We worden beroemd


We hadden afgesproken dat we een dag en een nacht zouden wegblijven. Wat we deden, deed er niet toe. Er was sowieso niet veel te doen in onze buurt en daarom waren we naar dit afgelegen gebied afgefietst. En waar we zouden slapen, daar vonden we wel iets op. Daarom hadden we een rugzak mee, die, wat ik plots opmerkte, ik nog steeds moest dragen. Ik deed hem af en nam hem in mijn handen.

"Draai je eens om, Quinn."

Verbaasd deed hij wat ik had gevraagd. Hij stond met zijn rug naar me toe, handen in zijn zij. Ik wrikte ze los en plaatste onze rugzak op zijn rug. Niet gewend aan het gewicht zakte hij een beetje door zijn knieën.

"Wat-"

Maar voor hij mij weer als een muilezel kon beladen, zette ik het op een rennen. Ik jogde achteruit, net zoals hij een beetje eerder bij de kade, en riep hem toe: "De laatste bij het standbeeld moet morgen terugfietsen met de rugzak op!"

Quinn vloekte, en ik lachte. Ik rende weg over de kasseistenen van het verlaten dorp. Hij kwam me achterna, hoe snel dat ook kan met ongeveer 50 kilo aan slaapzakken en proviand op de rug.

Het enige merkwaardige aan het standbeeld op het plein was de afgebroken neus. Die van een of andere musicus die in lang vervlogen tijden uit dit dorp afkomstig was en genoeg faam had verworven om tot in de eeuwigheid herinnerd te worden, hoewel hij hier zelf waarschijnlijk nooit meer een voet binnen durfde te zetten. Ik zou het hem niet kwalijk nemen. Als ik beroemd werd, zou ik voor altijd in mijn penthouse in Londen blijven, ver weg van rottende kadeplanken en afgebroken muren zoals hier. Ik zou cocktails drinken en met elke breincel die ik verloor hopelijk een stuk van mijn afkomst vergeten. Niet dat ik iets heb tegen mijn geboortedorp, maar het lijkt mij gewoon ondenkbaar dat ik mijn jacuzzi zou inruilen voor het modderwater in mijn buurt. Ik weet het niet. Misschien verdrink je sneller in bubbelwater dan in rioolwater, omdat je geen instinctief gevaar voelt in een luxueus ontspanningsbad. Misschien komen beroemdheden daarom nooit meer terug. Als Quinn zijn eigen kunstboek had, zou ik er zeker van zijn dat hij zou gaan tekenen met Amerikaans grafiet en nooit meer de jongen op de hoek van een dode straat zou willen zijn. Ik vraag me af of iedereen zo denkt.

Ik ging op de rand van de sokkel zitten en hoopte opgeslokt te worden door de koude steen. Als ik heel stil zou blijven zitten, en net zo nietsziend voor me uit zou staren als de man die boven me uittorende, werd ik misschien ook een beeld. Een zitbeeld. Rohan, de zittende. De wachtende. De starende. De verdokene. Ik zat verdoken in de schaduw van het beeld, opgesloten in de vallende nacht. Ik vergat bijna dat Quinn ook nog in mijn wereld bestond. Alsof ik de enige levende was tussen de geesten op een verlaten kerkhof.

Even later hoorde ik zijn zware voetstappen de geplaveide straat aanvallen. Hij riep mijn naam, maar ik zat aan de achterkant van het beeld, uit zijn gezichtsveld, en ik antwoordde niet.

"Roooohan, waar zit je? Hey, ik moet die fucking zak meeslepen, speel dan geen verstoppertje met me. Rooohan!"

Ik hield mijn adem in en sloot mijn ogen, alsof ik zo onzichtbaarder zou zijn. Ik wist dat hij gewoon het standbeeld moest omlopen en dat hij me meteen zou vinden. Even had ik het gevoel van weer een kind te zijn dat zorgeloos met zijn vriendjes in een spel kon uitbreken op elk moment van de dag. Verstoppertje. Vuur. Tikkertje. Omhoog. Ik moest me inhouden om zijn geroep niet te beantwoorden, mijn naam die hij in de lucht blies, die mijn oren vingen en mijn hersenen omzetten tot een signaal om mijn spieren of stembanden te bewegen. Wanneer hebben we ooit geleerd om niet te antwoorden wanneer je wordt geroepen of naar je wordt gevraagd? Alleen als kinderen, en alleen tussen kinderen, lijkt het wel.

Ik hoorde hem onder zijn gehijg (hij kwam dichterbij aanrennen nu) kleuter mompelen en bereidde me voor op het verdwijnen van mijn veilige duisternis. Maar nee, weet je wat, ik had een beter idee. Ik zou hem laten schrikken! Net voor hij de hoek omkwam, sprong ik op en liet ik een brul vanuit diep in mijn buik horen. Quinn maakte een geluid dat het midden hield tussen een schreeuw en een schril en ik begon voorovergebukt te lachen. Een salvo beledigingen kwam mijn kant op, en zo grappig was mijn kinderachtige grap nu ook weer niet, maar ik kwam bijna niet meer bij. Quinn's lach voegde zich bij de mijne op het doodstille plein, en ik bedacht dat als de hele wereld in elkaar zou storten, wij de enige overlevenden zouden zijn.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top