3.
Ik loop rustig door de verlaten stad. Het regent nog steeds, maar iets minder hard. Na die ene zombie aan het bushokje, ben ik niets anders dan een dode rat tegen gekomen. Na een tijdje besluit ik iets te eten. Ik laat mijn rugzak op de grond vallen en haal er een sandwich uit. Ook neem ik snel een paar slokken water. Gulzig begin ik te eten. Ik had eigenlijk best wel veel honger. Ik kijk snel op mijn gsm om te kijken hoe laat het is. Bijna half zes. Als ik op tijd terug bij onze tent wil zijn, zal ik toch bijna moeten vertrekken. Misschien kan ik nog snel een winkeltje zoeken. Ik sta recht, til mijn rugzak weer op, slinger hem terug over mijn schouder prop het laatste stukje sandwich in mijn mond en steek mijn andere arm door de tweede riem van mijn rugzak. Ik loop weer verder. Na een tiental minuten lopen kom ik eindelijk een supermarkt tegen. Voorzichtig ga ik via de ingeslagen ruit naar binnen. De deur zit namelijk op slot. Binnen is het een puinhoop van glasscherven en voedsel dat op de grond gegooid is. Ik loop tussen de rekken door. Alles wat hier staat is al over datum. Ook handig! Zuchtend loop ik weer naar buiten. Dit word niets. Ik wou net weer naar de camping terugkeren toen ik iets hoorde. Geschrokken draai ik me om. In mijn zakken zoek ik naar mijn mes, maar ik kan hem niet vinden. Verdomme! Voorzichtig stap ik achteruit, wild om me heen kijkend. Weer hoorde ik iets, alsof er iemand iets om stootte. Verward bleef ik staan en spitste mijn oren. Het bleef stil. Angstig keek ik om me heen. Toen opeens kwamen er drie zombies uit een zijstraat gelopen. Ze zagen er al even erg uit als die eerste zombie die ik daarnet tegen kwam. Snel ren ik weg. Wat moet ik doen? Ik dacht dat zombies altijd traag slenterde, maar deze versies lopen even snel als mij. Vluchtig kijk ik achterom. De afstand tussen hen en mij word steeds kleiner. Ik zie maar één oplossing.
Zo snel als ik kan ren ik een van de huizen in. Laat hier alsjeblieft geen zombie inzitten! Ik ren de eerste deur die ik tegenkom in. Ik krijg weer een tikkeltje hoop als ik zie dat ik in de keuken terecht gekomen ben. Vlug doorzoek ik de lades. Net wanneer er een binnenkomt heb ik een groot slagersmes gevonden. De zombie komt brommend op me af. Snel steek ik het mes tussen zijn ribben, recht in het hart. De zombie valt slap op de grond en ik kan nog net op tijd mijn mes weer uit de dode zombie trekken om hem in het hart van de volgende te boren. Ook hij valt slap op de grond. Ik trek mijn mes weer uit zijn borstkas en wacht tot de laatste zombie naar binnen stormd, maar er gebeurt niets. Had ik het misschien verkeerd gezien? Heel voorzichtig, met mijn mes voor me uitstekend, loop ik terug naar de gang. Ik kijk voorzichtig om het hoekje. Niets te zien, dus loop ik naar de deur. Omdat ik hier zo snel mogelijk weg wil, begin ik, zodra ik buiten kom, te rennen, de stoep op. Ik loop terug via de weg die ik daarnet genomen had. Ik sla een nieuwe straat in en neem een scherpe bocht. Omdat ik niet gekeken had bots ik pardoes tegen een zombie aan. Door de plotselinge klap val ik achterover. Met een harde klap belandt ik op mijn kont. Een pijnscheut vliegt langs mijn rug als ik met mijn staart beentje op het harde asfalt van de straat terecht kom. Mijn rug land gelukkig zacht op mijn rugzak. De zombie draait zich verward om. Als hij mij in het oog krijgt springt hij meteen op me. Met mijn benen en armen probeer ik hem van me te duwen. Ik gil hard als hij zijn hand tegen mijn gezicht duwt. Zijn gezicht komt akelig dichtbij. Zijn tanden raken net niet mijn vel, en zijn nagels krassen het net niet open er opeens een schot klinkt. Het monster verslapt en valt op me. Ik gil het uit en stik bijna in de stank die het wezen met zich meedraagt. Ik schop het van me af en kijk verward om me heen. Aan het einde van de straat loopt net iemand weg.
"Wacht, loop niet weg!" roep ik naar hem, of haar, maar de persoon is te ver om me nog te horen. Ik probeer op te staan en trek een pijnlijk gezicht. Ik bijt op mijn kiezen tegen de pijn en duw mezelf omhoog. Een zucht verlaat mijn mond als ik eindelijk recht sta. Ik raap mijn mes van de grond op, wat me ook een nieuwe pijnscheut bezorgd en controleer of mijn gsm nog in de zak van mijn pull zit. Gelukkig wel. Ik kijk snel hoe laat het is. Twintig na zes. Zuchtend zet ik mijn toch verder, terug naar de camping. Lopen gaat er, nu met mijn staartbeentje, denk ik niet meer inzitten.
#
Na een uur lopen kom ik eindelijk bij de camping aan. Mensen die ik voorbij loop kijken me raar aan, maar ik schenk er geen aandacht aan. Eindelijk zie ik onze tent. Het enige wat ik nu wil is mijn kleren uitdoen en in mijn slaapzak kruipen. Natuurlijk zal het weer niet zo zijn.
"Ricky? Wat is er met jou gebeurt?!" Mijn vader kijkt me geschokkeerd aan. Ik haal mijn schouders op. Ik wil net mijn tent ingaan als ik terug geroepen word. "Ricky, kon nu onmiddellijk naar hier! En leg me uit wat jij uitgespookt hebt!" Zuchtend draai ik me weer om.
"Ik wou naar het centrum gaan maar heb de verkeerde afslag genomen. Ik kwam in een verkeerd dorp aan. Daar ben ik een aantal zombies tegen gekomen." Ik wou me net weer omdraaien, maar mijn vader is nog niet klaar.
"Waarom loop je zo raar?"
"Ik ben op mijn staartbeentje gevallen. Als je het niet erg vind zou ik nu graag naar mijn tent willen gaan." Pap kijkt me nog even wantrouwig aan, maar knikt dan uiteindelijk toch. Ik zucht dankbaar en rits mijn tent open. Daar neem ik snel mijn spiegel, die ongeveer veertig centimeter groot en twintig centimeter breed is, en bekijk mezelf. Geen wonder dat iedereen me zo raar aankeek. Mijn haar zit volledig in de war, mijn kleren zijn gescheurd en zitten vol bloedvlekken, ik heb grote dikke wallen onder mijn ogen en mijn huid is besmeurd met modder en bloed. Ik zie er bijna net zo erg uit als die zombies. Bijna. Ik moet opeens terug denken aan de jongen die me gered had van die ene zombie. Wie is hij en waarom rende hij zomaar weg? Ik schud de vragen van me af, doe mijn kleren uit, en kruip in mijn rugzak.
Net voordat ik in slaap val hoor Ik mijn vader iets tegen mijn moeder zeggen.
"Wat als die zombies haar te pakken gekregen hadden?"
"Henk, alsjeblieft, je maakt je zorgen om niets. Ze is toch heelhuids terug thuis geraakt?"
"Heb je dan niet gezien hoe ze erbij liep?! Ik heb er genoeg van. Die meid blijft voor de rest van ons verblijf hier in haar tent!" Wat?! Dit meent hij toch niet serieus, éh?
"Ze is bijna 18, je kan haar niet eeuwig hier laten. Je hebt toch gezien dat ze die zombies wel aankon?" Ze zou eens moeten weten. Ik moet grinniken van die gedachte. Na een lange stilte hoor ik mijn vader zuchten.
"Misschien heb je gelijk. Maar ze moet wel twee dagen in de tent blijven!" Twee dagen viel nog redelijk mee. Ik bedoel, ik zal me wel dood vervelen, maar het had erger gekund. En met mijn staartbeentje zou ik toch niet ver geraken. Ik schud alle gedachten van me af, en sluit mijn ogen. Nu is het tijd om te slapen! Nog een tijdje lig ik te woelen en te draaien maar val dan uiteindelijk in een diepe slaap.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top