III
Wieteke wilde zangeres worden. Al toen ik haar leerde kennen was dat haar plan en ze heeft het nooit opgegeven. Ze was veel gedrevener dan ik: zingen vond ik wel leuk, maar ik wist niet of ik er echt iets mee wilde doen.
Na het ongeluk wist ik zeker dat ik nooit meer wilde zingen. Het zou me te veel pijn doen, te veel doen denken aan Wieteke. En in de dagen na het ongeluk, dezelfde dagen als dat ik dat besefte, daalde er ook iets anders op me neer: schuld. Ik dacht eerst dat het gewoon verdriet was, maar dat was het niet. Ik was schuldig aan Wietekes dood. Ik was ziek en weigerde mee te gaan naar zangles. Ik was degene die de ruzie begon. Ik was degene die haar opfokte door haar achterna te gaan. Zonder mij was ze hier nog geweest.
Ik moest mezelf straffen. Straffen voor wat ik gedaan had. Ik heb meer dan eens met een mes in mijn hand gestaan, klaar om mezelf pijn te doen, maar telkens was ik te zwak om het ook echt te doen.
Ik voelde me laf. Eerst vermoordde ik Wieteke en nu durfde ik mezelf er niet voor te straffen. Ik was laf en mijn gevoel van schuld werd met de dag erger.
Maar geen dag was zo erg als die van Wietekes begrafenis.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top