III
Wat mijn brein zag als een kans,
als een gelukkig einde,
bleek slechts een mislukking.
Ik bevond mij in jouw huis.
Maar noch jij
noch de Alwetende Verteller
waren in zicht.
En overal was rumoer,
mensen met plezier.
Maar ik niet.
Waar moest ik heen,
zonder een Alwetende Verteller,
die mij begeleid in mijn verhaal.
En ik weet dat zij,
de Alwetende Verteller,
mij vertelde,
dat zij niet komen zou en zich
niet goed voelde,
toch hoopte ik met al het laatste beetje hoop dat zich in mijn leven bevond,
haar hier toch te zien.
Het bewijst maar weer
dat ik mijn hoop verspil
aan dingen
die niet uitkomen.
Met een beker in mijn hand,
slechts half gevuld,
sta ik hier.
Alleen.
Stil.
Is dit werkelijk hoe ik deze nacht zal eindigen?
De gedachte dat het antwoord ja zal zijn,
beangstigt mij extreem.
Het zal namelijk niet lang meer
duren,
voordat de bloem mijn lichaam volledig overneemt.
Het helpt me
dat een hoest vol
bloemen, mij hieraan herinnert.
Hoewel mijn stoute schoenen
nog thuis staan,
diep verstopt achter in een kast,
besluit ik toch naar je te zoeken
om misschien
een praatje te maken.
En ik vind je,
op je kamer.
De deur is niet gesloten.
Was het maar gesloten.
Want als het gesloten was,
had ik niet
dit aanzicht gehad.
Want jij staat daar,
met een ander
terwijl dat mij had moeten zijn.
Nee, het had niet mij moeten zijn,
het had niet eens gehoeven.
Het was ook niet realistisch geweest.
Want laten we eerlijk zijn,
vind jij mij wel leuk?
Voor kort had je geen idee van mijn bestaan.
Voor kort had je mij nog nooit gezien.
En net zoals toen,
draaide jij je om
en keek je mij aan
zodat onze ogen elkaar ontmoette.
Jou ogen
zo mooi
en die lach.
Jouw onzekere lach,
het betovert mij
slechts voor kort,
wat mij hier laat staan,
lomp en gebroken,
voordat mijn lichaam bezwijkt,
mijn longen begeven,
en mijn luchtwegen verstopt raken.
En dat allemaal door
een
ongelukkig aanzicht.
Ik ren.
Weg van jou,
weg van de persoon aan wie jij wél
je liefde geeft.
Weg van de personen,
de toeschouwers,
die kwamen kijken naar
hoe mijn verhaal eindigt.
Mijn longen zijn gevuld,
helemaal vol
waardoor het nu overloopt.
Het begint met blaadjes.
Een
Twee
En daarna gehele bloemen die mijn
luchtwegen verstoppen,
die eindelijk hun weg vinden.
Een bloem
Twee bloemen
Ik moet naar de Alwetende Verteller.
Zij kan mij helpen,
zij kan mij redden
van mijn ondergang.
Het is slechts enkele straten hier vandaan.
De muziek zal vast bij haar nog te horen zijn.
Maar de zuurstof,
het is niet genoeg.
Mijn hoofd is licht,
mijn luchtwegen vol en zwaar.
Drie bloemen,
Vier bloemen.
Ik stuikel,
ik val,
harder dan dat ik deed
voor jou.
Vijf bloemen,
Zes bloemen.
Het zijn er teveel.
Het zijn er te veel die
mijn lichaam ontsnappen.
Het zijn er te veel die
mijn longen vullen.
Het zijn er
te veel
die
ik nog
moet lopen.
Kracht sijpelt langzaam uit mijn lichaam.
Met elke bloem verdwijnt er energie.
Acht bloemen
negen bloemen
en druppels bloed vermengt met slijm.
Al mijn energie concentreert zich op
het verwijderen van die bloem.
Het verwijderen van wat jij mij hebt aangedaan.
Het verwijderen van al hetgeen dat een verstopping veroorzaakt in mijn luchtwegen.
Ik wil gewoon weer lucht,
normaal ademhalen,
normaal leven.
Maar het mag zo niet zijn.
Vanavond zal het eindigen.
Hier,
of heel misschien iets minder dan een meter verder.
Maar zeker niet bij jou,
of bij de Alwetende Verteller.
En misschien
is het ook maar beter zo.
Want jij kan niet van mij houden. Niet nu.
Jij kan niet van mij houden, met de bloem die zich in mij bevindt.
Met de bloemen, overgoten met mijn bloed, dat zich om mij bevindt
en een spoor achterlaat terug naar jou.
Terug naar waar het allemaal begon.
En langzaam maar zeker,
wordt mijn lichaam zwakker,
mijn gedachten zachter,
en mijn visie duisterder.
Maar het is oké.
Want het is zoals ik moet eindigen.
Dit is het einde van mijn verhaal.
Het verhaal dat de Alwetende Verteller,
zo graag had willen wijzigen.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top