3 Het lijk aan de klokkentoren

Inzending voor opdracht 3 voor de schrijf/coverwedstrijd van Boekenvos die ik ook hier wilde delen omdat ik veel plezier had met het schrijven van dit korte verhaal ^^

PROMPT: Er is een moord gepleegd in een dorp. Het lijk hangt met een touw om diens nek aan de plaatselijke klokkentoren. Niemand weet wie het gedaan heeft.

Woorden: 4 091

- 🏜 -

De zon rees traag omhoog. Haar warmte was nu nog verborgen door de laatste sluiers van de nacht, maar zou al snel door het zand gedragen worden. Tuckerhallow was bekend met het stuivende zand, de weinige planten die het houden kon en de hitte die het elke dag bracht. Toch wist de nederzetting al jaren stand te houden en een rustig bestaan te leiden. Dat was tot de ochtend de dorpsbel oorverdovend klonk. Die dag werd het rustige leven op zijn kop gezet en werd de plek onder de klokkentoren door elke inwoner van het kleine plaatsje gevuld. Alle ogen waren omhoog, maar het was niet de klok waar ze naar keken. Net daaronder aan een touw bungelde het lijk van Winley Vauss, zoon van Gilbert Vauss die met een opgeblazen gezicht naar boven keek.

"Mijn zoon!" riep hij uiteindelijk uit toen zijn gezicht niet roder leek te kunnen worden. "Wie heeft mijn zoon vermoord!" Hij trok zijn gezicht weg van het bungelende beeld en keek vol woede naar de dorpsbewoners achter hem. "Wie van jullie heeft mijn zoon dit aangedaan!" Zijn schreeuwen leek iedereen uit de trance te halen waarin het lijk ze getrokken had. Nu was alle aandacht naar Gilbert die zijn vuisten al klaar had om de moordenaar in elkaar te slaan. "Kom naar voren, vuile lafaard! Ik zet je betaald voor dit!" Hij verplaatste zijn gewicht van zijn ene naar de andere voet, maar hij stopte in zijn bewegingen toen zware stappen vanachter de onbewogen groep vandaan kwamen. In een organische beweging gingen alle hoofden naar achteren. Ben Nelson, de niet al te snuggere winkelier, dacht voor een moment dat de moordenaar naar voren was gestapt. Dat er een gevecht zou komen, maar zijn enthousiasme werd al snel door een fluistering van zijn vrouw Marguerite weggeschoven.

"De sheriff," bracht ze uit, iets wat door anderen al snel beademd werd.

"Sheriff McConley" zei Vauss en hij snelde naar hem toe. "Er is iets vreselijks gebeurd!"

De stappen stopten, maar het geluid ervan werd vervangen door het wapperen van een gehavende cape in de wind. Roze rook voer met de lucht mee, maar niet voor het lichtjes de rand van de hoed aan had geraakt. De half vreemde stilte werd pas echt verbroken toen de sheriff zijn peuk op de grond gooide en die hardhandig met zijn voet uitdrukte. De roze rook krulde als vraag om genade nog even om de donkere laars, maar de sintel was al zonder omkijken van het leven ontnomen. Het enige gloeiende wat er nu nog was waren de koude, oranje ogen die brandden in de schaduw van de door schoten aangetaste hoed.

"Wie heeft hem gevonden?" kraakte de stem van McConley over iedereen uit. Het was ijzig stil in de brandende zon tot er een jochie, niet ouder dan zes, naar voren struikelde.

"Ik, meneer de sheriff," zei hij, zijn handen friemelden met elkaar voor zijn lichaam. De sheriff keek hem vanonder de rand van zijn hoed aan, ging met zijn hand naar zijn binnenzak en haalde een nieuwe peuk tevoorschijn. Een paar tikken van een aansteker later sliertten nieuwe rookwolkjes om zijn hoofd heen. De sheriff was duidelijk verslaafd aan het beeld wat de rook gaf, want de nicotine was niet iets wat zijn schroeven en bouten steeds lieten verlangen naar een nieuwe sigaret.

"Jij hebt hem gevonden, Mason Walsh?" vroeg hij en zette een stap naar het kind toe. De roze rook verduisterde nu bijna zijn hele gezicht, maar de ogen bleven als kleine zonnen erdoorheen branden. Mason knikte wat angstig. "Hoe kwam het dat jij hem vond?"

"Bij God," fluisterde Ben tegen zijn vrouw. "Hij denkt dat Mason het gedaan heeft. Hij denkt dat een kind-" Marguerite gaf hem een tik tegen zijn bovenarm aan om hem te sussen.

"Zoals u weet is mijn vader de klokkenluider," vertelde Mason met piepende stem, "ik zou hem deze ochtend helpen de klok schoon te maken. U weet hoe belangrijk mijn vader dat vindt dus ik wilde vroeg naar boven om al te beginnen, maar er klopte iets niet. En ik dacht al dat het vreemd was dat het reserve klokkentouw niet op de goede plek hing. Mijn vader vertelt vaak hoe belangrijk het is een tweede in de buurt te hebben, we kunnen natuurlijk niet hebben dat de klok niet luidt de zondagochtend. Maar toen ik zag dat er dus niet een was, wist ik dat dat niet moest en toen zag ik-" de jongen slikte, plots stil na zijn lange woordenstroom, "het lijk, meneer de sheriff."

"Juist," zei McConley. Hij zoog een deel van de rook naar binnen, de rest ontsnapte naar buiten door de kieren en gaten van zijn gezicht. Zijn even roze ogen keken rond naar de inwoners van het kleine dorp. "Dus iemand hier heeft hem daar opgehangen met het doel dat die gevonden zou worden."

"Iemand heeft hem vermoord!" riep Gilbert uit. "Iemand heeft barbaars mijn zoon van mij genomen!" De sheriff liep nu naar de voet van de klokkentoren toe.

"Vauss," zei hij, de man schrok duidelijk door de plotse aanspraak, "maak jezelf nuttig en help me je zoon naar beneden te halen. Daarna kunnen we op zoek naar wie zijn leven genomen heeft."

"Het is vast die reiziger geweest," zei Marguerite en ze zette een stap naar voren om de aandacht van de inwoners van Tuckerhallow te krijgen. "Die is weggereden met de kennis dat we hem dan nooit meer achterna zouden kunnen gaan."

"Dat is altijd een optie, mevrouw Nelson," zei McConley, "maar voor ik meer bewijs heb zal iedereen hier verdacht zijn." Marguerite snoof.

"Ook de kinderen?" vroeg ze.

"Een ongeluk zit in een klein hoekje," zei de sheriff duister terwijl de roze rook maar om zijn hoofd bleef kolken. "Pas als ik alles heb wat ik nodig heb gaan we zien wie onze reiziger zal moeten volgen."

Het lichaam van Winley Vauss werd met gepaste voorzichtigheid van de klokkentoren naar beneden gehaald en aan de voet ervan neergelegd. De schaduw van de toren leek er als een afbakening omheen te liggen waar niemand behalve de sheriff en Gilbert Vauss durfde te komen.

"Kan je niks zien dan, met die ogen van je?" vroeg Gilbert.

"Specificeer dat, meneer Vauss."

"Je bent een robot, kun je niet aan mijn zoon zien wie het heeft gedaan?"

"Nee, Vauss, dat kan ik niet, dat staat niet in mijn programma," antwoordde McConley. "U moet wat minder naar Alda's praatjes luisteren. Ze is geprogrammeerd leugens te verspreiden."

"Ik ben Ben Nelson niet," bracht Gilbert met opgeblazen wangen uit. "Wat zij vertelt, geloof ik niet." De sheriff gaf een enkele knik en bekeek de beurze nek van het slachtoffer, het touw had duidelijk zijn werk gedaan, maar de kleerscheuren zeiden wat anders.

"Maar hoe wist je het dan van Bentley?" vroeg Gilbert die nooit veel om stilte gaf. De tranen uitbarsting toen hij zijn zoon los van het touw had gemaakt was zelfs zo luid geweest dat de sheriff geluidspieken binnenkreeg die voor een moment een storing in zijn luisterapparatuur had weten te veroorzaken.

"Die had plots een wapen op zak wat niet van hier kwam," antwoordde McConley terwijl hij Winley's jas wat opzij schoof om verdere beschadiging eraan te kunnen waarnemen. "Ik kon hem het dorp niet onveilig laten maken."

"Ja, hij had daar wel twee keer over na mogen denken," brieste Gilbert. "Die idioot dacht dat hij wat kon betekenen hier, nou dat had hij dus mis. Daar hebben we jou voor. Onze J4Y McConley, sheriff van Tuckerhallow. De beste die we tot nu toe gehad hebben." McConley liet zijn blik van de jas naar de klokkentoren gaan. Ergens wezen alle aanwijzingen naar dat er iets meer gaande was, maar er was iets wat hij miste. Hij stond op, haalde zijn sigaar voor een moment uit zijn mond en liet de rook samen met zijn processen even ronddraaien.

"Zorg dat niemand aan het lichaam komt," zei hij toen de peuk weer terug in zijn metalen mond lag.

"Ik laat niemand mijn zoon aanraken!" bracht Gilbert uit alsof hij meerdere wapens op zak had, waar het er maar één was, gepaard met weinig schietervaring. Het liet de sheriff enkel noteren dat hij nu één stoorzender minder had dan eerst.

De robot verplaatste zijn voeten naar de kleine, maar knusse bar die Tuckerhallow had. Alba stond zoals gewoonlijk net voorbij de ingang en ze gaf, het moment dat de sheriff binnen liep, hem een chip tussen haar roestige vingers aan.

"Een bericht?" zei McConley toen hij het voorwerp overnam en in de zijkant van zijn nek stopte.

"Heb ik je ooit iets anders gegeven?" vroeg Alba terug en ze liet haar blik de bar in gaan. "Ik zou erbij gaan zitten als ik jou was." J4Y knikte, haar opmerking ging over het bericht wat ze gegeven had. Er was een specifieke groep van inwoners samen gaan zitten. Met gedreven stappen liep hij naar de juiste tafel toe waar de dames van het dorp een bijeenkomst hadden.

"Zou ik erbij mogen zitten?" vroeg hij. De ogen die in diepe gesprekken gebonden zaten, kwamen los en werden op hem gericht.

"Ah, als het de sheriff niet is," bracht Poppy uit. Als een van de nieuwste bewoners van Tuckerhallow liet ze haar ogen nog altijd nieuwsgierig over hem heen gaan. "Natuurlijk, neem plaats Jay. Is het goed als ik je Jay noem?"

"Zolang ik aan deze tafel zit," zei de sheriff daarop en hij pakte er een stoel bij. "Maar ik zeg jullie nu dat ik hier niet voor de gezelligheid ben."

"Daar is niemand hiervoor," zei Marguerite, "Winley is nu eenmaal vermoord."

"Het was die reiziger, ik weet het zeker!" kwam Jennie ertussen, haar hand lag op haar pistool, klaar om haar verdachte neer te schieten als die nu binnen zou komen.

"Rustig aan, Jennie," zei Estelle die naast haar zat. "Zo meteen denkt onze sheriff dat jij het gedaan hebt met jouw moordlustigheid." Haar ogen gingen behoedzaam naar McConley die momenteel zijn peuk op de tafel uitdrukte, maar haar blik niet miste.

"Momenteel is iedereen verdacht," zei hij, "maar ik probeer hier eerst het verhaal aan elkaar te weven. Wat gebeurde er voordat hij aan de klokkentoren hing? Met wie was hij gezien, met wie sprak hij?" De dames waren even stil en keken elkaar om de beurt aan. Daarna boog Poppy naar voren.

"Jennie heeft misschien gelijk," zei ze, "want ik heb hem gister veel met de reiziger zien praten."

"Hm, maar niet alleen met de reiziger lijkt me."

"Ook met Dallas Walsh, onze klokkenluider, misschien zit hij wel in het complot." Een paar tandwielen begonnen bij de sheriff te draaien.

"Maar waarom zou hij het lijk dan aan de klok ophangen?" vroeg Estelle terecht. De tandwielen staakten hun bewegingen.

"Omdat Dallas hem gevonden zou moeten hebben," zei McConley en hij stond op. "Bedankt voor jullie tijd, dames. Ik ga familie Walsh eens een bezoek brengen."

De klokkenluider familie woonde, zoals ieder zou verwachten, dicht bij de toren zelf. Het kleine huis leek ernaar op te kijken in de half verzakte staat waarin het zich momenteel bevond. Zelfs als J4Y McConley niet had geweten waar Dallas Walsh had gewoond, dan was dat nu duidelijk gemaakt door Ruby Walsh, de vrouw van de klokkenluider.

"Mason Walsh!" riep ze naar haar zoon. "Als ik zeg dat je terug moet komen, kom je terug!"

"Ik kom pas terug als papa stopt met huilen!"

"Mason!" riep Ruby Walsh ontdaan. "Dat is geen reden om weg te lopen."

"Papa mag janken zonder mij," zei Mason en draaide zich nu om om echt weg te rennen, maar zijn sprint werd snel door metalen benen onderbroken. De sheriff keek naar de grond waar het jochie nu op zijn kont lag.

"Meneer de sheriff!" bracht hij uit met rode wangen. McConley stak een sigaar aan en roze rook omringde al snel zijn gloeiende ogen. De jongen leek er even door bevangen te zijn wat zijn moeder de tijd gaf naar ze toe te komen en haar zoon bij zijn arm te pakken. Ze gaf hem een strenge blik voor ze naar McConley keek.

"Is er iets, sheriff?" vroeg ze. De roze rook gleed zachtjes naar haar toe, maar ze deinsde niet terug voor de wolken die haar gezicht raakten.

"Ik zou graag met uw man willen spreken," zei McConley en hij blies via de zijopeningen van zijn metalen gezicht meer rook naar buiten. Sommige slierten klommen door de gaten van zijn hoed, anderen voegden zich bij de roze mist die Ruby's kant op zweefde.

"Mijn man heeft rust nodig," zei mevrouw Walsh met een harde blik in haar ogen. De grip op Masons arm werd daarmee ook sterker.

"Mam, je doet me pijn," piepte die.

"Uw man wordt verdacht van moord." Ruby snoof.

"Weet je zeker dat je Dallas Walsh dan zoekt?"

"Vrij zeker," antwoordde McConley.

"Mám," kwam Mason ertussen, Ruby's hoofd schoot zijn kant nu op.

"Wat, Mason?"

"Je doet me pijn." Ruby's grip verslapte iets, maar ze liet hem niet los.

"Dan had je beter moeten weten dan weg te lopen."

"Maar mam." Ruby knielde voor hem neer, maar voor ze iets zei ging haar blik nog kort naar J4Y.

"Mason, misschien als je het aardig vraagt, wilt onze sheriff zo aardig zijn om papa te laten stoppen met huilen." Mason keek wat aarzelend naar de robot. Daarna knikte hij.

"Meneer de sheriff?" McConley staarde hem aan. "Zou u mijn vader kunnen laten stoppen met huilen?"

"Als dat betekent dat ik met hem mag praten," zei de sheriff, maar zijn ogen waren op Ruby gericht. Ze hield haar gezicht in een strakke plooi. "Zal ik mijn best doen." Hij zette zijn eerste stappen langs het tweetal naar het huis toe, maar voor hij de deur openduwde had Ruby nog wat te zeggen.

"Mijn man is onschuldig," zei ze bitter.

"Daar komen we op één manier achter, mevrouw Walsh," zei de sheriff en hij stapte naar binnen.

Het was een kleine woonkamer waar hij binnen stapte. Alles stond vol met houten meubels die al vele jaren gebruikt waren. J4Y bleef even bij de deur staan zodat de rook het plafond even aan kon raken. Daarna volgde hij het zachte snikken dat van een achterkamer kwam. Zijn laarzen klonken zwaar over de houten vloer en deden het huis kraken alsof het de bewoner wilde waarschuwen van zijn komst.

"Dallas Walsh." De man schrok op bij het horen van zijn naam. Daarvoor leek geen enkel geluid tot hem door te zijn gedrongen, terwijl hij met zijn hoofd in zijn handen ineengedoken op een kruk had gezeten.

"Sheriff McConley," bracht de klokkenluider uit, zijn ogen angstig op de robot die nu achter hem stond. Hij probeerde uit alle macht zijn tranen weg te halen en hij stond in een rappe beweging op. Zijn haar zat warrig, maar zijn ogen stonden warriger terwijl Dallas er ergens presentabel uit wilde zien tegenover de beschermheer van het dorp. "Wat doet u hier?"

"Ik denk dat je dat wel weet," antwoordde McConley en hij haalde zijn sigaar even uit zijn mond. "Misschien is het beter als je weer gaat zitten." Dallas leek te twijfelen, maar liet zichzelf uiteindelijk terug op de kruk vallen. McConley pakte de enige andere kruk van de kleine kamer erbij om tegenover hem plaats te kunnen nemen. Hij wist dat het niet gepast zou zijn op het bed, dat tussen twee muren geperst was, te gaan zitten.

"Ik heb het niet gedaan, ik zweer het," bracht Dallas uit en de tranen liepen weer over zijn wangen heen, zoveel voor ze weggeveegd te hebben.

"Iedereen is momenteel mijn verdachte," zei McConley en verzweeg zijn eerdere vermoedens van de dag. "Dus ik ben hier voor jouw verhaal."

"Mijn verhaal?" vroeg hij en slikte merkbaar. Zijn ogen gingen van links naar rechts alsof hij wilde controleren of er ergens luistervinken zaten. Weer slikte hij. "Ik heb hem niet vermoord, dat moet u geloven."

"Begin dan eerst met vertellen waarom ik dat geloven moet," zei de sheriff rustig en Dallas beet op zijn lip terwijl zijn ogen naar de grond gingen.

"Hij is mijn beste vriend, waarom zou ik mijn beste vriend vermoorden?" zei hij.

"Ik kan genoeg redenen bedenken." Dallas' blik schoot omhoog.

"Ik heb hem niet vermoord!" bracht hij nu met meer kracht uit. Tranen begonnen weer uit zijn ogen te vallen. "Ik hield van hem!" McConley liet bedenkelijk de rook rond zijn hoofd kringen.

"Als een broer?" vroeg hij ondanks dat hij plots nieuwe vermoedens had.

"Ja, natuurlijk," hakkelde de klokkenluider, maar de sheriff wist genoeg.

"Duidelijk," zei hij en hij stond op.

"Waar gaat u heen?"

"Als de moord een ongeluk zou zijn geweest zou je verdacht blijven," antwoordde McConley. "Maar dat is het zeker niet. Ik heb anderen om mee te praten." Zonder verder iets weg te geven verliet hij de kamer. Dallas staarde hem vol verwarring na.

McConley liep met grote passen langs Ruby die Mason nog steeds op zijn plek aan het zetten was en regelrecht naar de toren toe waar Vauss nog steeds stond. De sheriff werd door meerdere ogen gevolgd, maar er was niemand die hem aansprak tot Gilbert hem opmerkte.

"Heb je de moordenaar al gevonden?" vroeg hij willig.

"Nee," antwoordde McConley. "Maar ik heb wel een vraag voor je."

"Wat is het?" vroeg Gilbert, nog steeds met diezelfde willigheid ondanks dat er nu een frons tussen zijn wenkbrauwen stond.

"Wat weet je van Winley's vrienden?"

"Zijn vrienden?" Gilbert neuriede even tijdens zijn nadenken. "Die jongen maakte er te veel," was het uiteindelijke antwoord.

"Hoe was hij met Dallas Walsh?" Vauss lachte.

"Dat hoef je toch niet te vragen? Die twee konden niet zonder elkaar, dat weet iedereen. Ik heb Dallas meer dan vaak zien komen helpen in de stallen om Winley gezelschap te kunnen houden." McConley's tandwielen begonnen langzaam weer te draaien en de rook bleef voor een lange tijd in zijn mond hangen. "Soms zou ik denken dat Dallas bij ons werkte in plaats van dat hij de klokkenluider was." McConley blies zijn rook eindelijk uit, roze omringde zijn ogen.

"En vijanden?"

"Winley had geen vijanden," zei Gilbert. "Niet meer sinds je Bentley neer hebt geschoten." De tandwielen stopten met draaien en J4Y keek weer naar boven, naar de klokkentoren. Wie zou het lijk als eerste zien? Wie zou het lijk als eerste gevonden moeten hebben? McConley keek naar achteren, naar het huis waar hij vandaan was gekomen. Hij zette er een stap heen. Wie was er altijd als eerste wakker om de klokken te controleren? Nog een stap. Wie was elke dag bij de toren te vinden? Nog een stap. Ruby was met Mason naar binnen, maar er waren genoeg dorpsbewoners die naar hem keken terwijl hij zijn weg naar het huis maakte. Er was een vraag die McConley Ruby moest stellen. Er was een belangrijke vraag die zijn tandwielen had laten stoppen.

"McConley." De robot stopte een paar kleine meters voor het huis. De wind stak weer op en greep klauwend aan zijn mantel. Zijn brandende ogen keken naar Marguerite Nelson. Haar haar werd meegevoerd door de wind, haar rokken speelden wapperend mee.

"Mevrouw Nelson," zei hij als uitnodiging om haar verder te laten spreken.

"Ik zou niet naar binnen gaan als ik jou was." Nu draaide de sheriff zich volledig naar haar om. De rook van zijn bijna uitgebrande sigaar werd langs zijn lichaam getrokken.

"Er zijn niet veel andere keuzes." Marguerite gaf hem een harde blik, dezelfde die Ruby hem eerder die dag had gegeven. "Behalve als jij me kan vertellen wie het gedaan heeft."

"De reiziger," zei ze met zo'n overtuiging dat de sheriff haar geloofd zou hebben als er niet nog een vraag was waarvan hij het antwoord nog wilde hebben.

"De reiziger is ver," zei de robot en hij gooide zijn peuk naar de grond. Zijn voet verpletterde het laatste vuur al snel. "De moordenaar is hier." Marguerite snoof.

"Waar is je bewijs?" McConley stapte met beheerste stappen naar voren tot hij recht tegen over haar stond.

"Dat ben jij," zei hij, pakte weer een nieuwe peuk uit een binnenzak en stak hem aan. Roze rook plakte al snel aan zijn gezicht. "Anders zou je niet zo hard zeggen dat het de reiziger was, mevrouw Nelson."

"Is Jennie dan niet meer verdacht?"

"In dat geval zou zij hier nu staan."

"Dus je denkt dat ik Winley heb vermoord?"

"Nee, ik denk dat je de moordenaar beschermt." Marguerite keek hem nog steeds met een harde blik aan. Ze wilde haar mond opentrekken voor een weerwoord, maar een ander was haar voor.

"Marguerite? Heb jij Winley vermoord?" vroeg Gilbert dreigend, maar Nelson liet zich niet kennen.

"Nee, maar ik overweeg jou neer te schieten," zei ze en ze haalde een pistool uit haar rokken tevoorschijn. Gilbert deed eerst een stap naar achteren, maar haalde erna, met glibberige handen, ook zijn wapen tevoorschijn.

"Ik heb ook een pistool," zei hij terwijl de loop ervan trilde. McConley duwde met een kalme hand het bibberende wapen naar beneden en keek Marguerite aan.

"Ik kan ook kiezen u voor de moord op te pakken."

"En Ben alleen laten? Die man redt geen dag zonder mij." McConley blies zijn rook uit het moment dat een nieuwe speler aan het gesprek deelnam.

"Marguerite, wat is er aan de hand?" vroeg Ruby Walsh.

"Er is een kleine onenigheid," antwoordde mevrouw Nelson, haar blik naar Ruby toe, maar haar pistool nog steeds op Gilbert gericht. McConley haalde zijn hand van Vauss' pistool af en richtte zijn aandacht nu op mevrouw Walsh.

"Ik heb nog een vraag voor u," zei hij kalm.

"Een vraag," zei Ruby en ze zette haar handen in haar zij. "Wat mag het zijn dan?" McConley liet zijn gezicht weer met de rook vullen.

"Wist u van de affaire?" Van iedereen die in de buurt van de sheriff stond, was Gilbert de enige die geschrokken naar hem keek.

"De affaire?" vroeg hij, rood aangelopen. Het pistool van Marguerite weerhield hem er enkel van een andere opmerking te maken door in zijn wang te liggen.

"Ja," zei Ruby, "en wat dan nog? Hij is nu dood, dus daar heb ik geen last meer van." Nu steeg er gefluister op van rond het plein. De luistervinken waren nog niet van hun plaats gevlogen.

"Dus dan geeft u het toe?" Er kwam een onplezierige lach op haar lippen.

"Het was zijn eigen schuld," zei ze. "Had hij zijn handen maar thuis moeten houden." Marguerite knikte instemmend.

"Mijn zoon had wat?" piepte Gilbert in een kleine stem die meteen wegviel door een por van Marguerites loper. McConley liet de rook zijn hele gelaat bedekken terwijl zijn tandwielen weer begonnen te draaien.

"Hoe kwam u erachter?" Ruby liet een enkele, maar harde lach horen.

"Dat hooi moest ergens vandaan komen," zei ze. "En altijd maar naar de stallen gaan wanneer die beesten al lang en breed goed verzorgd waren. Weet je, sluit me maar op. Het maakt me allemaal niet meer uit. Ik heb gedaan wat ik wilde doen en ik heb er geen spijt van."

"Dan mag u meekomen, Ruby Walsh," zei McConley, maar hij liet zijn blik nog een keer naar Marguerite gaan. "U wist er ook van, mevrouw Nelson." Marguerite keek weg en ze liet met tegenzin haar wapen zakken.

"Ik had gehoopt dat je achter de reiziger aan zou gaan," zei ze en ze bewoog haar wapen weer omhoog, deze keer op de sheriff gericht.

"Marguerite," zei Ruby, "het is goed zo."

"Weet je het zeker? Ik schiet met genoegen door het hoofd van deze roestbak."

"Ik vrees dat ik je dat niet kan laten doen," zei McConley daarop en hij had nu ook zijn wapen tevoorschijn gehaald. Marguerite had tot nu toe nog geen angst getoond, maar haar ongenoegen was nu duidelijk op haar gezicht af te lezen toen McConley's arm zich in een tel had omgetoverd naar een gevaarlijk schiettuig. Niet alleen zij deinsde wat naar achteren, maar elke omstander leek zich plots te willen verschuilen. McConley beet hard zijn sigaar in en transformeerde zijn andere arm nu ook tot een wapen dat op Ruby kwam te liggen. "Ik verzoek u vriendelijk u naar de cel te verplaatsen," zei hij en keek daarna naar Marguerite. "En ik verzoek u vriendelijk om uw wapen te laten zakken." De dames keken de robot voor een moment aan, maar gaven uiteindelijk met tegenzin in. Ze konden het niet winnen, voor nu dan. In hun ogen stonden al duidelijk plannen om de ster van de sheriff van zijn cape te halen.

- 🏜 -

Funfact: het moment dat ik bedacht dat de sherif een robot was, kon ik niet meer stoppen met schrijven hahahah

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top