam op. Het was nog donker en ik stond in mijn groentje veldje radijsjes uit te trekken. Een paar hongerige slakken en kevers kwamen op het eten af. Je wilt niet weten hoe snel die beesten kunnen zijn wanneer ze honger hebben. Ik gaf de radijsjes aan de dieren en verdeelde het overschot in mijn 2 gevlochten mandjes. De mandjes waren bijna vol. In de ene zaten alleen radijzen en in de andere zaten er ook andere groenten zoals komkommers, pompoenen en wortels.

Ik schreef het woord 'pioen' op mijn rechterhand, vouwde mijn handen samen in een soort kommetje en bracht het naar mijn mond. Heel zacht en voorzichtig blies ik in mijn handen. Het kietelde. Een aantal seconden later verscheen er een pioen in mijn handen. Heel traag opende de bloem zich. Er zat een piepklein elfje in. 

Ik schudde voorzichtig aan haar kleine schouder en maakte het elfje wakker. Ze wreef haar korte blonde haren die in de weg zaten aan de kant en opende traag haar amberkleurige ogen. Het elfje rekte zich uit en wreef in haar ogen. Pas daarna keek ze om zich heen. Het duurde even voordat ze doorhad waar ze was. "Chrisha!"

Helemaal wakker sprong het elfje op en begon me te knuffelen. Er kwam wit poeder van haar transparante vleugels af.

"Goedemorgen Netsui, heb je goed geslapen?" Netsui gaf me een dikke grijns en een duim omhoog als antwoord. Ze ging in kleermakerszit terug op mijn handpalm zitten en vroeg wat ze voor me kon doen.

Ik wees naar het mandje vol met radijzen. "Kun je deze aan de andere elfjes geven en ze vragen of ze me de speciale zaadjes terug kunnen geven?" Netsui knikte en tilde de mand met magie op. Zonder magie zou het onmogelijk zijn om zo’n zware mand op te tillen met een lichaam dat niet groter was dan mijn duim. Ze verkleinde het mandje en zwaaide naar mij. Daarna verdween ze weer in de pioen. Naar de wereld van de elfjes.

Ik blies nog een keer in mijn handen en de bloem begon uit een te vallen. De blaadjes verspreidden zich door de wind. Elk op weg naar hun eigen bestemming.

Ik begon verder in het veldje te werken. Nadat ik klaar was met alle voorbereidingen, verschenen er zaden in de gaatjes die ik gegraven had. De elfjes hadden de zaadjes teruggebracht. Zo voorzichtig als ik kon, begon ik aarde over de zaadjes te doen. Ik deed mijn best om ze niet te beschadigen. Ik wist maar al te goed dat ze door het minste dood konden gaan. Ze hadden de grootste zorg nodig. Het waren nu eenmaal geen normale zaadjes. Het waren magische zaadjes.

Vorige keer waren minstens 30 zaadjes doodgegaan omdat ze in de verkeerde grond zaten. Andere gingen er dan weer aan omdat ik ze te veel of juist te weinig water had gegeven. Dan had je ook nog die 50 zaadjes die gemuteerd waren en de 107 zaadjes die nog over waren, groeiden gezond en wel tot radijzen en andere groenten.

Tegen de tijd dat ik klaar was met mijn werk, was het bijna middag. De zon scheen haar licht op de plantjes. Ik zag het zaadje van een van de pompoenen al naar boven komen. Mijn harde werk werd beloond. Natuurlijk wist ik dat ik dit werk in een paar seconden klaar had kunnen hebben door magie te gebruiken, maar dat zou toch niet leuk zijn? Bovendien was het heel vermoeiend om magie te gebruiken. Alleen wanneer het niet anders kon, gebruikte ik magie.
Ik pakte mijn spullen bij elkaar en ging huiswaarts. Daar legde ik de komkommers in de zon om ze te laten drogen. Deze had een genezend effect. De pompoenen legde ik in de vriezer. Als je de pompoenen in de zon zou leggen voor meer dan een week, zouden ze giftig worden. Het was dus het beste om ze op een koude plek te bewaren.

Met de resterende groenten maakte ik mijn middageten. In de tuin genoot ik van het middagzonnetje en besloot dat het nog eens tijd was om naar het dorp te gaan. 

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top