Hoodstuk 2

De volgende ochtend kwam ik beneden en zag dat mijn vader al aan het ontbijten was.
"Ik moet zo naar het bureau, want we hebben een zaak," zei mijn vader en schonk een beker melk voor me in. Ik pakte het aan en nam een slok.
"Wat voor zaak?" vroeg ik. Mijn vader was een sheriff en zo druk had hij het niet altijd. Toen hij zei dat hij een zaak had zag ik in zijn ogen dat het iets groots was.
"Mag ik niet zeggen," zei mijn vader en stak zijn tong naar me uit. Hij begon te lachen en ik wierp hem een geïrriteerde blik.
"Ik vertel het vanavond ja? Ik moet nu echt gaan," zei hij en stond op. Hij aaide me over mijn hoofd en verliet het huis.
Ik ontbeet zelf even verder en maakte me daarna klaar voor de dag. Er stond namelijk een boswandeling op mijn planning.

Na een uurtje liep ik buiten de straat op.
De zon scheen en er hingen een paar wolken aan de lucht. Het was een typische lente dag, heerlijk!
Ik moest naar de weilanden om bij het bos te komen, dus ik liep het dorp uit.

Er stonden koeien te grazen en ik maakte wat foto's van de omgeving. Het was prachtig.
Mijn vader en ik wandelden vroeger altijd samen. We plukten brandnetels om soep te maken en we droogden bloemen en bladeren voor een collage of een fotoboek.
Leuke tijden.
Ik liep al een halfuur langs allemaal weilanden heen tot ik plots een blauw zwaailicht in de verte zag.
Toen ik dichterbij kwam zag ik een aantal politie auto's bij een grote boerderij staan.
Wat was hier aan de hand?
Ik liep langs de oprit waar alle politie auto's stonden. Toen zag ik mijn vaders auto. Dit was zijn zaak!
Ik scande de omgeving. Er was een stal, waarvan de deuren wagenwijd openstonden en er kwam een luid geloei vandaan. Aan de andere kant van de oprit stond een echtpaar in tranen en paniek tegen een paar agenten te praten. Toen viel mijn oog op een dode koe die voor het huis van de boerderij lag. Het was helemaal opengereten en agenten waren bezig met een forensisch onderzoek. Ze namen foto's, en DNA monsters.
"Ryn!" hoorde ik plots en zag mijn vader op me afkomen.
"Ryn! Wat doe je hier? Je kan geen plaats delict komen bezoeken," zei mijn vader.
"Rustig maar. Als jij had gezegd dat je hier zou zijn had ik een andere weg genomen naar het bos om te wandelen," zei ik en bleef naar de koe kijken.
"Wat is er gebeurd?" vroeg ik en liep er langzaam op af.
"Ryn, wacht nou," begon mijn vader en liep snel naast me. "Er is een koe aangevallen door iets,".
Ik zag hoe de organen van de koe uit haar buik lagen weg te rotten.
"Iets?" herhaalde ik mijn vader.
"Ze hebben een vermoedden dat het een dier is geweest. Een wolf of een poema. Ze onderzoeken nog verder," antwoordde hij. "Maar jij moet nu naar huis gaan, want als er echt zo'n dier rondloopt wil ik niet dat je naar het bos gaat," waarschuwde mijn vader me.
"Dus nu moet ik weer naar huis gaan?" vroeg ik en hij knikte.
Ik zuchtte diep en nam afscheid van mijn vader. Ik wierp nog een laatste blik op de koe en liep het pad weer terug door de weilanden heen.
Maar natuurlijk ging ik niet naar mijn vader luisteren. Ik rende door een weiland heen en stak zo over naar het pad aan de andere kant van het weiland dat ook naar het bos leidde.

Toen ik bij het bos aankwam was het eerste gevoel dat ik kreeg: rust.
Ik hoorde de vogels fluiten, de wind zachtjes waaien en ik hoorde konijnen door de struiken heen rennen.
Het was een fijn bos en af en toe zag ik iemand hardlopen. Er kwamen gier dus wel mensen en niemand vroeg zich af wat er dieper in het bos was?
Ik liep het hele pad uit en kwam bij een hek waarop stond: verboden toegang. Het pad ging een klein stukje verder dan het hek, maar het was nooit afgemaakt. Best wel eng eigenlijk. Toch klom ik over het hek heen en liep het bos in.
Ik moet jullie eerlijk zeggen dat het diepere gedeelte van het bos onvoorstelbaar prachtig was. Er waren frisse beekjes, de prachtigste bloemen en grasveldjes en er was een waterval.
Ik zag herten, bevers, ganzen, zwanen en eekhoorns. Het was bijna alsof ik in een andere wereld was gestapt. Zoiets als Narnia, maar dan zonder een kledingkast.
Ik ging tegen een grote boom aan zitten en sloot mijn ogen even.

"Jij vindt het dus ook leuk om regels te overtreden?" hoorde ik plots en schrok op. Een jongeman, een jaar of 20, keek me aan. Hij had donker haar, blauwe ogen en was breed gebouwd. Hij droeg geen shirt, alleen een korte broek en schoenen. Hij stond tegenover me met zijn armen over elkaar. Ik kon niet stoppen met naar zijn buik kijken. Zo gespierd.
"Niet te geloven dat ik dit ooit mag zeggen, maar: mijn ogen zitten hier," zei hij en ik schaamde me dood. Ik kreeg het intens warm en mijn wangen kleurden rood. Hopelijk zag hij dat niet.
"Wie ben jij?" vroeg ik.
"Ayron*," zei hij. "Jij?"
"Ryn," antwoordde ik en stond op.

"Waarom ben je hier in dit gedeelte van het bos? Je weet dat je hier niet mag komen toch?"

"Kan ik ook tegen jou zeggen,"

"Zo, zo. Een pittige dame dus. Je hebt gelijk. Ik ben een man en ik moet me dus als eerste uitleggen. Vrouwenlogica natuurlijk. Ik ben hier om te zwemmen,"

"Zwemmen? In het bos?"

"Ja, is toch niet zo gek? Er is een waterval in de buurt, heb je die al-,"

"Al gezien ja,"

"Oke, oke. Ehm.. nou.. veel plezier,"

"Dank je,"

Ik keek hem aan. Hij draaide zich om en liep langzaam van me vandaan.
"Wacht," zei hij plots. "Als je wil mag je mee?"

"Ik heb het toch al gezien?"

"Maar je hebt er nog niet in gezwommen," zei hij en knipoogde naar me.

Ik moest een beetje lachen om zijn brutaliteit, maar kon het wel waarderen.
Ik volgde hem naar de waterval.



*Ayron (zeg: Eeron)

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top