XVII
Zodra ik de weg over was gerend, had ik een beetje in het rond lopen zwerven. Ik wist niet goed wat ik wilde. Het enige wat ik wel wist, is dat ik weg moest. Weg van thuis, weg van school, weg van Eliza... weg van alles. Op welke manier ik weg moest en of ik erbij wilde blijven leven, wist ik niet.
Mijn ouders waren me niet gevolgd, waarschijnlijk dachten ze dat ik uit moest razen en wel weer terug zou komen, zoals ik wel vaker deed als ik boos was.
Maar dit keer was het anders. Ik zou niet teruggaan. Ik ging, voorgoed. Het was tijd om mijn leven elders opnieuw te beginnen.
Ik wist alleen nog niet zo goed waar.
Als je weg wilt, is het niet slim om gewoon een beetje in de wijk rond te struinen, wachtend tot er iets op je pad komt.
Daarom besloot ik mijn geslenter op te geven en richting de bushalte te lopen. Die zou me naar het station brengen en daar zou ik uitstappen, om met de eerste trein mee te rijden, waar die ook heen ging. Het maakte me allemaal niet meer uit, zolang ik hier maar weg kon.
Weg van alles, maar vooral weg van Wieteke. Weg van alles wat er gebeurd was.
Terwijl ik langzaam richting de bushalte liep, werd mijn schuldgevoel, dat na mijn moment met Eliza al flink opgezwollen was, nog groter.
In plaats van mijn daden en de consequenties onder ogen te zien, rende ik weg. Ik vluchtte weg voor wat ik gedaan had.
Ik begon steeds meer te twijfelen aan mijn plan, maar ik kon nu niet meer terug.
Ik ging weg, ook al was het veel te laat: ik had al veel eerder moeten vertrekken.
Want zonder mij had Wieteke hier nog rondgelopen.
Zonder mij zou alles zo anders zijn geweest.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top