ik groei te snel op in mijn gedachten
Verderop in het dorp was er een plein waar we onze fietsen in het beginnende middaguur hadden vastgeketend aan een ijzeren hek. Vandaaruit waren we onze verkenningstocht begonnen. Quinn werkte eerst tegen. Het achterlaten van zijn geliefde fiets in een dorp waar het spannendste waarmee straatjongeren hun zomer kunnen opsmukken fietsdiefstal is, van zijn donkerrode acht-versnellingenfiets die hij praktisch zelf van al zijn spaargeld had gesmeed, was niet zijn eerste keuze. Ik wees er op dat we 1) sloten hadden die je met een ijzertang of weet ik veel wat nog niet kon doorbreken en dat 2) mensen geen fuck geven om zijn acht-versnellingenfiets die hij zelf uit het godenvuur gebrand had. Dit om maar te zeggen dat ik terug wou naar dat plein om een ijskoud blikje vloeibare suiker uit de automaat te halen. Daar waar onze fietsen stonden.
"Shit, ik heb geen kleingeld bij."
Quinn had de cijfers al ingeduwd voor een blikje ice-tea, maar keerde nu zijn portefeuille ondersteboven. Er viel geen cent uit. Ik wierp een blik naar beneden en kwam tot de constatatie dat zijn pasfoto er verschrikkelijk slecht uit zag. Zijn ID, bankkaart en verschillende lidmaatschapbewijzen lagen op de keistenengrond uitgespreid. Ik nam het groene stukje plastic op en begon te lachen.
"Hey, geef terug! Wil je dat ik jouw smoel eens begin uit te lachen? Jouw ID is duizend keer erger. Zoek liever naar geld, ik verga van de dorst."
Hij had gelijk, ik hoorde niet te lachen wanneer ik er uit zag als een stoner die per nacht gemiddeld drie uur slaap haalde. Ik bad en smak mijn moeder om mij niet als een gedetineerde door het leven te laten gaan, maar ze zei dat de fotograaf haar niet voor niks blut had gemaakt.
"Hier, steel mijn geld maar. Schooier."
Hij duwde tegen mijn arm en ik lachte.
Tegen de automaten aanleunend dronken we van onze blikjes en keken we uit over het plein. De elektriciteit zoemde de stille schemerlucht in en ik voelde het frisse glas in mijn warme huid binnendringen. De zon trok de blauwe daglucht met zich mee en kleurde de avond een zacht oranje, dat overliep in roze suikerspin. Quinn en ik wisselden af en toe een woord, maar we keken vooral hoe de nacht langzaamaan over de hemel viel. Het was gewoon het samen zijn dat telde, op het risico van te sentimenteel te klinken af. Om het hele gebeuren nog erger te maken, dwaalden mijn gedachten af naar volgend jaar, hoe eenzaam het zou zijn zonder zijn vaak stikvervelende, maar toch vertrouwde gezelschap. Hoe we niet langer elk melig grapje van onze leraren samen zouden afkraken, hoe we geen persoonlijke vendetta's tegen verwaande klasgenoten meer zouden kunnen starten, hoe we elkaar eerst een weekend niet, daarna een week niet, en vervolgens nooit meer zouden zien. Het zou beginnen met een dagelijkse exposé over onze langdradige professoren, onze essays die we pas twee minuten voor de deadline indienden en ons over acute slaapgebrek. Daarna zouden we een keer een afspraak missen door onze nieuwe vrienden, een interval van enkele dagen tussen onze chatgesprekken laten lopen en vervolgens enkel een glimp op van elkaar opvangen om elk academisch semester. Ik begon me de meest groteske scenario's in te beelden. Ik die na zovele maanden nog altijd geen vrienden had en me bleef vastklampen aan mijn enige middelbare schoolvriend die wel erin was geslaagd om een nieuwe groep te vormen. Hij die me dropte voor zijn ongetwijfeld flitsere, coolere vervangers die hem introduceerden in het blitse feestleven van de stad. Ik die alleen was. Hij die dat niet was. Ik zou geen sterrensticker meer krijgen met binnen mijn eigen lijntjes te blijven. Misschien had Quinn het toch altijd al bij het rechte eind gehad.
Maar ik liep de tijd natuurlijk weer voorbij. Ik negeerde even dat we wel nog in dezelfde universiteitsstad zouden vertoeven maar toch, ik loog mezelf niet voor. Ik kende genoeg verhalen en persoonlijke ervaringen om te weten dat dit geen verwaarloosbare fantasieën waren. Dit was in ieder geval de laatste zomer waarin we min of meer in dezelfde pas zouden vallen. De laatste keer dat we even veel in elkaars leven zouden zijn. Weet je nog hoe ik Quinn en mij vergeleek met een kompas? Wat gebeurt er als je hele manier van praten en denken op één noorden afgericht was, en de magneet in de aarde plots omdraaide, de compleet tegengestelde richting in? (Dit is trouwens normaal, en gebeurt elk jaar onder onze aardkorst, maar schiet me alsjeblieft niet neer voor het verwaarlozen van obscure aardrijkskundige feiten.) Wat doe je dan? En het is niet zo dat ik helemaal wist waar ik het over had. Ik voelde nog geen sterk gemis of onoverkomelijk verdriet, om het zo te zeggen. Quinn stond nog steeds naast me, hij ademde naast me en hij lachte naast me. Het had geen zin om nu al te rouwen om iets dat nog moest komen. Ik voelde eerder een soort- Sorry, ik werd even te zoetsappig naar mijn zin. Ik moest weer boven water komen. Dit soort gedachten hoorden in het duister van mijn slaapkamer, in het ontastbare, het ongrijpbare. Ik kon het er echt niet bij hebben dat de werkelijkheid even wazig zou worden als mijn dromen.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top