we redden de stad
De kade strekte zich zo ver de hitte de lichtgolven kon meevoeren recht voor ons uit. Hoe verder Quinn van me weg liep, hoe meer ik de omgeving begon waar te nemen. Ik vertraagde mijn pas tot ik helemaal stilstond. Er waren geen mensen in de buurt. Aan onze linkerkant liep een hele strook gras en struiken, waarin om de zoveel meter een verdwaald bosje bloemen in groeide. De smerige kwaliteit van het water overstemde de zoete zomergeur van de natuur, maar de wind verbloemde de ergste stank gelukkig nog enigszins. We waren de laatste huizen al lang gepasseerd waardoor alle menselijke geluiden uitgestorven waren. Ik weet dat ik zei dat we over een kade aan het lopen waren, wat niet bepaald hartje natuur is, maar het stuk waar wij op liepen ging nog een eindje verder dan strikt noodzakelijk was voor de haven. Daarom dat er niemand was. Er was ook geen echte haven meer. Het was gewoon de naam die bewoners gaven aan stukjes rotte kadeplanken in afgeleefde plaatsen zoals deze. Het was heet, maar mijn shirt bolde een beetje op door de wind en verkoelde mijn klamme huid. Ik vond de stilte best rustgevend hier. Ik snoof de lucht diep op. Ik verslikte me. Kreeg een hoestbui. Liet een paar eenden opfladderen. Dat krijg je dan van de natuur te appreciëren.
Quinn was inmiddels aan het laatste betonblok gekomen en stond met zijn handen in zijn zij naar het water te staren. Ik deed mijn rugzak af en plofte naast hem neer op de grond. Mijn zitvlak over de planken schuivend, liet ik mijn benen bengelen boven het water. Hij zei dat hij dorst had en ik zei dat hij maar van het viswater moest zuipen als hij niet eens zijn eigen water wou dragen, maar ik ritste de rugzak open en gaf hem een fles lauw spuitwater.
"Wat doen we nu? Hoelang hebben we nog?"
Hij vroeg het alsof we een citytrip hadden gepland naar een of andere toeristenstad waar je eigenlijk twee weken moet in ronddolen voor je ook maar de helft van de bezienswaardigheden hebt bezocht. Alsof ik de touroperator was en het tijdschema bij me op zak had.
"Even checken", zei ik terwijl ik mijn pols omhoog hield alsof ik een fucking horloge aanhad.
"Nog zo'n vijf minuten voor de bom afgaat. We kunnen de stad niet meer redden, Quinn. We hebben gefaald."
Voor ik het wist , voelde ik een duw in mijn rug en lag ik bijna in het bacteriënbad, als ik me niet aan de rand had vastgegrepen.
"Is het even boffen dat ik je net kon opofferen. Boom. Stad gered."
Hij liet zich veel te losjes in zithouding vallen op de rand van het water voor iemand die net bijna was verdronken. Een tijdje zaten we daar terwijl hij slokjes uitgeblust spuitwater nam en het liet rondklotsen in zijn mond. De jongen had nog het lef om het uit te spugen in het water en het ecosysteem nog meer om zeep te helpen met wat er ook allemaal in zijn mond zat. Hij verschoof zijn elleboog naar zijn knie en liet zijn kin op zijn knokkels rusten. Een zuchtje wind waaide zijn zwarte haar omhoog.
"Serieus. Hoe gaan we verder. Hé, Rohan. Hé. Kom dan op met die briljante ideeën."
"Misschien moeten we een rondtrekkend circusgezelschap worden. Jij kunt de clown zijn of zo. En ik de leeuwentemmer."
"Pffff- je bent al bang van Izzy."
Ter informatie, Izzy is een vijfmeterhoge grizzlybeer die we zijn tegengekomen een tijdje voor Quinn bijna het water in viel. Geloof je me niet? Oké, had ik al verwacht. Ik geloof mezelf ook niet zo vaak. Izzy is Quinn's hond. Vraag me niet naar hondenrassen, maar ik kan je wel vertellen dat mijn hoofd twee keer in zijn vlijmscherpe muil zou passen. Kun je het mij kwalijk nemen dat ik zo ver mogelijk van dat beest vandaan wou blijven? Kun je het me kwalijk nemen dat ik van mijn leven hou?
Dat ik van mijn leven hou. God, ik lach me dood. Van mijn leven houden. Je zou eens moeten weten.
"Ro-ohan. Stop je gerotzooi en denk eens mee."
Ik draaide mijn hoofd naar links om te zien hoe ernstig zijn vraag was. Zijn armen waren bespikkeld met moedervlekken als eilandjes op zijn huid. De zon brandde ongenadig hard op onze hoofden. Hij kneep zijn ogen tot spleetjes tegen het weerkaatsende zonlicht op het water en ik kon alleen maar vaststellen dat dit de Quinn was die ik al altijd gekend had. En dat ik het was die ernaast zat en die hem nu moest antwoorden. Als je ons twee een tijdje bestudeerde zou je waarschijnlijk tot de conclusie komen dat Quinn wel de leider moest zijn, en niet ik. Hij was extraverter dan ik, had de luidste stem en straalde nu eenmaal meer charisma uit. In werkelijkheid was ik het echter die ons tweeën leidde. Als we een beslissing moesten maken over welke straat we zouden inkuieren bijvoorbeeld, voelde ik dat hij zijn pas vertraagde tot ik aan de tweesprong zou komen. Hij vertrouwde er op dat ik de juiste keuze zou maken. Dat verkeerd afgestelde kompas. Of was ik het die hem naar het verkeerde noorden wees en had hij het altijd al bij het rechte eind gehad, maar hadden we elkaars rollen verkeerd verdeeld? Ik weet het niet. En nu ook, nu wist ik ook niet wat ik met hem moest aanvangen. Maar voor de gemakkelijkheid gaf ik maar een antwoord.
"Laten we niet verder de wildernis in lopen. Ik wil niet verdwalen als het donker wordt."
We stonden weer op. Ik wou me al omdraaien om hem met de rugzak op te zadelen, maar toen ik een tik op mijn linkerschouder voelde en achterom keek, voelde ik een windvlaag langs mijn rechterschouder wegstuiven. Hij was gevlucht. Toen hij op veilige afstand van mij was, begon hij achteruit te lopen en keek hij me uitdagend aan. Ik deed het meest logische wat je in zo'n situatie zou doen. Ik stak mijn middelvinger op. Dan begon ik op mijn dooie gemak ook terug te stappen. Als hij aan het einde van de kade zou zijn aangekomen, uitgedroogd en halfdood, zou ik me helemaal prima voelen. Wat een grap, die jongen. Wat een springveer.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top