Hoofdstuk 1
We draaiden ons geschrokken om naar waar het stemgeluid vandaan kwam.
Onderaan de trap stond een oude man in een witte laboratoriumjas. Hij had een bril op met grote jampotglazen en drukte hem verder op zijn neus, waardoor zijn ogen nog groter werden.
Hij keek ons glimlachend aan.
'Eerlijk gezegd had ik een junk minder eng gevonden dan een dokter,' zei ik zacht tegen de anderen.
'Wees maar niet bang voor mij, Inez. Ik zou eigenlijk voor jullie bang moeten zijn,' zei de man en hij grinnikte zacht om zijn eigen grapje.
'Wie bent u en hoezo kent u haar naam?' vroeg Joselien, je hoorde lichte angst in haar stem.
'Ah, Joselien, maak je geen zorgen. Ik zal dat jullie allemaal haarfijn uitleggen, maar doe eerst die knuppels weg. Zo gewelddadig allemaal, nergens voor nodig,' zei de man en hij beklom de trap naar de zolder.
Ik keek de anderen twijfelend aan. 'Ach. Beter sterven door één of andere gek, dan zombie worden, toch?' zei Wouter. Hij wilde zo zelfverzekerd mogelijk overkomen, maar de trilling in zijn stem was nog duidelijk hoorbaar.
'Komen jullie naar boven? Als jullie daar blijven staan praat dat zo onhandig,' zei de man vanaf de zolder.
We liepen langzaam achter de man aan de trap op naar de zolder.
De zolder was omgebouwd tot een klein laboratorium en op een groot whiteboard stonden allemaal scheikundige formules, pijltjes, plusjes, minnetjes, de namen en foto's van Joselien, mij, de naam en een foto van onze scheikunde docent (meneer Baan) en een grote Z erbij geschreven met een dikke zwarte stift, een magneetje met een klein boodschappenlijstje met in doktershandschrift allemaal dingen erop en een ander lijstje waar, ook in doktershandschrift, allemaal namen op stonden.
'Wat heeft dit te betekenen?' vroeg Thomas dwingend.
De man draaide zich van het whiteboard naar ons om en hij glimlachte eng.
'Waarom zo gestresst? Ik ben niks geks van plan hoor,' zei hij.
'Zo ziet het er anders wel uit,' zei ik zacht.
De man begon weer te lachen. 'Ik zal jullie uitleggen wat dit allemaal is, maar eerst moeten jullie wat eten en drinken. Jullie zien er broodmager uit, wat willen jullie eten?' zei de man. Hij liep naar een kleine koelkast aan de andere kant van de zolder en deed de deur open om de inhoud van de koelkast te kunnen bekijken.
Ik keek de anderen ongemakkelijk aan.
'Eigenlijk hebben we geen honger, we -' begon Joselien, maar met dat ze dat zei begon haar maag hard te rommelen.
Joselien zuchtte diep. 'U gaat ons niet vergiftigen, toch?' vroeg ze ongerust.
'Natuurlijk niet, ben je mal,' zei de dokter verontwaardigd.
Hij haalde een grote schaal sandwiches uit de koelkast en zette het op de volle tafel midden op de zolder.
Hij schoof twee bureaustoelen, een kruk, een lage kast en een oude doos richting de tafel.
'Ga lekker zitten en tast toe. Op de vijf broodjes aan de linkerkant zit eiersalade, op de tien broodjes aan de rechterkant zit kaas en op de drie broodjes bovenop zit kipfilet. Eet smakelijk,' zei de oude man, waarna hij weer naar de koelkast liep om twee grote flessen cola en water er uit te halen.
We verroerden ons niet, maar staarden naar het eten voor onze neus en keken elkaar af en toe kort aan.
'Nou, wat kan ik voor jullie inschenken? Het is suikervrije cola, trouwens. Ik kan zelf niet goed tegen suiker, veel te ongezond,' zei de man en hij pakte vijf troebele glazen die duidelijk niet afgewassen waren sinds de laatste keer dat ze gebruikt waren.
'Doe mij maar een glaasje water,' zei Thomas. 'Voor mij ook,' zeiden Joselien en ik in koor. 'Voor mij ook een water,' zei Wouter.
'Allemaal water, ik dacht nog wel dat de jeugd van tegenwoordig alleen maar aan de cola en andere zoete troep zat, maar jullie zijn verstandige pubers,' mompelde de man.
'Natuurlijk zijn jullie verstandige pubers, anders waren jullie hier nu niet,' zei de man, waarna hij weer eng grinnikte.
Terwijl de man het drinken inschonk neuriede hij een liedje dat me bekend voorkwam, maar ik kon niet plaatsen welk liedje het was.
De man gaf iedereen een glas drinken, waarna hij op de kast ging zitten.
'Ga toch zitten, jullie zullen wel moe zijn na alles wat jullie hebben meegemaakt sinds gisterochtend,' zei de man. 'Inez en Joselien mogen natuurlijk op de bureaustoelen zitten,' zei hij er snel nog achter aan.
Joselien en ik gingen zwijgend op de bureaustoelen zitten.
De bureaustoel zat best comfortabel, maar toch was de sfeer wat vreemd. Ik keek ongemakkelijk naar Thomas en Wouter, die plaats namen op de kruk en doos en duidelijk niet zo lekker zaten als Joselien en ik.
De man klakte met zijn tong en vouwde zijn handen. 'Jullie vragen je zeker af wat dit allemaal te betekenen heeft,' zei hij.
We knikten alle vier.
'Ik zal beginnen met mijn naam. Ik heet professor Aufderwandt. Ik heb veertig jaar lang met plezier op jullie school gewerkt als leraar natuurkunde en scheikunde. Na een poosje was ik het beu en wilde ik laboratorium professor worden,' zei de man, die blijkbaar professor Aufderwandt heette.
'Een poosje van veertig jaar,' zei Wouter schamper. 'Ja, jongeman, maar voor iemand van mijn leeftijd is veertig jaar maar een poosje,' zei Aufderwandt.
'Hoe oud bent u dan als ik vragen mag?' vroeg Joselien zacht.
Aufderwandt draaide zich glimlachend om. 'Ouder dan de gemiddelde Nederlander,' zei hij geheimzinnig. 'Ik ben honderdtachtig jaar oud,' zei hij. We keken hem gapend aan.
'Maar dat kan toch helemaal niet?' vroeg ik verbaasd. 'O, jazeker kan dat wel, Inez. Ik heb een middeltje ontwikkeld waardoor ik langer in leven kan blijven. Natuurlijk kan ik niet voor eeuwig op deze aarde blijven, maar ik kan mijn tijd hier wel rekken,' zei hij en hij liet ons een klein flesje met een paarskleurige vloeistof erin zien.
'Maar allemaal leuk en aardig, jullie willen vast weten waarom ik Joselien en Inez ken,' zei hij.
We knikten alle vier.
Aufderwandt grijnsde eng en grinnikte, waarna hij ons met samengeknepen ogen één voor één aankeek.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top