Chapter 8
We stoppen voor een kasteel van een huis. Mijn mond valt een beetje open en ik kijk hem aan. Hij grinnikt en haalt de sleutel boven. 'Welkom, Prior.' Ik draai met mijn ogen en ga naar binnen. Alles is heel modern ingericht. We gaan aan de keukentafel zitten. Ik haal mijn laptop boven, wanneer het boek uit mijn tas valt. Ik wil het pakken maar Scott is me voor. 'Wat is dit?' Hij kijkt me met een nieuwsgierige blik aan. 'Gewoon, een paar stomme sprookjes, meer niet.' Hij lacht en en slaagt het boek open. 'Heel oude sprookjes.' Voeg ik eraan toe.
Hij leest een paar regels en richt zijn blik terug op mij. 'Dit is niet zomaar een boek,' Zegt hij. 'Hoezo niet? Oké, het is oud maar-' Hij staat op en gaat richting de trap. 'Hye, geef terug! En we moeten door doen.' Zeg ik terwijl hij de ene na de andere gang inslaat. Hij stopt bij een eikenhouten deur, met gouden letters
"Quis respiciens ad aliquid, non inveniret" in gegraveerd. 'Wacht hier,' zegt hij bevelend. Hij sluit de deur achter zich en neemt het boek mee. Uit nieuwsgierigheid kijk ik door het sleutelgat heen. Een bibliotheek vol met boeken, tot wel meters hoog. Zonder dat ik het weet duw ik de klink naar beneden en open de deur. Torenhoge stapels van boeken en perkament. Grote kasten met rollen, ... enz. Met mijn handen strijk ik over het hout van de kast. Een kleine tinteling gaat door mijn vingers. Ik pak een zwaar boek van een plank : water. Er zijn nog andere boeken die er precies hetzelfde uitzien als degene die ik vast heb, alleen met een ander titel. Vuur, aarde en wind.
'Ik had toch gezegd dat je niet mocht binnenkomen.' Ik draai me om en zie hem boos kijken. 'Als ik boeken zie, neemt de nerd het in me het over.' Zeg ik. Ik heb het boek nog steeds in mijn handen. 'Waar heb je die gevonden?'
'Ze stonden gewoon hier, op de boekenplank.' Ik wijs naar de andere drie boeken. 'Deze zijn niet van hier.' Ik kijk hem vragend aan. 'Hoezo? Ze staan hier, dus ze horen hier toch?' Hij schud zijn hoofd.
'Ik weet welke van hier zijn en welke niet.' Hij neemt het boek van me aan en zet het terug in de kast. 'Kom, weg hier.' Bromt hij. Zuchtend volg ik hem terug richting de keuken.
'Ik breng je wel naar huis.' Hij grist zijn sleutels van tafel en opent de auto. Komaan Quinn, nog één keer in die verdomde auto en dan NOOIT meer. Ik stap in en leg mijn hoofd tegen het raam. We rijden richting mijn huis, als Scott opgebeld wordt. 'Hallo?' Met een vragende toon in zijn stem. Ik zie zijn uitdrukking veranderen. Zijn gezicht verstard en hij legt af. Met beide handen grijpt hij het stuur vast en geeft volle gas vooruit. We rijden mijn huis voorbij. 'Waar denk je heen te gaan?' Vraag ik ongerust terwijl ik me tegen de druk probeer te verzetten. Hij kijkt me niet aan of antwoord niet. 'Scott!' Roep ik kwaad. Nu heb ik zijn aandacht wel. Hij kijkt me aan, maar met een emotieloze blik. Hij remt ruw en stapt uit. Ik slaag mijn deur ook open en en volg hem. We staan in het midden van een bospad. De donker omringt me volledig. Het enige wat ik ruik is Scotts geur. Ik volg het spoor tot aan een open plek, waar hij gehurkt zit, starend naar de vollemaan. 'Alles oké?' Mijn stem trilt. Hij schrikt op als hij mijn stem hoort. Twee geel gloeiende ogen staren me aan. Uit paniek zet ik een paar stappen naar achter. 'Scott, ik ben het, Quinn.' Probeer ik hem gerust te stellen, ook al is het mezelf ervan overtuigen dat dit mijn verbeelding is. Hij staat recht, maar beweegt verder niet. Ik hoor een bot breken, en daarna nog één. Ik kan de pijn in zijn ogen zien. Stilaan transformeerde hij in een zwarte wolf. Degene zoals in mijn dromen. Een prachtig beest, een wolf. Ook al is heeft zijn vorm, een angstaanjagend uiterlijk. Ik herken nog altijd de menselijke blik achter zijn wolvenogen. Scott komt dichter, met zijn gele ogen en zwarte vacht lijkt hij angstaanjagend. Maar ik zie de angst niet, ik zie zijn roetzwarte vacht schitteren in het maanlicht en zijn ogen glinsteren als de sterren. Met mijn hand raak ik voorzichtig zijn vacht aan. Het voelt ruw aan maar tegelijkertijd ook donzig en zacht. Hij staart in mijn ogen, ik in de zijne. Zo blijven we lang zitten.
Het zonlicht schijnt fel in mijn gezicht, en de wind snijd langs mijn huid heen. Ik was vergeten mijn jas mee te pakken uit de auto. Onder mijn hoofd voel ik een donzige vacht. De herinnering van gisterenavond schieten me te binnen. Scott, wolf.
Ik blijf met mijn hoofd op zijn buik liggen, het geeft een rustgevend gevoel. Ik hoor zijn hart kloppen, en zijn longen de lucht in-en uitblazen.
Hij opent zijn ogen, en kijkt me bang aan. Zijn ogen worden glazig, wanneer ik een stem in mijn hoofd hoor : vertel het niemand dat je me gezien hebt als dit. Ik ga recht zitten en kijk paniekerig om me heen. Een natte snuit stoot tegen mijn hand. Ik ben het, Scott. Vragend kijk ik de wolf aan. 'Ben jij het Scott?' De wolf houdt zijn kop schuin. Ik smelt helemaal weg bij die beweging; het is mega schattig. Hij staar recht en gebaard me om op zijn rug te komen. Nu verbaasd me het pas hoe groot hij wel niet is. 3 keer zo groot als een gewone wolf. Voorzichtig klim ik om zijn rug. Ik klem mijn armen om zijn hals. Met een grote snelheid begint hij door het bos te sprinten. Ik schreeuw het uit van blijdschap, maar ook de schrik om te vallen. De wind suist door mijn haren en ik hoor, ruik en zie elk dingetje dat ik me maar kan bedenken.
Uitgeput gaat hij liggen. Mijn gezicht is verstopt in zijn dikke kruin*. Ik ruik zijn geur: naaldbos en bloemen. Een kleine glimlach verschijnt er op mijn mond. Kon ik maar voor altijd zo leven, als wolf.
Maar als snel wordt ik terug naar de realiteit getrokken. School, mijn moeder...
'Scott, als je daar bent, ik moet gaan. Mijn moeder heb ik al een dag niet meer gezien en ik moet naar school gaan.' Hij heft zijn kop op en kijkt me bedroefd aan. 'Sorry.' Zucht ik diep. Ik hoor een paar botten kraken en verschuiven. Zijn menselijke vorm begint zich terug aan te nemen. 'Zou je de kleren in m'n auto willen gaan halen?' Vraagt hij. Ik grinnik en ga ze halen.
Hij parkeert zich op de parking van de school. 'Was tof e?' Grijns hij. Ik kijk hem argwanend aan. Ik wil niet terug naar de harde realiteit. Scott die weer meisjes aantrekt, de klootzak weer uit gaat hangen. 'Ik heb hier geen zin in Scott.' Zucht ik gekwetst.
Ik stap uit en slaag de deur achter me dicht. Een hand grijpt mijn arm vast. Hij kijkt me aan op een manier die niet te beschrijven is. Er zit zowel liefde als blijdschap in, maar ook teleurstelling en verdriet. Hij komt dichter naar me toe en kust me zacht op mijn wang. 'Bedankt.' Zegt hij voor hij de school binnengaat.
Ik sta roerloos voor me uit te staren. Mijn hart slaagt op hol als ik terug denk aan de kleine kus, die zoveel meer zij dan woorden. Met een kleine glimlach vertrek ik naar de lessen. Ik wil naast Nikki gaan zitten maar ze houdt me tegen. 'Als jij het zo tot vindt om dingen over me te verspreiden, doe maar. Maar als jij in de problemen zit en hij je gebruikt heeft, kom ik je niet helpen.' Met die woorden staat ze recht en gaat ergens anders zitten. Wat?! Hoezo verspreid ik dingen over haar?
De les is gedaan als ik naar huis wandel. Ik besluit om eventjes naar het park te gaan. Tot rust te komen. Als ik aankom zie ik Scott zitten. Maar hij zit niet alleen. Hij zit vol passie met een meisje te zoenen. Mijn hart breekt in stukken. Ook al was er niks tussen ons, het voelde zo goed gisteren nacht.
*kruin: de vacht op de hals
Wolf Scott
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top