IX

Toen ik die dag uit school kwam, was ik alleen thuis. Mijn moeder had een briefje achtergelaten, ze was boodschappen doen. Mijn vader was nog aan het werk.

Ik liep zonder pardon de keuken in, het moest. Ik moest mezelf straffen voor wat ik gedaan had, het moest, nog meer dan eerst.

Zonder iets te zeggen, liep ik de keuken in, richting het messenblok. Mijn hand ging naar het mes en ondanks dat een stem diep in me zei dat ik dit niet moest doen, deed ik het toch.

Ik bracht het mes naar mijn arm en het zweet gutste uit mijn poriën. Ik had het heus wel vaker een mes vast, maar niet voor deze doeleinden.

Langzaam en voorzichtig drukte ik het in mijn pols en bewoog het een beetje. Zodra ik besefte wat ik probeerde, haalde ik het mes weer weg.

Het deed geen pijn, maar prikte wel: ik was niet diep gegaan, maar ik kon niet dieper. Ik verdiende het wel, maar ik kon het niet.

Mijn arm vasthoudend alsof er een vleeswond inzat, liep ik naar mijn kamer. Ik ging op mijn bureaustoel zitten en ondanks dat ik het niet wilde toegeven, voelde ik een zoute traan op mijn lippen vallen. Ik was aan het huilen en niet vanwege de pijn.

Ik huilde uit wanhoop.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top