Hoofdstuk 13
Raja
Hij is weg.
Raja staat op het perron en staart verslagen naar de punten van haar nauwelijks versleten gympen. In zijn schoenen zaten gaten. Zijn witte tenen waren zichtbaar in wat ooit twee hereninstappers moeten zijn geweest. Waar zou hij die vandaan hebben gehaald? Misschien had een wetenschapper ze in de koepel achtergelaten. Ze heeft geen hoop dat ze hem deze avond nog een keer kan vinden. Hij heeft zich vast vermomd en is op de trein gestapt, die achter haar wegzoeft. Ze heeft er ook geen energie meer voor. Er dwalen zoveel nieuwe vragen door haar hoofd dat ze zichzelf er nog maar net toe kan bewegen om in de richting van het paleis te lopen.
Wat bedoelde hij met 'alleen wisselaars kunnen elkaar zien wanneer ze onzichtbaar zijn'? Dat kan toch niet? Zij is echt geen wisselaar. Haar ouders zijn de meest menselijke mensen die er maar bestaan, dus tenzij ze geadopteerd is kan ze met geen mogelijkheid wissellaar-bloed hebben. En aangezien er genoeg bewijs is van haar geboorte, lijkt een adoptie haar stug.
Ze loopt bijna tegen een afvalcontainer aan en concentreert zich iets beter op de weg die voor haar ligt. Het is rustig op straat en de boogvormige verlichting werpt om de twintig meter strepen licht op de grond. Voor het eerst sinds ze als kind de onzichtbare wisselaar zag, vraagt ze zich af of er misschien iets mis is met haarzelf. Ze heeft altijd gedacht dat het en probleem was van alle andere mensen dat zij niet konden zien wat zij zag, maar stel dat het probleem bij haar ligt? Wat zou hebben kunnen veroorzaakt dat zij iets kan wat niemand anders kan?
Wanneer na een tiental minuten de bibliotheek in het zicht komt, herinnert ze zich ineens iets wat haar moeder haar soms vertelt. Toen ze zes jaar oud was heerste er een vreselijke ziekte die veel levens heeft geëist. De officiële benaming bestaat uit een reeks cijfers en nummers, maar mensen noemen het de morf-pest. Niet omdat de meeste slachtoffers wisselaars waren, maar omdat iedereen geloofde dat zij degenen waren die de ziekte hadden gebracht.
Zij is een van de weinige kinderen die de ziekte heeft overleefd, misschien zelfs wel de enige. Haar moeder noemt het een wonder, maar Raja vraagt zich ineens af of er toen iets is gebeurd wat kan verklaren waarom zij als enige de jongen kan zien.
Met hernieuwde moed sluipt ze in het donker langs de paleismuur naar de nooduitgang die nog steeds netjes op een kiertje staat en even later zit ze weer op het randje van haar bed. De wacht bij haar deur keek haar dit keer met samengeknepen ogen aan toen ze, slaap veinzend, in haar kamerjas langs hem heen liep en ze betwijfelt of haar geluk een derde keer stand zou houden.
Ze besluit het lot niet te tarten en kiest voor een ander doel. Morgen, zodra ze opstaat, gaat ze op zoek naar de arts die haar destijds heeft behandeld. Als er iemand is die weet wat er met haar in gebeurd, tien jaar geleden, dan is die persoon het.
---
Haar hoofd bonkt en haar maag rammelt als een ketting in een storm wanneer haar dienstmeisje de volgende dag de gordijnen openschuift. Ze worstelt zich door haar ontbijt en vraagt om een pijnstiller. Ze is blij dat haar moeder er niet is om vragen te stellen. Toen ze eerder een glimp van zichzelf in de spiegel opving zag ze donkere wallen en dof haar. Het is duidelijk dat ze twee nachten nauwelijks heeft geslapen. Toch mag ze niet net doen of ze ziek is en terug onder de dekens kruipen, zoals het dienstmeisje suggereert. Ze moet de arts vinden.
Per staat op zijn plekje schuin achter haar en als ze opstaat en een blik op hem werpt, ziet ze hem bezorgd kijken. Zou hij van de nachtwachten gehoord hebben over haar bedenkelijke uitstapjes? Vast wel. Hij vraagt echter niets wanneer ze zich sloffend in de richting van de paleisarchieven begeeft. De archivaris weet haar te vertellen dat de arts die haar tien jaar geleden heeft genezen inmiddels met pensioen is. Hij heeft geen adres voor haar, maar Raja is allang blij dat de man nog leeft.
"Ik moet hem spreken," fluistert ze tegen haar lijfwacht, zodra ze buiten gehoorafstand zijn van de beheerder van het kleine kantoor. Het archief staat vol met metalen kasten, maar Raja weet dat alle informatie die gedigitaliseerd is nog niet eens in het complete paleis zou passen.
"Waarom?" vraagt Per, die niet de moeite doet om zacht te praten.
Ze slaakt een diepe zucht en hapert een beetje wanneer ze haar verzonnen leugen vertelt. "Ik wil hem iets vr-vragen over die ziekte van tien jaar geleden. Of – nee, hoe dat verband houdt met wat er daarna is gebeurd. De rellen en de experimenten." Het klinkt heel geloofwaardig. Ze hoopt dat Per dat ook vindt.
Zijn hoofd beweegt in een langzame knik op en neer. Dan zucht hij en scant zijn communicatiemodule bij de balie. Raja's spert haar ogen wijd wanneer de archivaris ineens wel een adres weet op te duikelen. "Sinds wanneer heb jij meer toegang dan ik?"
Per haalt zijn schouders op en slaat de gegevens op in zijn module. "Privégegevens," is het enige wat hij bromt, voordat hij het kantoor verlaat. Briesend loopt Raja achter hem aan. "Ik ben de kroonprinses, het is belachelijk dat ik–"
Haar tirade wordt afgekapt wanneer Per zich met een ruk omdraait en een waarschuwende vinger tegen zijn lippen legt. Hij kijkt om zich heen en Raja volgt met kloppend hart zijn voorbeeld. Ze zijn alleen op de gang. Afwachtend kijkt ze de man voor zich aan.
Hij tuit kort zijn lippen en zegt dan: "Ik weet niet zeker of ik je dit wel moet vertellen, maar er is al te lang gezwegen. Ik wil ..." Hij zwijgt een paar tellen, waarin Raja de rand van het lijfje van haar jurk bijna kapotscheurt.
Wanneer hij tenslotte verder praat klinkt zijn stem ineens heel anders. Gedreven, gepassioneerd. "Luister, je hebt gelijk. Wat er gebeurd is in de koepel is afschuwelijk en het had nooit verborgen mogen worden. Ik weet dat ik je hier eigenlijk buiten moet laten, maar jij bent in een unieke positie en we kunnen je hulp goed gebruiken. Ga naar de arts en vraag hem naar wat hij weet over alles wat er gebeurd is de afgelopen tien jaar."
Ze schrikt een beetje van de manier waarop hij haar aankijkt. Er brandt een vuur in zijn ogen die ze nog niet eerder in hem heeft gezien. Blijkbaar leest hij de verwarring in haar gezicht, want hij bindt in en neemt een paar tellen de tijd om terug te keren tot zijn stoïcijnse zelf.
Dan zegt hij: "Ik weet niet waarom je bij de haven bent geweest de afgelopen nachten en ik zal je niet vragen wat je hebt gedaan, maar ik hoop dat je me vanaf nu genoeg kunt vertrouwen om er niet meer alleen op uit te trekken."
Raja struikelt een paar stappen achteruit. Haar hartslag schiet omhoog en ze hoort het geluid van scheurende stof waarna ze haar handen samenbalt. "H-hoe ..."
Per glimlacht mat. "Wat voor lijfwacht zou ik zijn als ik niet op zijn minst de handelingen van één klein prinsesje kan doorgronden."
Ze opent haar mond om hem te vragen waarom hij haar dan niet heeft tegengehouden, maar Per is haar voor. "Ik moet toegeven, de eerste nacht heb je me verrast. Ik had het niet achter je gezocht. De tweede nacht heb ik je locatie in de gaten gehouden."
"Ben je me gevolgd?" vraagt ze ademloos. Heeft hij de wisselaar gezien? Nee, dat kan niet. Maar hij kan wel gezien hebben dat ze tegen iemand sprak, toch?
Per houdt zijn hoofd een klein beetje schuin en zegt dan: "Ik was ... in de buurt, laten we het daarop houden. Ik stel echter voor om geen nachtelijke uitstapjes meer te plannen. Ik ben namelijk niet de enige die de verslagen van de nachtwachten inziet."
Raja was al van plan geweest om er voorlopig niet meer op uit te gaan. Al is het alleen al omdat school binnenkort weer zal starten en ze er niet als een zombie uit wil zien. Er is echter één ding dat ze absoluut niet begrijpt en dus slaat ze haar armen over elkaar en vraagt: "Waarom vertel je het niet aan mijn moeder? Waarom help je me nu?"
Per knijpt zijn ogen samen. "Zoals ik al zei, er is al te lang gezwegen." Meer zegt hij niet en met een handbeweging gebaart hij haar terug naar haar kamer te gaan. Daar aangekomen dirigeert hij haar naar binnen, maar hij blijft buiten op de hal naast de deur staan.
Diep in gedachten staart Raja naar de spullen in de kamer die toebehoren aan een persoon waarin ze zichzelf niet meer herkent. Roze en wit zijn kleuren van een prinses die leeft in een ivoren toren, zoals de keizerin uit het verhaal dat haar vader haar voorlas, voordat hij stierf. De onschuldige tinten passen niet meer bij hoe ze zich nu voelt.
Ze kijkt omlaag naar de rugzak naast de deur, maar net wanneer ze zich bukt om de inhoud nogmaals te bestuderen klinkt er een geluidje op haar communicatiemodule. Het is een berichtje van Per: Ik heb vervoer geregeld, sta over tien minuten klaar in gepaste kleding en vertel anderen dat je naar het dierenpark gaat.
Er loopt een rilling over haar rug en wanneer ze tien minuten later in een strakke legging en kort zwart jurkje met haar rugzak over haar schouder de deur opent, staart ze een paar tellen zwijgend naar het gezicht van de man die ze ineens niet meer herkent.
"Kom mee," zegt Per zacht.
Raja haalt diep adem en loopt voor haar lijfwacht uit naar de wachtende auto.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top