Ze waren beiden vertrokken.

Ik bleef achter met de schim. We begrepen elkaar niet goed, maar we waren elkaars gezelschap in het donker.

Ik bleef met vragen. Wie was het spel gewonnen? Wie was het spel verloren?

Ik was de winnaar niet. Dat was zeker. Maar waren zij wel een winnaar? Ze kregen geen van beiden wat ze wilden. Geen van beiden was gewonnen.

We waren alle drie verloren.

En ik was het hardst gevallen.