.1.
Mijn voeten lopen langs de witte bekende muren van de gang waar ik vaak in rond loop. Het is vrij stil. Soms, als je langs een open deur loopt hoor je machines. Gepiep. Of het druppen van die rare goedjes die ze in die zakken doen. Soms geschreeuw van pijn of ontevredenheid. Of het geluid van tranen als slecht nieuws is gebracht. Gelach wat vrolijk klinkt bij goed nieuws maar zelfs elk klein beetje blijdschap kan de trieste sfeer niet wegdrukken. Aan de geur van medicijnen is niet te ontkomen. Die klinische en chemische geur hangt overal rond. Ondanks dat ben ik er gewend aan geraakt. Iets wat me verteld dat ik hier te vaak kom.
Mijn blik gaat richting een van de kamers waarvan de deur open staat. Twee mensen die ik mijn ouders noem zitten op de ziekenhuisstoelen voor een man in een witte jas. Ernstige blikken staan in de ogen. Geen van hen heeft mij nog opgemerkt. De schouders van mijn moeder schokken. Twee armen van mijn vader slaan om haar heen. Troostend. Een traan zie ik een natte plek achterlaten op het bureau van de man achter de computer. En in dat moment, hoef ik niet meer te horen wat er is gezegd. De stilte van de tranen zegt me al genoeg. Zegt me dat dit niet de laatste keer is dat ik hier ga zijn. Zegt me dat er iets goed mis is.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top