Hoofdstuk 11

Ik doe mijn ogen open. Mijn hoofd doet vreselijk veel pijn. Als ik op wil staan merk ik dat ik vastgebonden zit. Angstig probeer ik om hulp te schreeuwen, maar dat gaat ook niet; er zit tape op mijn mond geplakt. Ik kijk om me heen en zie dan dat het al donker is buiten. Ik zit in de keuken waar ik ook werd neergeslagen. Ineens beweegt er een schaduw voor me die langzaam dichterbij komt. Ik zie ijzer glimmen in het weinige maanlicht dat door het raam valt en in paniek probeer ik los te komen van de stoel. Maar dat gaat een beetje mis; ik val om op de stoel en blijf dan zo liggen. De persoon trekt mijn stoel weer rechtop en kijkt me dan strak aan. Ik zie dat het een meisje is. Ze heeft ongeveer hetzelfde haar als ik en groene ogen. Ook heeft ze een litteken dat langs haar oog loopt.



Ze komt vrij dicht bij mijn gezicht en kijkt me aan met woedende ogen. 'Jij bent een van hen, is het niet?' sist ze. Ik neem aan dat ze Alina en de rest bedoelt. Ik knik bang en ze wijst naar haar oog. 'Dat is wat jullie doen! En mijn familie doden!' schreeuwt ze in mijn gezicht. Ik voel haar woede zo hard aankomen dat ik ervan begin te huilen. 'Hou je kop dicht! De enige die hier het recht heeft om te huilen ben ik!' roept ze. 'Maar dat doe ik niet. Want jullie vinden het blijkbaar heel erg leuk om te zien hoe de mensen bang voor je zijn,' vervolgt ze zacht. Het blijft even stil en dan wijst het meisje naar haar oog. 'Zie je dat? Dat heeft één van je achterlijke vriendjes gedaan,' zegt ze. Ze draait zich voor de helft om en trekt haar trui bij haar nek iets naar beneden. Ik zie een kras langs haar nek naar beneden lopen. Dan draait ze zich weer helemaal om naar mij. 'Wat zouden je vriendjes ervan vinden als ik jou zou doden?' grijnst het meisje. Ik kijk haar doodsbang aan en schud nee met mijn hoofd. Ze bekijkt me even goed. 'Jij lijkt niet op je vriendjes,' mompelt ze. 'Jij bent banger, kleiner. Hoor je wel bij hen?' vraagt ze. Ik knik. 'Ik wil je best laten leven en los maken, maar dan moet jij me drie dingen beloven,' zegt het meisje. Ik knik hard. Langzaam komt ze nog dichterbij. 'Ten eerste: je blijft altijd bij mij. Als ik je ook maar een seconde uit het oog verlies ga je eraan. Ten tweede: je zorgt voor mij. Onder andere eten maken en mijn kleren wassen en shit als dat. En ten derde...' Ze blijft even stil. 'Ik wil dat je mij naar je vriendjes brengt. Dan kan ik ze laten zien wat ze met me gedaan hebben,' vervolgt ze. Ik wil niet met dat laatste instemmen en ik weet niet eens waar Alina nu is, maar anders vermoordt ze me, dus knik ik nogmaals. Ze snijdt met het gigantische keukenmes dat ze vast heeft de touwen door en ze trekt de tape van mijn mond. Ik blijf angstig zitten, terwijl ik haar aan blijf kijken. 'Oké, luister. Je lijkt echt helemaal niet op je vrienden, dus ik wil het wel leuk houden tussen ons.' Ze gaat wat verder van me af staan en zegt: 'Mijn naam is Aurélie. Hoe heet jij?' 'S-Snow,' stotter ik. Aurélie wijst naar iets achter me. Ik draai me om op de stoel en zie een stapeltje kleren op de keukentafel liggen. 'Trek die maar aan. Anders wordt je misschien ziek met je natte kleren nog aan,' zegt ze. Daarna loopt Aurélie naar de woonkamer. Ik pak de kleren en trek ze aan. Verbaasd kijk ik naar mezelf in de spiegel die in de keuken hangt. Ik draag een schattig, wit jurkje dat een klein beetje te groot is. Ik loop naar de woonkamer en zie dat het meisje op de bank zit. Ik wil vragen waar ze de jurk vandaan heeft, omdat ze er niet uit ziet als een klein meisje. Ze antwoordt al voordat ik mijn vraag kan stellen: 'Ik had die jurk nog van toen ik klein was.' Ik knik en ga voor haar op de grond zitten. Aurélie kijkt me even aan en zegt dan: 'Ik heb honger. Ga eten voor me maken.' Snel gehoorzaam ik, sta op en loop naar de keuken. Ik weet niet precies wat ze wil, dus maak ik er maar wat lekkers van. Als ik klaar ben loop ik weer naar binnen met een bord vol koekjes. Aurélie kijkt me verrast aan en neemt het bord van me over. 'Ehm... Dankjewel?' mompelt ze, waarna ze een koekje in haar mond stopt. 'Wow! Dit is echt lekker!' Al snel is het hele bord leeg. Aurélie gaapt en rekt zich uit. Het is ook al laat in de avond, natuurlijk. 'Kom, Snow. We gaan naar bed,' zegt ze. Aurélie staat op en loopt ook meteen naar boven. Ik zucht en volg haar. 

Misschien kan ik vannacht wel ontsnappen? Misschien is Alina ook nog wel hier...

We lopen achter elkaar de trap op. Ik zie Aurélie een slaapkamer binnenlopen. Ik wil achter haar aan de kamer in gaan, maar ze duwt me er zachtjes uit en zegt: 'Jij slaapt op de gang.' Mijn oren gaan omlaag, maar ik ga voor haar deur zitten. Aurélie kijkt me nog even doordringend aan, voordat ze de deur dicht doet. Ik rol me een beetje sip op op de vloer en blijf naar de deur kijken. Uiteindelijk lukt het me toch om in slaap te vallen. 


Ik sta in de keuken ontbijt te maken voor Aurélie. Als ik klaar ben loop ik naar boven en klop ik zachtjes op haar deur. 'Wat is er,' kreunt ze even later. 'Ik heb eten voor je gemaakt,' antwoord ik. 'Als je even wacht kom ik zo naar beneden.' Ik loop weer naar beneden, zet het bord op tafel en ga dan op een stoel zitten, terwijl ik mijn eigen ontbijt eet. Even later komt Aurélie naar beneden, aangekleed en wel. Ze gaat tegenover me aan de tafel zitten en begint te ontbijten. 'Luister, ik heb een planning voor vandaag,' zegt ze. Ik knik en blijf stil luisteren. 'Als we alles ingepakt hebben gaan we op zoek naar je vrienden. En als we ze vinden, dan zien we wel. Oké, Snowy?' Ik kijk op bij de naam Snowy. 'Mag ik je zo noemen?' vraagt Aurélie. Ik ben bang dat als ik nee zeg, ze iets zal doen. Dus knik ik maar alweer. 'Mooi.' Als ze klaar is met eten beginnen we spullen in te pakken die nodig zijn voor een mogelijke reis. 

Na een tijdje zijn we klaar met spullen pakken en lopen we het huis uit. Aurélie loopt voor me en ik loop achter haar. 'Oké, Snowy. Kun jij je vrienden ruiken, ofzo?' vraagt ze na een tijdje een beetje sarcastisch. Ik knik en snuffel in de lucht en ruik tot mijn grote schrik maar een paar oude geuren. 

Zijn Alina en de rest al weggegaan! Het zal toch niet?

Aurélie geeft me een duwtje. 'Hallo?' Ik vermijd haar blik snel. 'Wat is er?' vraagt ze. 'I-Ik denk dat ze al weg zijn. Alle geuren zijn oud,' mompel ik zacht. Aurélie kijkt me verbaasd aan. 'Kan je dan serieus ruiken welke mensen er waren?' vraagt ze nog verbaasder. Ik knik. Aurélie zucht en wrijft in haar ogen. 'Weet je dan ook waar ze heen zijn gegaan?' Dat kan ook. Ik volg de oude geuren en we lopen nog tien minuten door, totdat het geurenspoor op houdt bij de sporen van autobanden in de grond. Ik wil het al opgeven; zo gaan we ze nooit meer vinden. Maar Aurélie heeft het volgens mij niet zo met opgeven. 'Wacht hier. Ik ben zo terug,' zegt ze, waarna ze wegrent. Even denk ik er over na om weg te rennen, maar dan zal Aurélie me vast ook wel vinden. Ik ga op de grond zitten en even later hoor ik het geluid van een motor. Ik kijk op en zie een zwarte, glanzende motor op me afrijden. Aurélie zit erop. Ze draagt een helm. Als ze bij mij aankomt stopt ze. 'Kom!' roept Aurélie. Ik klim achterop en zet de helm op die ze me aangeeft. 'Deze was van mijn ouders. Maar aangezien die er nu toch niet meer zijn kunnen wij hem mooi gebruiken om je vrienden mee op te sporen,' legt ze uit. Ik knik en klem mijn armen stevig om haar middel. Aurélie zet zich af en rijdt dan de bandensporen achterna. Na twee minuten zijn we uit het uitgestorven dorp en rijden we langs grote, kale weilanden. Ik kijk om me heen, maar zie niets anders dan de weilanden die zich ver uitspreiden. De zon staat nu hoog aan de hemel. Het is al middag en ik begin honger te krijgen. Ik tik Aurélie op haar schouder en ze parkeert aan de zijkant van de hobbelige weg. 'Wat is er, Snowy?' vraagt ze. 'Heb jij geen honger?' beantwoord ik haar vraag met een andere vraag. Aurélie zucht. 'Jawel, maar er is hier geen huis of winkel te bekennen. Dus we zullen echt moeten wachten totdat we uit dit gebied zijn.' Teleurgesteld knik ik en dan rijden we weer verder. In de verte komt er langzaam een vrachtwagen opdoemen. 'Shit!' hoor ik Aurélie zeggen. Ze stuurt de motor ineens naar de zijkant van de weg en we hobbelen zo over het gras heen, een weiland in. 'Wat ben je aan het doen?' roep ik geschrokken uit, terwijl Aurélie me van de motor aftrekt. 'Straks ziet de bestuurder nog dat je een staart hebt!' zegt ze, terwijl ze me omdraait en mijn staart onder mijn jurk stopt. 'Daar zal hij echt niet op letten, hoor,' bijt ik lichtelijk boos terug. Ik ruk me los en duw haar weg. Aurélie kijkt me een beetje chagrijnig aan. 'Ik probeer je alleen maar te helpen!' Ik schud mijn hoofd en zeg, dit keer wat kalmer: 'Ik denk niet dat een vrachtwagenchauffeur echt helemaal over zijn stuur gaat kijken om te zien of een meisje dat op een motor zit zowat buitenaards is.' Aurélie kijkt naar de grond met een verslagen blik in haar ogen. 'En blijf in het vervolg van mijn oren en/of staart af,' voeg ik er nog snel aan toe. 'Oké. Zullen we weer verder rijden?' vraagt Aurélie aan me. Ik knik en klim weer terug op de motor. Aurélie rijdt ons uit het weiland. Ondertussen is de vrachtwagen al lang voorbij gereden. We rijden de weg weer op en Aurélie zet er extra gas op dit keer. We rijden een paar uur en geleidelijk val ik in slaap tegen Aurélies rug aan. 

Ik word wakker op een bed. Het is al donker. Ik kijk om me heen, en zie dat ik in een kamer lig. Een klein schemerlampje naast het bed staat aan en in het vage licht zie ik Aurélie in een stoel zitten. Ze leest een boek zo te zien. 'Aurélie?' vraag ik zacht. Ze kijkt op. 'Hoi,' antwoordt ze. 'Waar zijn we?' vraag ik. 'We zitten in een motel. Je was tegen mij aan in slaap gevallen en toen reed ik hier langs,' legt Aurélie uit. Ik knik en dan rammelt mijn maag. Aurélie grinnikt en zegt: 'Als je even hier blijft zal ik wat te eten voor je halen.' 'Alsjeblieft,' mompel ik. Het meisje staat op en loopt naar de deur. 'Ik ben zo terug!' roept ze, voordat ze de kamer uit loopt en de deur dichtdoet. Ik sta op en loop naar de stoel waar Aurélie eerst in zat. Ik pak het boek en bekijk het. The Purge, lees ik op de kaft. Nieuwsgierig blader ik door het boek en lees een paar bladzijdes. Geschrokken van wat ik lees laat ik het boek meteen weer vallen. Het gaat allemaal over... Ik wil er niet meer aan denken en ga stil op het bed zitten wachten. Aurélie is na een kwartiertje weer terug en geeft me een broodje. Ik eet hem op, terwijl ze terug naar haar stoel loopt. Dan ziet Aurélie dat haar boek op de grond ligt. 'Heb je erin gekeken?' vraagt ze aan me. Ik knik zacht. 'Vond je het niet leuk?' Ik schud mijn hoofd. Aurélie glimlacht naar me en slaat zachtjes met haar hand op haar schoot. Ik slik wat brood door en ga dan bij haar op schoot zitten. Ze drukt me zachtjes dichter tegen haar aan en aait me over mijn hoofd. Al snorrend val ik even later in slaap.


Ik stap van de motor af en trek de helm van mijn hoofd. De zenuwen in mijn maag worden steeds erger. Ook Aurélie lijkt niet echt op haar gemak te zijn. We staan voor het grote huis van de Creepypasta's. Ik ruik wel een heleboel bekende geuren, maar ik zie niemand. Ik kijk Aurélie aan. Aan haar hele lichaam is te zien dat ze niet wil gaan, maar we moeten wel. 'Kom, Snowy,' mompelt ze bijna onverstaanbaar, terwijl ze richting de deur begint te lopen. Ik heb geen auto's gezien. Misschien zijn ze niet eens hier? Maar het is het proberen waard. Ik loop achter Aurélie aan. Als ze de deur open doet merken we dat die niet op slot zit. Even deinst Aurélie terug. Dan herpakt ze zich en loopt ze naar binnen. Ze heeft een grote barbecue vork meegenomen met twee vlijmscherpe punten. Ik loop stilletjes achter Aurélie aan het huis in. Zodra ik binnen in de hal sta adem ik de vertrouwde geur diep in. 

Eindelijk weer thuis...

Wat zal ik blij zijn als ik Alina weer zal zien. Als die er tenminste is... Aurélie is ondertussen al verder gelopen en trapt de eerste deur links open. Dat is de deur naar de woonkamer. Ze loopt naar binnen en ik volg haar snel. Er is niemand. Ik begin steeds naardere voorgevoelens te krijgen. We doorzoeken het hele huis, maar we vinden niemand. Na het zoeken staan we in de keuken. Aurélie kijkt peinzend naar haar voeten. 'Waar zijn ze allemaal? Jij zei dat ze hier wonen en dat je hun geuren rook,' zegt ze. Ik knik en zeg: 'Dat is ook zo! Maar ik heb echt geen idee waar-' Ik hou abrupt op als er een verse geur langs mijn neus drijft. Aurélie kijkt me raar aan en vraagt: 'Wat is er?' Ik draai me om en loop in de richting waar de bekende geur vandaan komt. Aurélie rent achter me aan en gaat stil naast me lopen, wetend wat er aan de hand is. Ik loop de voordeur uit en dan zo het bos in. Daar wordt de geur sterker en komen er meerdere geuren bij. Allemaal bekend. Ik word er misselijk van en blijf staan. Aurélie blijft achter mij stil staan. 'Weet je al waar ze zijn?' vraagt ze zo zacht mogelijk. Net als ik antwoord wil geven word ik ineens besprongen door iemand. Ik land met een smak tegen de grond en word vervolgens achter een struik getrokken. 'Snow! What the hell doe jij hier?!' Ik kijk recht in de roodgloeiende ogen van Alina. Ik wil haar knuffelen, maar ze duwt me weg. 'En wat doe je met dat meisje? Weet je wel hoe boos ik op je ben?' vervolgt Alina woedend. Ik snap het niet. Boos op me? Waarom? 'Kijk niet zo stom! Ik was doodbezorgd toen Liu me ineens belde en vertelde dat je weg was!' sist Alina. 'Hé!' horen we ineens. 'Ik dacht dat ik jou vermoord had!' Ik herken meteen de stem van Jeff. Alina trekt me aan mijn arm achter de struik vandaan en ik zie dat bijna iedereen er is. Hoodie en Jeff drukken Aurélie tegen de grond. 'Snowy! Help me!' roept ze angstig. Dit is de eerste keer dat ik Aurélie zie terwijl ze bang is. 'Heeft ze je nu ook al genaamd?' roept Alina nog woedender uit. 'N-Nee!' stotter ik, al is het duidelijk dat ik lieg. Ze draait zich met een ruk naar me om. 'Lieg je nu ook al tegen mij?' vraagt Alina, zowat onverstaanbaar. Ik staar haar met open mond aan. Iedereen kijkt ons aan. 'Meen je dit serieus, Snow? Je loopt weg en gaat met een vreemde mee?! En dan lieg je ook nog tegen me?!' Mijn oren gaan omlaag en achter mijn ogen branden tranen. Mijn onderlip begint te trillen, maar Alina kijkt alleen maar op me neer met vlammende woede in haar ogen. Ik wil mijn mond open doen om te zeggen dat het me spijt, maar dat is nu zeker geen optie meer. Dus sta ik daar maar, zonder iets te zeggen. Alina zucht: 'Laat maar, Snow. Je krijgt genoeg tijd om na te denken.' Ze trekt me mee richting het huis. De rest loopt achter ons aan. Ik zie dat ze Aurélie stevig vast houden. We lopen naar binnen. Alina neemt mij meteen mee naar boven, terwijl de rest, inclusief Aurélie, beneden blijft. 'W-Wat ga je doen?' vraag ik schokkerig aan Alina. Ze geeft geen antwoord, maar loopt naar mijn kamer. Alina rukt de deur open en duwt me naar binnen. 'Ga maar nadenken over wat je gedaan hebt. Ik wil je voorlopig even niet meer zien,' mompelt Alina, zacht maar streng. 'Is dat duidelijk?' vraagt ze. Ik knik en laat mijn hoofd hangen. 'Mooi zo.' Alina doet de deur dicht. 'En weet wel dat alles anders had kunnen gaan als je gewoon bij Liu was gebleven. Moest je nou echt zo nodig achter me aan komen?' zegt Alina venijnig door het luikje in de deur. 'Ik ben maar je eigenaar, Snow. Niet je leven.' 

D-Dat ben je wel...

Ik durf het niet hardop te zeggen. Maar nu wil ik wel iets anders zeggen... 'A-Alina?' vraag ik zacht. Ik betwijfel het of ze me hoort, maar ik krijg gelukkig antwoord: 'Wat?' Het blijft even stil en ik haal een paar keer adem. Met een gigantisch schuldgevoel fluister ik: 'Ik hou van jou.' Meteen niets anders dan doodse stilte. Ik zie alleen Alina's mond door het luikje. Na wat een eeuwigheid lijkt te duren gaat het luikje toch dicht en ik hoor Alina weg lopen. Ze heeft helemaal niets gezegd... Was het dan toch een foute keuze om het te zeggen? Ik sla met mijn hand tegen mijn voorhoofd. Natuurlijk was dit een slecht moment! Het slechtste moment dat je kan bedenken! En toch heb ik het gezegd... 

Ik laat mezelf op mijn bed ploffen en val even later in een rusteloze slaap.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top