†11†
De zon was op, maar Ailith wilde niet wakker worden en nestelde zich nog iets dichter tegen haar warmtebron aan. Ze viel bijna weer weg tot het moment dat ze zich realiseerde wat, nee wie, haar warmtebron was. Haar hart begon in haar borstkas als een razende te kloppen en ze durfde zich niet meer te bewegen terwijl ze het nog warmer kreeg dan ze het al had. Het ergste was misschien nog het moment dat Siron ook wakker werd en ze elkaar heel lang heel verbaasd aankeken zonder een centimeter te verplaatsen. Ailiths wangen werden langzaam helemaal rood en die van Siron ook waardoor ze dan eindelijk wat afstand van hem nam.
'Goede morgen,' zei ze ongemakkelijk en zag dat hij zijn bril opzette, maar haar niet meer aan durfde te kijken.
'Goede morgen,' zei hij terug, maar even ongemakkelijk als Ailith zich voelde. In stilte aten ze een ontbijt dat anders smaakte dan normaal. Waarschijnlijk omdat het brood redelijk bevroren was. Zonder al te veel te zeggen pakten ze daarna hun spullen in en begonnen met lopen. Ailith was blij met de beweging, omdat haar spieren daardoor warm bleven. Al werd haar hoofd alleen warm wanneer ze oogcontact met Siron maakte.
Ze hadden een half tijdperk gelopen toen Siron plots stilstond en over zijn bril in de verte keek.
'Wat is er?' vroeg Ailith en keek mee de verte in.
'Staat daar nu iemand in de sneeuw of zie ik dat verkeerd?' zei Siron en liep iets naar voren. Ailith volgde hem en zag nu ook iets in de verte.
'Volgens mij wel...' zei ze en er viel een sneeuwvlokje op haar neus. Een koude wind stak op en er vielen meer sneeuwkristallen naar beneden.
'Zullen we ernaartoe lopen of er van weg?' vroeg Siron. Ailith dacht na en probeerde door de sneeuw het silhouet van de vreemde nog te kunnen zien.
'Het ligt eraan of het een Egrima is of niet lijkt me... Maar dat kan je vanaf hier niet echt zien...' zei ze zuchtend, maar wilde stiekem wel weten welke idioot er in de sneeuw stond.
'Iets doorlopen dan?' zei Siron, maar twijfel was in zijn stem te horen. Ailith knikte en ze liepen iets door. De sneeuw werd steeds dikker, maar ze kwamen wel dichterbij de vreemde die met de rug naar ze toe stond. De vreemde had een mantel om en enorm lang wittig haar dat stevig in een vlecht zat en meegevoerd werd door de wind. Daarnaast merkte Ailith al snel dat de onbekende enorm lang was, zelfs langer dan Siron die al bijna twee koppen boven haar uit stak. Ze waren misschien tien meter van de vreemde verwijderd toen die zich plots omdraaide. Twee ijskleurige ogen, die steeds van kleur leken te veranderen, keken hen aan en bleven bij Siron hangen. Siron die terug keek, stond als bevroren en Ailith zag dat er in zowel de ogen van Siron als in die van de vreemde een glimp van herkenning lag.
'Caldre?' vroeg Siron langzaam en de vreemde knipperde een paar keer waardoor zijn witte wimpers opvielen die wel van sneeuwkristallen leken te zijn.
'Siron?' vroeg de vreemde, die dan wel Caldre moest heten, met heel veel verwarring. 'Wat doe jij hier? Hoe-' Hij wist duidelijk niet op de goede worden te komen en keek Siron vol verbazing en verwarring lange secondes aan.
'Ik dacht dat ik je nooit meer tegen zou komen...' zei Caldre uiteindelijk.
'Dat dacht ik ook over jou,' zei Siron en zette zijn bril wat steviger op de brug van zijn neus. Caldre's ogen vielen plots op Ailith en hij keek haar van onder tot boven aan.
'En wie is dit? Je vriendin?' Ailith en Siron keken elkaar aan en voelden beide al snel het bloed naar hun hoofd stromen. Siron lachte het weg.
'Eerder mijn reisgenoot, ze heet Ailith,' zei hij en zijn stem werd serieus. 'We zijn momenteel op de vlucht...'
'Voor de Egrima?' vroeg Caldre, Siron fronste.
'Ja, hoe wist je dat?'
'Niemand, behalve de krimin, komt vrijwillig in de bergen,' zei Caldre en Ailith zag dat hij in vergelijking tot haar niet heel warme kleren aanhad, waardoor ze zich afvroeg hoe hij het niet koud kon hebben. 'En meestal,' ging Caldre verder, 'zijn degene die hier komen op de vlucht voor de edelen.'
'Daar heb je een punt...' zei Siron. 'Maar waarom ben jij hier dan?' Caldre zuchtte.
'Ik denk dat ik dat beter op een plek kan vertellen waar jullie niet bevriezen...' zei hij daarop en keek ze vragend aan.
'Lijkt mij een goed idee,' zei Ailith met een glimlach. 'Maar vries jij dan niet dood?' vroeg ze daarna nieuwsgierig, omdat Caldre ''jullie'' had gebruikt in plaats van ''wij''. Caldre glimlachte.
'Nee,' was zijn antwoord. 'Daar doe ik niet aan.' Ailith fronste en Siron lachte. Caldre's glimlach werd breder en hij begon daarna te lopen.
'Volg mij,' zei hij. 'Behalve als je wil verdwalen natuurlijk.'
________
Ze volgden hem door de sneeuw die in hoeveelheid steeg hoe meer tijdperken er aan hen voorbij gingen. Door de aanwezigheid van Caldre praatte Ailith plots weer met Siron en kwam ze te weten dat de twee elkaar kende van de voorschool. Ze hadden elkaar in geen eeuwen meer gezien ook al had Caldre net als Siron een studie op de academie gevolgd.
'Ja, maar jij zat wel een jaar hoger,' zei Siron.
'En? Jij heb alles twee keer zo snel gedaan als ik,' zei Caldre daarop. 'Al was dat waarschijnlijk doordat jouw ouders zich te veel zorgen maakten over het feit dat je continu bleef niezen.'
'Ik had echt moeten volhouden dat ik gewoon voor altijd verkouden was...' zei Siron met een lach. 'Dat had het leven een heel stuk makkelijk gemaakt en werd ik nu niet achtervolgd door de Egrima.'
'We zijn er,' zei Caldre en wees naar een grot die nog net niet helemaal ingesneeuwd was. Net wanneer Ailith zich begon af te vragen hoe ze überhaupt naar binnen zouden moeten komen, werd een sneeuwtunnel zichtbaar die iemand net gegraven had.
'Goede morgen Caldre!' zei degene bij de sneeuwtunnel terwijl die de sneeuw van zijn kleren afklopte. Al had dat niet erg veel zin, om dat er nieuwe sneeuwvlokken vanuit de hemel er weer opvielen.
'Was je weer de pineut Gills?' vroeg Caldre en de man die Gills heette lachte.
'Ik denk niet dat ik Cheosomedo ooit tot dit klusje over kan halen,' antwoordde hij.
'Dat denk ik ook niet.' Gills ogen vielen op Siron en Ailith.
'En wie heb je meegenomen?' vroeg hij en wreef met zijn hand over zijn paarse baard heen.
'Siron en Ailith,' zei Caldre. 'Ze zijn beide op de vlucht voor de Egrima.' Gills fronste.
'Laten we ze dan maar snel naar binnen brengen,' ze hij en wenkte ze. Ailith en Siron volgden hem en Caldre sloot de rij.
De sneeuwtunnel was een stuk langer dan Ailith had verwacht en ze hoopte bij elke stap dichterbij het einde te zijn, want de continue duisternis stond haar niet aan.
'Het einde van de tunnel, mijn dame en heren,' zei Gills opeens en een zacht oranje licht verlichte plots ieders gezicht. Ailith knipperde een paar keer met haar ogen en keek vol verbazing rond. Dit had ze niet verwacht van een grot midden in de bergen. De grot was enorm en voelde ondanks de stenen muren heel knus aan. Aan de wanden hingen magiebollen en er lagen er ook een stel verspreid op de tafels die willekeurig over de ruimte verdeeld waren. Aan de rechterkant was een schattig keukentje en een doorgang naar een andere ruimte.
'Ga zitten zou ik zeggen,' zei Caldre en een Teylin die ergens in een hoekje een boek zat te lezen keek op naar de nieuwe bezoekers, ze glimlachte naar ze en ging toen weer verder in haar boek. Met z'n vieren gingen ze aan een ronde tafel zitten en Ailith kwam tussen Siron en Caldre te zitten en tegenover Gills.
'Kan ik jullie iets te drinken inschenken?' vroeg Gills. 'We hebben van alles, dus roep maar wat.' Ailith dacht na.
'Hebben jullie iets van chocolademelk?' vroeg ze verlegen, niet wetend of het te veel gevraagd was of niet.
'Natuurlijk,' zei Gills. 'Caldre zeker thee?' Caldre knikte met een glimlach. 'En jij?' vroeg hij daarna aan Siron.
'Chocolademelk lijkt me ook wel lekker,' zei hij en Ailith voelde dat ze rustig werd. Het was bijna alsof haar keuze daarmee goedgekeurd werd, maar de precieze reden van het gevoel kon ze niet helemaal omschrijven. Waarom zou ze goedkeuring van hem willen? Of was het eerder acceptatie? Haar verwarrende gedachten werden door Gills verbroken.
'Komt voor elkaar,' zei hij bijna als een ober en ging naar het keukentje toe om daar alles klaar te maken. Het moment dat Gills in de keuken stond kwam er iemand naar binnen door de doorgang bij de keuken. Het was een man met lang zwart haar, maar kort in vergelijking met Caldre's haar. Hij stopte in de deuropening en keek de twee vreemden in de grot aan.
'En wat heeft dit te betekenen?' vroeg hij en Gills keek om.
'Hey Cheo!' zei die opgewekt en kreeg een vernietigende blik terug. 'Cheosomedo, excuus.' De blik verzachtte iets, maar Cheosomedo was duidelijk niet iemand waar grappen over gemaakt konden worden, dat zag Ailith meteen. 'We hebben twee bezoekers,' ging Gills ongestoord verder. 'Siron en Ailith, als ik het goed onthouden heb.' Ailith knikte ter bevestiging, maar Cheo's blik behield zijn intensiteit.
'Ze zijn op de vlucht voor de Egrima,' zei Caldre en Cheosomedo keek hem aan.
'En hoe weet je of ze dat niet uit hun duim zuigen?' vroeg hij en liep naar de tafel toe.
'Ik ken Siron van vroeger,' zei Caldre rustig en Cheosomedo keek met samengeknepen ogen Siron aan die meteen rechter ging zitten.
'Ik denk dat we dit Gewn voor moeten leggen...' zijn hij uiteindelijk. 'Toevallig is ze er vandaag.'
Gewn? Dacht Ailith en fronste. Ze was nog nooit iemand tegengekomen met dezelfde naam als haar tante. Maar daarnaast zou het nooit haar tante kunnen zijn, die was tegen alles wat van het normale afweek en had Ailith al jaren vierkant uitgelachen met de verhalen over Goud. Ze zou nooit bij zo'n rare groep in een grot zitten, toch?
'Ik hoorde mijn naam?' werd er plots gezegd en Ailiths hart stond stil. De vrouw die door de ingang liep trok haar wenkbrauwen op. 'Nee maar!' zei ze verbaasd en lachte. 'Jullie zijn wel de laatste personen die ik hier had verwacht.'
Welkom bij mijn favoriete hoofdstuk ^^
Waar ik van houd, omdat dat begin hè xD
Ennnnn omdat ze eindelijk met z'n alle bij elkaar komen :D
Liefde naar Caldre en de andere krimin :3
Volgende week tentamens en daarna vakantie!!!! :D Een groot feest!
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top