🍎9 | Het boek van appelhout

De bibliothecaris bekeek Ruby vanuit het zolderraam. Ze had al minstens tien appelvormige rondjes in de tuin van het landhuis gelopen met het boek in haar handen. Die begon zich af te vragen of die het ooit nog terug zou krijgen. De boeken waren hier immers enkel te leen. Die likte diens pootje weer, rekte zich uit en besloot wat van kast naar kast te springen voor die een perfecte plek in een zonnestraal streep had gevonden. Altijd fijn warmte op de vacht. De bibliothecaris had maar net diens ogen gesloten toen de deur weer open ging.

"Wat is dit!" riep Ruby uit. De tranen waren nog steeds in haar ogen aanwezig. Als druppels dauw op een mooie rode appel. "Waarom volgt het verhaal jou? Waar is Hecta?"

"Gestikt in een appel," zei de bibliothecaris en likte weer diens poot.

"Waarom ben ik het hoofdpersonage niet? Ik speelde Roodkapje..." zei ze en haar stem werd zachter. "Kan ik niet de hoofdpersoon worden zodat ik haar uit de dood op kan laten rijzen?" Nu opende de bibliothecaris de ogen.

"Omdat hier iets is waar het verhaal zich aan vasthoudt."

"Oh." De bibliothecaris rekte zich uit en kwam zonder haast naar beneden.

"Daarnaast moeten er nog 2500 woorden geschreven worden, dus hoe wil jij dat gaan doen?"

"Ik pak wel een pen."

"Goed. Ik citeer:" Ruby grabbelde haastig in haar zakken en wist een pen tevoorschijn te halen die duidelijk in haar zak gelekt had. "Ruby liet de bibliothecaris met rust." De deur sloot en Ruby was weg. De bibliothecaris glimlachte. Eindelijk rust.

Ergens iets verderop zat de geest van Hecta in de trein. Eigenlijk vond ze het niet zo erg dat ze door een appel vermoord was. Het had altijd erger gekund. Ze had in een van de confettivlokken van de confetti koning kunnen zitten. Dat zou haar echt vreselijk hebben geleken. Haar lichaam had ze ergens op straat achtergelaten. Eerst had ze nog geprobeerd het te verplaatsen, maar ja, als een geest kan je niet heel veel. Dat vond ze wat jammer. Gelukkig kon ze nog wel met de trein reizen. Het was in ieder geval iets. Ze keek uit het raam en probeerde zich te bedenken wat ze allemaal als geest zou kunnen doen. Bij wie zou ze langs gaan om te spoken? Wiens lichten zou ze laten flikkeren? En zou ze ook bezit van iemand kunnen nemen of zat daar het limiet? Misschien moest ze eerst een stoel proberen? Ze keek naar de lege zitplek naast haar. Er zat kauwgom opgeplakt. Misschien niet dan. Ze mocht dan wel een geest zijn, maar ze had wel standaarden. 

De trein begon plots te schudden en voor ze verder over de vieze stoel na kon denken ontspoorde de trein en vloog die in brand. Hecta kon op dat moment maar één ding denken: kan je sterven als je een geest bent? En kan dit wel gebeuren als de prompt niet helemaal gebruikt is? Had de schrijver haar niet juist in een trein laten zitten zodat iemand die haar er altijd zag haar aan kon spreken en dat zij dan kon zeggen: "Je hoort me helemaal niet te kunnen zien." Of ten minste iets in die richting. Gemiste kans. Ach, wat kon ze eraan doen. Ergens had ze gehoopt dat dat Ruby zou zijn, maar het leek erop dat ze haar niet meer zou zien. Ging de schrijver nu echt een "bury your gays" trope gebruiken? Dat kon toch niet. Hecta was niet van plan dat te laten gebeuren. De trein was nu toch al verbrand, dan kon ze nu net zo goed naar Ruby op zoek. Dus liet ze haar geestige voeten haar weg van het brandwrak gaan en op naar... ja naar waar eigenlijk. Ze had helemaal niet naar de reisinformatie gekeken. Wat dom. Ze keek om zich heen. Was daar nu een appelboom? Wat handig. Daar was ze als verkleed toen ze dood ging, dus die zou haar vast kunnen helpen.

"Hé appelboom," zei ze, maar natuurlijk antwoordde de appelboom niet. Dat had ze kunnen weten, maar ergens had ze gehoopt dat bomen konden praten. Ze had nu eenmaal heel veel vreemde dingen gezien in haar leven voor ze in een appel stikte. Dat was het moment dat ze zich ook iets herinnerde. Ze had nooit het gouden ei gevonden! Die escape room was eeuwen geleden, maar nergens was het ei geweest of een gans. Dat was haar hint. Daar moest ze naar op zoek. En met dat ei zou ze een omelet bakken en die opeten en zou ze weer tot leven komen? Ze hoopte vooral dat ze het ei niet aan zou laten branden als het moment daar zou komen. Alleen was nu de vraag: hoe ging ze dat ei vinden? Ze liep voor een moment door een grasveld heen, ging op een omgevallen boom zitten en dacht aan appels. Grote ronde appels. Daarna liep ze weer verder, langs water, langs meer gras en langs meer bomen. Geen appelbomen, jammer. Ze miste de appelgaard. Ze miste Lam. Lammetje niet en Jake al zeker niet. Ze miste Ruby en ze hoopte dat ze het leuk had bij het luxe etentje. Haar kennende moest dat wel. Hecta zuchtte en begon een deuntje te neuriën. Voor ze het wist begon ze te zingen.

"Appels, appels, appels. Zo mooi, zo rond, zo sappig. Oh, was ik maar een appel. Dan kon ik in appeltaart worden gebakken. Oh appels, appels, appels. Soms zijn jullie rood, soms groen, wat grappig. En ooit zag ik een appel zo oranje als een sinaasappel. Maar er zijn ook zeker appels die juist geel of roze zijn. Er zijn echt zo veel appels. Wat is het mooi een appel te zijn," zong Hecta, maar was nog lang niet klaar. 

"Veel appels groeien aan bomen, eerst een bloem en dan een vrucht. Maar je hebt ook appels van de aarde die groeien wat minder vlug. Niet omdat ze traag zijn, maar omdat veel hen krenkt. Oh, appels van de aarde. Waarom kruipen jullie zo snel weg? Appels, appels, appels. Zo mooi, zo rond, soms zoet. En soms juist heel zuur. Dan zit er een rimpel in je snoet. En heel soms heb je appels die niet goed voor je zijn, die zitten vol met schimmel en eten aan je brein." Hecta haalde even goed adem. Hier kon nog wel een couplet bij, vond ze. Ze raakte niet uitgezongen over ze. 

"Soms heb je een rotte appel of juist iemand om een appeltje mee te schillen. Anderen zijn juist je oogappel, iemand die je als appels wil beminnen. En soms zie je een appel en denk je: die valt niet ver van de boom. Wat is het toch heerlijk dat de appel zich overal vertoont. Oooooooooh. Appels, appels, appels. Zo rond, zo mooi, zo schoon. Al soms zitten ze onder de aarde en liggen ze naast de boom. Maar dat is het moment dat een appel verder gaat. Dan worden alle zaden een ware appelgaard. Ja, dan worden alle zaden een ware appelgaard!" Hierna maakte Hecta een buiging en applaudisseerde ze voor zichzelf. Toen ze weer recht stond keek ze in twee ogen van een geit.

"Hallo, ik ben Elle," zei plots de geit die zowaar een appel vast had. Hecta dacht voor een moment dat het een tomaat was, maar na nadere inspectie was het toch echt een appel.

"Waar heb je die appel vandaan?" vroeg ze daarom.

"Van verkoper Keira," zei de geit vrolijk.

"Zou ik die als geest ook kunnen eten?" vroeg Hecta, ze had zo'n zin in een appel nu. Zeker na haar appel lied.

"Natuurlijk! Iedereen kan appels eten."

Dat is nog eens goed nieuws, dacht Hecta en vroeg: "Waar kan ik de verkoper vinden?" Elle wees in de verte.

"Daar!"

"Bedankt!" Niet veel later vervolgde ze haar weg.

---

En dank aan Emmaatjetomaatje en Keira-007 voor het aanbieden van je naam


Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top