Chapter 5

Ik bevind me in een zwarte ruimte. Ik zie alleen de leegte die me omringd. 'Hallo?' Roep ik. De echo weergalmt door de ruimte, maar bereikt niemand. 'Dit is niet grappig, oké?' Opnieuw die eeuwigdurende stilte. Ik tast met mijn handen voor me uit om te voorkomen dat ik ergens tegenaan bots. Ik ga met mijn handen langs een muur die overgaat in een deur. Paniekerig probeer ik de klink te vinden. Ik grijp het vast en doe de deur open.
Niks.
Een kilte overvalt me waardoor ik mijn armen over elkaar slaag. Waar ben ik in godsnaam?
In de verte hoor ik stemmen, die overgaan in een dierlijk gehuil. Het geluid gaat door merg en been. Ik krijg een koude rilling die over mijn rug tot aan mijn tenen loopt. Het enigste waar ik nog kan aan denken is vluchten. Ik begin zo snel mogelijk te rennen, ook al pruttelen mijn benen tegen. Het gehuil komt dichterbij, waardoor ik elke adem die ik over heb gebruik om te overleven.
Ik voel iets tegen mijn rug aanduwen waardoor ik met een klap op de grond terecht kom. Ik draai me om, en kijk in twee gele ogen. Ze staren me aan, met een diep doordringende blik, alsof ze mijn gedachten willen lezen. De dierlijke blik trekt me op één of andere manier aan, terwijl ik ook doodsangsten uitsta. Ik probeer zo stil mogelijk te blijven liggen, in de hoop dat het beest weggaat. Ik voel zijn aanwezigheid minder en minder, waarna alles stilaan wegvaagt.

Ik schiet wakker en kijk om me heen. Nikki zit slapend op een stoel te snurken. De kamer is lichtgroen geschilderd, met witte meubels aangekleed.
'Ziekenhuis' komt er in me op.
Ik wil uit bed stappen maar ik wordt al snel tegengehouden door de bonkende hoofdpijn. 'Nikki, Nikki. Wakker worden!' Schreeuw ik fluisterend. Ze kijkt me verward aan maar wordt onmiddellijk wakker wanneer ze mij ziet zitten. 'Je bent wakker!' Zegt ze enthousiast. 'Ja, maar hoe ben ik hier in godsnaam beland en wat doe jij hier?' Vraag ik gedesoriënteerd. Ze zucht en kijkt me aan: 'Nadat je je door Scott tegen de tafel bent gestoten, was je flauwgevallen. We hebben toen onmiddellijk de ambulance gebeld en zijn naar het ziekenhuis gekomen,'Ze kijkt medelevend aan. Ik herinner me nu alles weer. Dus zo noemt hij. 'Hoelang lig ik hier al?'
'Een paar uur.'
'En waar is mijn moeder?' Vraag ik. 'Ze is nog onderweg, ze moest van ver komen.'
Een verpleegster komt binnen met een lijst. 'Oké, ik ga je een paar vragen stellen. Nadien mag je naar huis.' Zegt ze.

Ik heb een aantal medicijnen meegekregen die ik gedurende een week nog moet innemen, nadien zou de hoofdpijn weg moeten zijn. Samen met Nikki stappen we in mijn moeders auto. 'Alles oké?' Vraagt ze overbezorgd. Ik knik. Samen rijden we naar huis. Ik denk nog steeds aan de droom. Alsof het iets wou vertellen; de gele ogen, het dierlijke gehuil. Als ik het tegen mijn moeder zou zeggen, zou ze zeggen dat het door de val komt. Maar iets in me zegt dat het dat niet is.

'Wow, geweldig huis,' zegt ze lachend. Ik grinnik en plof op bed. 'Netflix?' Vraag ik. Ze knikt en pakt het tv-kasje. 'Nikki, klinkt het raar als ik over een wolf heb gedroomd?' Haar gezicht verstard en ze kijkt me aan. 'Euhm, ja... komt door de verdoving denk ik, ja.' Zegt ze zenuwachtig. 'Ze hebben me geen verdoving moeten geven.'
Ze peutert zenuwachtig aan haar nagels. 'Ik bedenk me net dat ik nog iets moet doen.' Zegt ze snel. Ze gritst haar schoenen van de grond en begint ze onhandig aan te trekken. 'Hoezo, kon je dat dan niet eerder zeggen?' Vraag ik. 'Kompleet vergeten, sorry.'
Ze kan niet snel genoeg de kamer uit zijn, wanneer haar telefoon met een 'pats' op de grond terecht komt. 'Nikki, je hebt je telefoon laten vallen!' Roep ik nog na. Maar ik hoor de deur al dichtklappen. Dan breng ik hem morgen wel.

'Alles oké?' Vraagt mijn moeder na een tijdje. 'Nikki rende ineens weg.' Zegt ze.
'Ze moest weg nadat ik begon over mijn droom.' Zeg ik.
'Welke droom?' Vraagt ze opdringerig. Ik kijk haar achterdochtig aan. 'Eentje die ik in het ziekenhuis had voor ik wakker werd. Over een beest, ik vermoed een soort wolf.' Ze kijkt me geschrokken aan. 'Heb ik iets verkeerd gezegd?' Vraag ik snel. 'Nee, nee. Ik bedenk me net dat ik de vaatwasser moet doen.' Ze glimlach snel naar me en gaat de kamer uit. Niet zij ook. Waarom is iedereen zo achterdochtig?

Met twee treden tegelijk ga ik de trap af. Ik zie haar zenuwachtig door de kamer lopen. 'Vaatwasser al gedaan?' Vraag ik haar. Ze stopt en kijkt me vragend aan. 'Vaatwasser?'
'Ja, vaatwasser. Je ging toch de vaatwasser doen?' Herinner ik haar.
Ik kijk naar het aanrecht, maar het ziet er spik en span uit. 'Al gedaan,' antwoord ze snel.
Met opgetrokken wenkbrauw kijk ik haar aan. 'Dan moet je toch supersnelheid hebben.' Zeg ik lachend. Ze begint zenuwachtig mee te lachen.

Ik fiets richting de bib. Als ik binnenkom, overwelmt de geur van nieuwe boeken die pas uit de drukkerij komen met een mix van de muffe geur van titels die al jaren op de planken zitten te verduren. Ik ga richting de de "oudere" afdeling. Dikke boeken waarvan de papieren vergeelt zijn en waar het stof zich aan tegoed doet. Ik pak een willekeurig boek uit de rekken: "door de jaren heen". Staat er op de voorkant. Ik blaas het stof eraf, waardoor een grijze wolk ontstaat die me doet niezen. Er komt een prachtige tekening tevoorschijn van een wolf, met dezelfde gele ogen die ik gezien had in mijn droom. Ik sla het boek open en leg een met een "plof" op het dichtstbijzijnde tafeltje. Ik begin te lezen:

Weerwolven komen in vele verhalen voor. Ze worden beschreven als monsterlijke wezens die sluipen in de nacht, op zoek naar een nieuwe prooi. Maar in andere bronnen doet zich het omgekeerde voor: de zijn zwart of bruin getint. Het zijn schepsel die over de bossen waken, en mensen beschermen van de boze geesten die hen kwaad willen doen. Ze zijn groter dan een normale wolf, waardoor ze als een enge gestalten kunnen gezien worden. Maar er is nooit een duidelijk beeld over ze geweest. Het enige dat in alle volksverhalen voorkomt is dat ze een soort band hebben met de maan, oftewel de godin genaamd Luna. Maar het is nooit vastgesteld of ze echt bestaan.

Ik klap het boek dicht en kijk naar de datum wanneer het boek geschreven is. 1539. Al een paar eeuwen oud. Voorzichtig leg ik het boek terug op de plank. Zou het iets te maken kunnen hebben met mijn droom?

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top