slangen rond mijn enkels
Op een zomer werd ik door mijn ouders naar een gemeentelijk sportkamp gestuurd. Ze hadden er genoeg van dat ik de godganse dag ondersteboven op de zetel hing en dezelfde stripboeken herlas tot ik mijn ouders smeekte om me een nieuwe te kopen of weer eens naar de bibliotheek te lopen en nog meer leesvoer aan te schaffen. Ze waren bang dat ik een wandelende sociaal-incapabele studiebol zou worden, denk ik. Hebben hun pogingen om mij voor de leeuwen te smijten geholpen? Nee, ik denk het niet. Sorry om je teleur te stellen. Ik heb altijd meer van mijn eigen gezelschap gehouden dan dat van een horde wildvreemden.
Ik zat dus vastgeketend aan een kamp dat van 's ochtends tot 's avonds mijn vrijheid opslokte en mij forceerde om nieuwe vaardigheden te leren waar ik tot op de dag van vandaag nog van zou profiteren. Vrienden maken, een teamspeler zijn, instructies juist opvolgen. Ja, wat een marteling. Maar om het kort te houden, ik had er dus niet veel van verwacht. Rohan als elfjarige was zeker niet voorbereid op het ontmoeten een nieuwe levenslange vriendin op dit ene nutteloze kamp, dat kan ik je wel zeggen.
+++++
Mijn haren drupten over de vloer van de grote inkomsthal van het zwembad. Het was middagpauze en meutes kinderen verzamelden zich her en der in groepjes om eindelijk hun boterhammen met kaas of koude pastaboxen naar binnen te spelen na een vermoeiende zwemles. Ik moet je natuurlijk niet vertellen dat ik geen lunchmaatjes had, maar dat is niet de reden waarom ik hier start. Niya kwam niet plotseling op mijn schouder tikken terwijl ik in een hoekje met mijn kin op de knieën naar mijn miserabel vertrokken wenkbrauwen in de weerspiegeling van de vloertegels zat de staren. Nee, het ging zo: mijn pullover plakte tegen mijn natte armen en ik kwam de hal binnengestapt met mijn schoenen in mijn handen. Wanneer iemand me zou vragen waarom ik blootsvoets rondliep, kon ik nog altijd zeggen dat mijn schoenen in het water waren gevallen, dacht ik. Maar shit, vervolgde mijn pas ontwikkelde brein verder, mijn schoenen waren niet eens nat. Ze waren nog droger dan mijn mond en tong op dat moment, ziek van de zenuwen om het waarschijnlijk ontmaskerd zullen worden van mijn geheim. Ik had ze nog willen aantrekken, mijn gewoonlijke schoenen met plakkers in plaats van veters. Maar bij de wandeltocht de dag ervoor waren ze geruïneerd door weg te zakken in een brei modder en mijn moeder had me verboden met zo'n monsters rond te lopen. Wat zouden ze wel niet van haar denken, haar zoon als een zwerver met vuile schoenen naar het kamp te sturen? Ze wist dat ik geen veters kon knopen, en daarom knoopte ze die 's ochtends voor mij, maar op de een of andere manier was ze verder doof voor mijn heel nadrukkelijke paniek over de zwemlessen van die dag.
Ik ging op de grond zitten en probeerde mij te vermannen. Mijn schoenen kon ik gewoon aanschuiven, hoe moeilijk zou het dan zijn om die twee katoenen slangentouwtjes in elkaar te knopen? Ik nam ze in mijn handen. Maar elke keer dat ik ze naar elkaar toe bracht, sisten hun vlijmscherpe tongen tegen elkaar en was ik gedwongen ze weer los te laten. Wat ik ook probeerde, een of andere simpele fysicawet leek mij compleet te ontgaan waardoor ik geen grip had op het knopenleggen. Ontmoedigd liet ik ze in hun losse toestand op de grond bengelen en zette ik mijn tanden in mijn aloo gobi en naan, liefdevol klaargemaakt door mijn moeder. Ik kon voelen hoe haar handen de specerijen zorgvuldig over het vuur gooiden, maar evengoed hoe ze tegelijkertijd mijn zus toeschreeuwde dat ze de was moest buitenhangen en niet moest tegensputteren als ze niet onterfd wilde worden. Mijn moeder is nooit met maar een ding tegelijkertijd bezig. Als ons dak een storm zou laten doorlekken, zou zij het huis in brand zetten. Figuurlijk gesproken natuurlijk. Ze is geen pyromaan. Maar ze is wel een kokkin zoals ik er nog nooit een gezien heb. Je mag mijn lijk zo meenemen als ik zou moeten sterven om haar eer te verdedigen. Hier, in een doggybag. Aloo gobi to go. Rohan to go. Rohan, vers in stukjes verscheurd voor zijn moeders eten. Wat een droom.
Maar je wilt waarschijnlijk weten waar Niya in het verhaal past. Laat ik het zo zeggen: ik viel voor haar. Ja, ik struikelde. Net toen zij de glazen deur naar buiten voor me openhield. We waren namelijk net klaar met eten en op weg naar de speelweide buiten. Ik sleepte me als een verloren weeskind achter de andere kinderen aan, en aangezien Niya de voorlaatste was, bleef ze voor mij wachten. Het eerste wat ik me van haar herinner, is haar hand. Haar hand die ze uitsteek om mij op te rapen, met een triljoen bengelende festivalbandjes errond gebonden. Je weet wel, van die bandjes die je niet kunt afknippen. En toen haar hand die naar mijn veters wees.
"Je veters zijn los."
Haar stem kraakte een beetje op het einde. Dat doet die nu nog steeds. Ik weet niet hoe ik het moet beschrijven, haar krakende stem. Ze is geen kettingroker, en het is niet alsof ze een oude bandopnemer heeft ingeslikt. Soms lopen er gewoon zandkorreltjes onder haar tong, denk ik. Niya houdt ook te veel van de zee. Waarschijnlijk komt het daardoor.
"Weet ik."
Toegegeven, niet het meest behulpzame antwoord uit de geschiedenis van de mensheid. Maar hoe kon ik nonchalant laten blijken dat ze me verder met rust mocht laten? Ze bleef me aanstaren, in mijn herinneringen wel een eeuwigheid lang. Mijn veters lagen levenloos op de grond. Mijn vingers hingen net zo levenloos aan mijn zij. We hoorden de andere kinderen over de stenen huppelen en wegspringen.
"Waarom knoop je ze niet dicht?"
Ik haalde mijn schouders op en maakte aanstalten om ook de deur uit te gaan, maar ze bukte zich. Haar korte haar schuurde langs mijn been. En ik keek naar beneden en zag hoe ze razendsnel twee strikken op elke schoen legde. Ze lachte me niet eens uit toen ze weer rechtstond. Ze hield gewoon de deur wat verder op en maande me aan om op te schieten. Zo iemand is Niya. Ze stelt de vragen die ertoe doen, en ze lacht je niet uit wanneer je op de grond valt of wanneer je geen knopen kunt leggen. Ze maakt niemand het leven moeilijker dan het al is. Natuurlijk, als je echt dom begint te doen, of echt achterlijk begint te denken, dan gaat ze je handje niet blijven vasthouden. Ze heeft wel gewoon gezond verstand. Ze houdt niet van nonsens waar het niet hoort. Zoals jongens. Jongens plakken vaak ergens op de muur waar ze niet horen. Of ze lopen een beetje in de wind te praten, en kauwen te veel. En dan slaat ze je potlood uit je handen, of vertelt ze je dat je een leven moet zoeken. Maar zoiets doet ze nooit zomaar, geloof mij. Niya is een ster. Een echte zeester. Ik zweer het je.
Toen ik thuiskwam die dag, rende ik naar de spiegel in de grote hal. De knopen zaten er nog, maar ze kwamen niet meer van mijn moeders hand. Mijn eigenlijke paar schoenen, met velcro, stond weer keurig in het schoenenrek. Maar ik ging op het hurken zitten en staarde naar mijn spiegelbeeld. Lusjes kunnen. Lusjes leggen was niet alleen een mogelijkheid, maar een waarheid. Iedereen kon het, waarom zou ik dan met oerlelijke excuses voor schoenen het leven doorgaan? Die avond kwam ik de hal niet uit tot mijn moeder van haar werk thuiskwam. Ik was knopen aan het tot mijn handen rauw werden. Ik had Niya's voorbeeld in mijn hoofd geprint. En weet je wat, net toen ik mijn veters er wou uittrekken en mijn schoenen wou opeten om als een afgedankte filosoof door het leven te gaan, klikte er iets. En knoopte ik voor het eerst in mijn leven mijn veters. Dankzij Niya.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top