Hoofdstuk 9

'Dus... jij en Wouter hè,' begon ik grijnzend terwijl Joselien en ik onze slaapzakken oprolden. Joselien glimlachte. 'Wat is er met Wouter en mij?' 'Zijn jullie al officieel?' vroeg ik. 'Officieel wat?' vroeg Joselien. 'Je weet prima wat ik bedoel, Joos,' zei ik lachend. 'Nou, misschien nog niet helemaal officieel, maar wel een beetje een soort van,' zei Joselien zacht en ze werd rood. Ik lachte. 'En jij en Thomas dan?' vroeg Joselien. 'W-wat? Nee, wij hebben niets hoor,' zei ik vlug. Joselien begon ook te lachen. 'Leugenaar, ik zie toch ook wel hoe je naar hem kijkt,' zei ze. Ik werd ook rood. 'Is dat zo duidelijk?' vroeg ik licht beschaamd. 'Dat is overduidelijk, alleen is hij te blind om het op te merken,' zei Joselien. 'Denk je dat hij mij heel misschien ook een beetje leuk vindt?' vroeg ik voorzichtig. 'Gast,' zei Joselien en ze keek me aan alsof ik dom was. 'Je bent nog blinder dan Thomas,' zei ze. 'Nou, dat valt reuze mee hoor,' zei ik snel. 'O ja?' vroeg Joselien schamper. 'J-jazeker,' zei ik zo zelfverzekerd mogelijk. Joselien schaterde het uit. 'Het is goed met je. Ik zeg alleen maar dat hij jou volgens mij net zo leuk vindt als jij hem, dus doe je ding en vraag hem uit. Misschien kunnen jullie heel romantisch tussen de zombies een terrasje pakken of iets anders mega gezelligs, want zo heel erg veel valt er nou ook weer niet te doen hier,' zei Joselien.
'Ik weet het niet. Misschien als alles weer goed is en we de wereld hebben gered dat ik hem dan uitvraag. Nu is het nog te gevaarlijk met alle zombies overal,' zei ik. 'Nee, nu wordt ie mooi. Dan gaat één of ander wicht er met hem vandoor. Dat moeten we ook niet hebben. Thonez is endgame,' zei Joselien. We begonnen te lachen en zuchtten diep, waarna we even stil waren.
'We moeten echt door met opruimen. Straks zijn de jongens al eerder terug dan wij opgeruimd hebben en ik niet dat ze denken dat we al helemaal niks kunnen,' zei Joselien. Ik knikte en we legden de opgerolde slaapzakken buiten naast de tassen met eten.

'Hoe wilden we dit precies doen?' fluisterde Thomas. 'Ik heb eigenlijk geen flauw idee, maar ik wil de meisjes ook niet teleurstellen,' zei Wouter. Er viel een korte stilte. 'Dus... zijn jij en Joselien al officieel?' vroeg Thomas grijnzend. Wouter rolde met zijn ogen. 'Nee. Ik weet niet echt hoe ik het moet aanpakken met Joselien, maar ik wil het wel officieel maken, snap je? En ik weet ook wel zeker dat zij dat ook wilt, ik wil het alleen wel op een leuke manier aanpakken... maar met al die zombies in de buurt heb ik echt geen idee hoe ik dat moet doen,' zei Wouter. 'Hoe zit het tussen jou en Inez dan?' 'Tja... ik heb een beetje hetzelfde met Inez want ik vind haar wel leuk, alleen met alle zombie-drama weet ik echt niet hoe ik het aan moet pakken. Ik weet überhaupt niet eens of ze mij wel leuk vindt op die manier,' zei Thomas. 'Ben je blind? Het is zo overduidelijk dat zij jou ook leuk vindt,' zei Wouter. 'Misschien wel, maar ik heb dat heus wel door,' zei Thomas zo zelfverzekerd mogelijk. Wouter begon te grinniken. 'Ja, vast,' zei hij terwijl hij lachend en hij rolde met zijn ogen. 'Shit,' zei hij meteen. 'Kom mee.' 'Wat is er?' vroeg Thomas verbaasd. 'Sst,' siste Wouter meteen. 'Zombies,' fluisterde Wouter bijna onhoorbaar.
Met hun knuppels in de aanslag liepen ze stil door de steeg tot ze bij een pleintje kwamen waar een aantal zombies stonden.
'Ik ben dat zombie vechten meer dan zat, zullen we gewoon teruglopen?' fluisterde Thomas. 'En dan?' fluisterde Wouter zo zacht mogelijk. 'We moeten nog steeds ergens een auto vandaan zien te halen.' 'O, ja... dat kan ook op een andere plek zonder zombies, toch?' fluisterde Thomas.
Wouter zuchtte. 'Oké, maar een zombieloze plek vinden in deze tijd is lastiger dan je denkt,' zei Wouter. 'Ja, daar heb je een punt,' zei Thomas. 'Ik heb altijd een punt,' zei Wouter. 'Daar verschillen de meningen over,' zei Thomas zo zacht mogelijk. 'Noem je mij nou dom?' zei Wouter beledigd en luid. 'Sst!' siste Thomas meteen, maar de zombies hadden Wouter al gehoord en hadden zich naar de twee jongens omgedraaid.
'Top. Fijn. Geweldig. Je wordt vriendelijk bedankt, meneertje Laagmeer,' zei Thomas geërgerd. 'Had me niet zo uitgelokt en we zaten niet in deze situatie,' beet Wouter hem nijdig terug.
Thomas en Wouter hielden hun knuppels voor zich uit terwijl de zombies langzaam op ze af kwamen gestrompeld.
'En wat doen we nu, meneer ik-heb-altijd-een-punt?' vroeg Thomas. 'We gaan gewoon doen wat we altijd doen?' antwoordde Wouter. 'Juist. Oké. Wat precies? Bijna doodgaan? Ik ben daar wel een beetje klaar mee eerlijk gezegd,' zei Thomas. 'Stop even met dat sarcastische gezeur en laten we zorgen dat we niet doodgaan,' zei Wouter knorrig.
'Heb jij dat pistool van Margareth toevallig bij je?' vroeg Thomas. 'Nee,' zei Wouter, 'hoezo? Dan zouden we veel te veel aandacht trekken door die enorme knal en zombies komen op hard geluid af.  Daarbij kunnen we niet  doodleuk één voor één die zombies neerknallen.' 'Hoor wie er nu sarcastisch praat,' zei Thomas droog. 'Haha, wat zijn we weer grappig,' zei Wouter en hij rolde geërgerd met zijn ogen.
Thomas sloeg de eerste zombie neer. De zombie kwam met een doffe dreun op de grond terecht. De andere zombies brulden luid en kwamen sneller op de jongens afgestapt. 'Waar hadden we nou dat pistool voor nodig dan?' vroeg Wouter, terwijl hij twee zombies en linkse en rechtse klap gaf met zijn knuppel. 'Hoe suf we dan ook overkomen, we hadden dan wat schoten kunnen lossen zodat de meisjes weten dat we in nood zijn,' zei Thomas. 'Dan komen we echt heel suf over,' zei Wouter. 'Dat zeg ik net.' 'Ja, maar maakt niet uit. In ieder geval, wat doen we nu?' zei Wouter, terwijl ze omstebeurt nog een paar zombies neerhoekten.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top