Chapter 7
Waar ligt dat boek nu? Ik ga elke schap af, hopend om maar een glimp van het boek op te vangen. A-ha, daar is het. De twee gele ogen op de kaft staren me net zo aan als de wolf uit mij droom. Een prachtige grijze vacht, een mooie kraag. Voorzichtig ga ik mijn vingers over het reliëf van de tekening. Ik kijk goed naar de kaft wanneer me iets opvalt. Eerst dacht ik dat het sterren waren die stonden te schitteren aan de hemel, maar het zijn wolven. Allemaal wolven. Het zijn hun ogen die zo schitteren. Ik open het boek en blader er doorheen. Voorzichtig slaag ik de pagina's om, zodat het perkament niet breekt. Even stop ik met bladeren als ik de titel zie : lupus spiritus.
Ik pak mijn telefoon en vertaal het : spiritwolf. Het komt uit het oud Latijns.
De Lupus Spiritus is een wolf van dood en leven, het goede en het kwade, dag en nacht, vuur en water; een balans. De goden hebben hem gecreëerd met een reden: hij zou de vrede bewaren in heel de wereld en daarbuiten. Mensen die hem gezien hebben, beschrijven het als een ster die uit de hemel kwam vallen. En zo de aarde trotseerde en het water liet vloeien, het vuur opwekte en de wind liet gieren. Deze balans werd voor eeuwen bewaart, maar werd verstoord door een donker figuur. Het diepste van de nacht, het slechte van het kwaad: Tenebris Malum. Lupus Spiritus wou vrede sluiten, maar Tenebris wou dat niet. Hij wilde over alles heersen, met een macht die niemand kon bezitten. Hij was jaloers op de Lupus Spiritus, dus zag hij maar één uitweg: wraak. Ze geraakte in een gevecht, dat ging om leven en dood. Het bleef een eeuwige strijd waarbij niemand won. Tot op de dag des oordeels. Iemand verried Lupus Spiritus, waardoor het uiteindelijk zijn dood werd. Niemand weet wat er nadien is gebeurt, want al het goede werd kwaad gemaakt.
Dit leek wel een sprookje, over het soort verhalen dat mijn grootmoeder vertelde. Ik luisterde er vol interesse naar, en droomde zo iedere nacht van een bos, vol met wolven. Ik glimlach bij de gedachte aan mijn grootmoeder. Ze ging dood toen ik 13 was. Voor een tijd blijf ik staren naar het boek, zonder te lezen.
'Juffrouw, we gaan direct sluiten. Morgen kunt u terug komen.' Zegt een vriendelijke stem. Ik kijk over mijn schouder heen en zie een oude vrouw - ik schat rond de 80 - achter me staan. 'Sorry, het spijt me, ik was in mijn gedachten verzonken.' Ze kijkt naar het boek dat ik vast heb. 'Die boeken staan hier al jaren te verstoffen op de planken. Niemand leest ze nog.' Met een weemoedige blik kijkt ze naar de dikke bundels. 'Ik wel. Ik vind ze toffer dan de andere.' Ze glimlacht klein. 'Houd dat boek maar, jij bent er meer mee.'
'Meent u dat?' Vraag ik enthousiast. Ze knikt. Ik zeg haar vriendelijk gedag en spring blij op mijn fiets naar huis.
'Ik ben thuis!' Weergalmt mijn stem door het huis. Er komt geen antwoord terug. 'Mam?' Nog steeds niks. Die zal nog op haar werk zitten. Met een plof spring ik op bed en begin het boek te lezen, helemaal vanaf het begin.
Ik strompel naar de badkamer. Ik ben doodop van de hele nacht door te lezen. Ik kam mijn haar en doe ze in een staart. Ik kijk naar mezelf in de spiegel, wanneer me iets opvalt. Mijn ogen gloeien fel geel. Ik knijp mijn ogen dicht en weer open, om er zeker van te zijn dat ik niet droom. Maar de kleur blijft. Ik ren naar beneden en pak een flesje water. Het is gewoon mijn verbeelding, niks om me zorgen over te maken. 'Ik ben weg!' Roep ik nog na. Maar er komt weeral geen antwoord. Ik ga naar boven en kijk in haar kamer. Het bed is nog netjes opgedekt, dus ze heeft er niet in geslapen. Ik doorzoek alle ruimtes, maar vind mijn moeder niet. Ik pak mijn telefoon en bel haar op. De telefoon gaat over, maar ze pakt niet op. Ik maak me ongerust, maar ik moet naar school gaan.
'Hye.' Zegt Nikki. Ik kijk haar met een opgetrokken wenkbrauw aan. 'Is dat alles, alleen Hye?'
'Ja, meer moet het toch niet zijn. Ik hou niet van klef gedoe.' Zegt ze nors. 'Jij bent degene die meestal met de knuffels begint.' Grap ik. Maar ze blijft een nors gezicht trekken. 'Heb je iets gehoord van mijn moeder?' Vraag ik om de stilte te verbreken. 'Hoezo?' Vraagt ze. 'Ik heb haar sinds gisteren, na school, niet meer gezien.' Ze schudt haar hoofd. 'Is alles oké? Want je doet zo raar.'
'Ja, ja, alles oké.' Ze draait zich om en gaat weg. 'Serieus Nikki? Ik heb hier echt geen zin in.' Ze stopt waardoor ik tegen haar bots. 'Kan je niet uitkijken?'Snauwt ze kwaad. Verbaasd kijk ik haar aan. 'Sorry.' Mompel ik. Ik zie dat ze haar vuisten balt, waardoor haar knokkels wit worden. 'Hye, rustig. Wat is er nu?'
'Jij.' Zegt ze waarna ze zich omdraait en naar haar klas gaat.
Mijn telefoon trilt: ik heb een berichtje binnengekregen.
"Onbekend nummer" komt er op het scherm.
Hye
Wie is dit?
Scott.
Bewijs het.
Wiskundeopdracht?
Ah ja, maar hoe kom je aan mijn nummer?
Ik heb zo mijn contacten. 😉 Maar wanneer spreken we af?
😒
Wat? Geen goede cijfers dan?
Alleen voor de cijfers, meer niet. Ik ken jongens zoals jou.
Oh ja? Wie dan?
Mijn ex.
Owkey :)
Doei 😒
Morgen bij mij thuis, oké, afgesproken.
Ik hebt niet eens gezegd dat ik kom. En geen idee waar je woont.
Ik breng je wel. Wacht na school aan de schoolpoort.
Ja, nee. Ik ga zelf wel naar huis.
Doei😉
Ik zet mijn telefoon af en zucht. Wat een geweldige dag.
De lessen gaan traag voorbij. Heel de dag negeert of ontwijkt Nikki me. Ik heb al dingen gevraagd, maar dan loopt ze weg. Na dat de laatste bel is gegaan, stop ik mijn boeken in m'n kluisje. Ik snij me aan een van de papieren. Het begint te bloeden. Jeej, ook dit nog. Ik doe mijn kluisje dicht en ga naar de wc's. Met een dieje dep ik het bloed er wat af, maar ik zie dat de wond al genezen is. Verbaasd kijk in naar mijn vinger waar net nog een snee was. Ik geef snel een blik op de spiegel, als ik zie dat mijn ogen weer gele kleur aannemen. Triiiinnnnggg
Mijn telefoon gaat af en ik neem op. Aan de ander kant klinkt een bekende stem :
Waar blijf je in godsnaam?
Meidenproblemen. Antwoord ik snel, geen idee wat ik moet zeggen.
Jeej, heb ik weer geluk. Kom je?
Ja, ben onderweg.
Ik pak alles bijeen en ga richting de schoolpoort. Scott zit in zijn auto, te pronken met zijn Porsche. Ik zucht en rol met mijn ogen. Groot ego dus. Ik wil van achter instappen maar de deur zit op slot. 'Heey, doe de deur is open.' Zeg ik geïrriteerd. 'Nope, sorry. Maar er is nog plaats vandoor.' Ik voel dat er zich nu een grijns op zijn gezicht vormt. Met tegenzin stap ik van voor in de auto en samen rijden we naar Scotts huis.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top