kussen uit het raam gooien

Ik vind het wel wat dat de zomer in andere streken andere geluiden maakt. Je kunt er op zweren dat er in de achtertuin van een of ander gezin dat niets anders weet dan de hele maand augustus te lopen barbecueën exact dezelfde Amerikaanse zomerliedjes zullen afspelen tot je tong er uit vanzelf uitrolt. Maar in Japan bijvoorbeeld, kun je er prat op gaan dat cicaden de naar adem snakkende lucht zullen volzingen. Mocht je niet weten wat cicaden zijn, staar je in ieder geval niet blind op mijn beschrijving ervan, want het zijn geen vogels. Alleen zou het me niet verbazen als je dat zou denken in een minder helder moment, wanneer je vanwege de hitte van je stokje gaat ergens tussenin de rijstvelden. Ze klinken een beetje zoals de vogels die mij op een zomerochtend uit mijn slaap halen op de kersenboom buiten mijn raam. Ik moet dan de neiging weerstaan om mijn kussen niet uit het raam te kelderen zodat ze zouden opfladderen en mij verder met rust zouden laten. In de zomer ken ik geen nachten die zich niet afspelen onder de sterren van de donkere nachthemel. Die ochtenduren heb ik dan gewoonweg nodig om niet in het midden van het middagjournaal in de zetel naast mijn ouders een hartaanval te krijgen, weet je wel. Er bestaan gek veel studies die aantonen dat te weinig slaap je kans op hartaanvallen vergroot. En ik kan er niet tegen dat een zooitje vogels mij dan loopt wakker te zingen in plaats van gewoon te zwijgen en te eten van de kersen op die boom. Geen idee of cicaden mij dezelfde moordneigingen zouden geven.

We zaten op een stapel verwilderde autobanden in het grasveld een beetje verder van het water. Ik was met een grassprietje rond mijn vingers aan het draaien en zat dus te denken aan bepaalde Japanse films die ik had gezien waarin die cicaden de zomer vertolkten, terwijl Quinn verwoed aan het kauwen was. Hij had zo'n dom notitieboekje met zich mee om momentopnames van zijn omgeving in op te tekenen en zat nu zijn potlood met zijn tanden te bewerken terwijl hij nadacht. Ik weet niet wat hij wou schetsen hier -het dode gras, het modderwater of mijn borrelende verveling?- maar ik stoorde hem niet. Niya zou hem waarschijnlijk het potlood uit zijn mond slaan, want ze haat het als ze iets van hem moet lenen en dan zo'n afgebeten stukje hout aantreft. Niya is mijn vriendin vanop zomerkamp. En dus doopte Quinn haar even later meteen om tot de zijne. Ik zou Quinn in een vingerknip ruilen voor Niya's gezelschap, maar in tegenstelling tot ons heeft zij een leven en moeten wij elkaar dood irriteren tot wij er een bij elkaar gepuzzeld hebben. Dat meisje. Wat een uitstraling. Wat een grote mond.

"Ik denk dat niemand dit ooit eerder getekend heeft."

Om eerlijk te zijn was ik al soort van ingedommeld en had ik geen idee hoeveel tijd er was verstreken. Vanonder mijn wazige oogleden keek ik naar het blad dat Quinn aan het bewerken was. Ik was eerlijk gezegd verrast. Ik zal nooit beweren dat ik niet wist dat hij kon tekenen, maar deze tekening vond ik beter dan normaal. Hij had vanuit bovenaanzicht een slapend meisje getekend, dubbelgeplooid in het gras met haar armen voor haar uitgestrekt. Het leek alsof ze aan het bidden was, helemaal in beroering en overgave aan de wereld. Haar armen waren beschilderd met patronen en figuren. Slangen, kruisen, sterren, lijnen en stippels. Haar haar lag in krullen uitgespreid over haar rug en het gras. Hij had zijn tijd genomen, deeltje per deeltje getekend, verbonden en verfijnd. Het was mooi.

"Was hier een meisje? Nee toch, net toen ik in slaap viel?"

Ik lachte. Quinn keek me verward aan.

"Moet het nacht zijn om de maan te tekenen? Je verwachtte toch niet dat ik van jouw openhangende slaapbek een portret zou maken."

Ik bestudeerde de tekening verder. De lijnen leken vanuit het middelpunt naar buiten te lopen. Het haar, de krullen op de armen, het gras dat platgedrukt was rond de plek waar het meisje neerlag. Toen klapte hij zijn schetsblok dicht. Met de bolle kant van zijn potlood tekende hij denkbeeldige cirkels op de zwarte kaft. Ik zag dat de randen van het blok geschaafd en gescheurd waren. Hij nam het dan ook overal mee naartoe.

"Denk je niet? Er bestaat niks precies zoals dit."

Ik wist niet waarom hij dit zo nadrukkelijk wou weten. Natuurlijk was dit zijn eigen werk, van zijn eigen hand en dus per definitie uniek en onvervangbaar, onhermaakbaar.

"Ben je bang om plagiaat te plegen of zo?"

"Nee. Maar..."

Hij bleef maar cirkels tekenen en mijn hoofd voelde nog steeds wazig van het indommelen. Misschien hadden we een zonnesteek opgelopen en zouden we van dehydratie sterven. Dat leek me niet erg aantrekkelijk. Van die zonnesteek bedoel ik. Ik liet het idee varen, want het was eigenlijk al te laat op de namiddag geworden en ik voelde mijn hoofd nog niet stekend bonken of mijn tong niet tot papier verfrommelen. 

Waarom was ons lokale tekenwonder zo teneergeslagen in deze perfecte dodelijke hitte? Ik voelde me prima. Niemand kon iets verwachten van mij zolang de zon bleef schijnen.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top