-H13- Als ik de dokters geloven moet

Het felle witte licht, waardoor ik mijn ogen nauwelijks open krijg, is niet het enigste wat aanwezig is. Er zijn ook regelmatige piepjes. En de stem van mijn moeder.

Alles blijft wat zacht, onaanraakbaar, ver weg. Mijn moeders stem klinkt luider, dan zijn er meer stemmen.

Een nieuw, nog feller licht schijnt in mijn ogen. Mijn hoofd doet pijn. Mijn borstkas ook. Het licht is irritant. Ik wil wegdraaien, maar dan is het alweer verdwenen.

"Hoe heet je?" Kan ik onderscheiden uit alle geluiden.

"Nora," hoor ik mezelf antwoorden. Mijn stem kraakt.

Er komen nieuwe vragen, maar ik ben moe.

Het kost te veel energie, dat luisteren.


Ik ben weer terug. De wereld is beter te onderscheiden. Mijn pijn daardoor ook.

Ik knipper en draai mijn hoofd om, die in een zachte kussen ligt.

"Nora?" Fluistert een stem.

Andere kant op. Ik draai mijn hoofd op mijn andere wang. Na nog een paar keer knipperen zie ik haar. Ik glimlach. "Mam."

Zij lacht hardop, maar ik zie tranen in haar ogen. Ik frons. Mijn moeder is er, maar waar is "er"? Wie zijn bed is dit? "Mam?"

Ze legt een hand op mijn wang. Haar andere hand heeft de mijne vast, merk ik nu. "Ja, ja ik ben er." Haar stem klinkt gebroken, alsof ze voor te lang niet heeft gedronken.

"Waar zijn we?"

Een snif van haar kant. "Het ziekenhuis, liefste."

"Oh." Er schieten beelden door mijn hoofd. Een zwarte gedaante die op mij af komt, blauw, het gevoel van verstikking... Rillingen trekken door mijn rug. Ik weet dat het me angst aan jaagt, maar ik kan er geen touw aan vastknopen, al die fragmenten. "Waarom?"

"Je... Je had een ongeluk."

"In het water?" Het is een woord dat in grote blokletters in mijn brein geschreven staat.

"Ja. In het water." Ze knijpt in mijn handen. "Rust nu maar even. De dokters zeggen dat dat nu het belangrijkst is."

Voor ik het goed en wel door heb, ben ik alweer in mijn duisternis vol rust getrokken.


Dit herhaalt zich telkens opnieuw, en telkens ben ik iets langer wakker. Mijn moeder vertelt wat er gebeurd is, alhoewel ik inmiddels mijn eigen herinneringen ook steeds beter en steeds levendiger terug krijg. Helaas. Mijn duisternis is niet meer van rust gemaakt, maar achtervolgt mij nu met zwarte gedaantes en verstikkende ruimtes.

Wat ik niet wist, is hoe ik er uit ben gekomen. Blijkbaar hebben ze mij eruit getrokken, nadat ze mijn aanvaller weggetrokken hadden, toen ze doorhadden dat ik er zelf niet uit kon komen. Het is niet helemaal duidelijk wie achter mij aan zijn gedoken, maar veel mensen waren nat geworden. Ik voel me dankbaar, denkend aan alle mensen die dat voor mij deden.

De dokters vertellen mij dat ik geluk heb gehad. Alhoewel ik een gekneusde rib heb door de reanimatie en een flinke wond op mijn achterhoofd door de klap op de rand, had het een stuk erger kunnen zijn. Grotendeels dankzij Elijah. Want hij is blijkbaar degene geweest die mij heeft gereanimeerd. Dit gedeelte jaagt mij nog steeds angst aan. Mijn hart heeft werkelijk stil gestaan.
Ik wist niet dat Elijah dat kon. Ik heb het hem ook nooit gevraagd. Ik vraag hem te weinig, stel ik vast. Ik wou dat ik hem kon bedanken, maar hij komt niet langs. Jo wel, Mar ook. Beiden bieden ze hun excuses aan, Jo zo vaak dat ik het niet bij kan houden.

Mar had mij geprobeerd te waarschuwen, en pas nu kom ik te weten waarvoor. Degene tegen wie ik in ging is een bekende in het dorp. Niet alleen voor zijn criminele daden, zoals ik al vermoedde, maar ook zijn agressiviteit aanvallen. Hij was er niet meer toen de ambulance aangereden kwam en niemand heeft hem zien vertrekken.

Ik begin te denken dat Elijah weer in een slechtere periode zit, dat hij daarom niet langs kan komen. Wanneer ik het aan Jo vraag, zegt hij echter dat Elijah mij niet wou overweldigen met te veel bezoek. Of zo. Mijn hart zinkt een beetje in als hij dit vertelt. Ik had hem graag langs zien komen.

Luca maakt alles weer goed, zorgt ervoor dat ik er niet te veel over na denk. Hij komt bijna dagelijks op bezoek, en heeft het zowaar naar zijn zin in het grote, interessante gebouw. Joe en mijn oom en tante Peter en Sandra nemen beurten om op hem te passen, aangezien mijn moeder mij niet alleen laten wilt.

Niemand van mijn vriendinnen terug in de stad stuurt wat. Het is zelfs zo, dat er al weken niks meer in de groep is gestuurd, of dat ik ook maar iets van ze heb gehoord. Zelfs Roos niet. Het steekt een beetje als ik er aan denk, maar ik moet eerlijk zijn; ik denk ook weinig aan hun. Ik wou het mezelf kwalijk nemen dat ik ook geen moeite meer doe, maar wanneer die gedachtes opkomen, probeer ik mezelf te herinneren: contact leggen komt van twee kanten.

Na een week in het ziekenhuis mag ik weer naar huis, en nog een week thuis zitten mag ik weer naar school.

De eerste keer weer door de deuren van de kantine te lopen is erger dan mijn eerste schooldag. Gym uren heb ik overgeslagen, want zelfs ademen is geen pretje met een gekneusde rib, laat staan sporten. Maar nu ik midden op de dag binnen kom, sta ik in een nachtmerrie. Er zijn zo veel mensen. Iedereen staart, fluistert en vertelt ongetwijfeld de wildste verhalen. Natuurlijk heeft iedereen er al over gehoord. Het liefst wil ik weer omdraaien, weg uit dit centrum van aandacht. Gelukkig vinden Jo, Mar en Elijah mij snel.

"Hey!" De stem van Jo is vol voorzichtigheid, alsof een andere toon mij zal doen breken. Ik krijg er wel een knuffel bij. Fysiek is hij iets minder bedachtzaam. "Au! Oh, Jo, iets zachter," lach ik pijnlijk.

Geschrokken laat hij los en stapt naar achter. "Oh! Tuurlijk! Sorry!"

Mar trekt zo ongeveer de tas met boeken uit mijn handen, zodat zij die kan dragen. "Overleefd?"

"De dramatische entree? Die wel... Geen idee of de rest van de dag lukken gaat," antwoord ik eerlijk. Ik heb echt geen zin in de vele vragen waarvan ik weet dat ze komen gaan. Mijn blik valt op de persoon die er met zijn handen in zijn zakken bij staat, en naar de grond staart. "Je bent niet langsgekomen," laat ik hem subtiel weten, dat ik het heb opgemerkt.

"Nee." Hij kijkt even op in mijn ogen.

Ik kan hem niet lezen. Hij lijkt zowaar nog afstandelijker dan normaal. "Dankjewel."

Hij glimlacht kort, als een beleefdheid.

"Nee, ik meen het, dankjewel. Je, uh. Ik ben aardig zeker dat je mijn leven hebt gered. Als ik de dokters geloven moet."

Deze keer blijft hij staren. Gewoon, staren, zonder iets te zeggen. Ik weet niet wat ik moet doen, of zeggen, en eerlijk gezegd wacht ik op een reactie van hem. Iets.

De bel gaat. Zijn ogen schieten naar boven, alsof hij precies boven zich in het plafond de bel zal ontdekken, glimlacht, houdt zijn hand op en vertrekt naar zijn klas.

Met een ongelofelijke blik staar ik hem na.

Jo kucht. "Uhm. Ja. Dat was apart, ik zal het toegeven."

Heeft hij er spijt van? Ik wil het niet denken, maar het schiet even door mijn hoofd. Natuurlijk niet. "Mag hij mij niet of zo?" Vraag ik hardop. Zodra het mijn mond heeft verlaten, heb ik er alweer spijt van. Ik ben veel te eerlijk vandaag.

"Jawel, jawel. Hij heeft gewoon...." Jo kijkt peinzend Mar aan. Ze staart terug. "...problemen."

Ik besef dat ze iets weten wat ik niet weet. Dus ik knik, en accepteer het. Zo goed als ik kan.


De mensen om mij heen zijn verbaasd dat ik zo snel al weer helemaal in mijn ritme zit. Ik doe er dan ook goed mijn best voor. Ik ga weer naar school en doe met alles mee, alleen met gym blijf ik op de bank. Buiten school doe ik het rustig aan met de activiteiten, maar toch ga ik nog langs Jo en Elijah voor een filmavond, eens in de week. Het is gezellig, en iedereen doet zijn best het luchtig te houden. Ik vind het absoluut niet erg. In deze weken haal ik ook mijn naaimachine tevoorschijn, met tekort aan andere mogelijke activiteiten. Ik moet er namelijk voor zorgen dat ik mijn borstkas niet te veel beweeg, maar zo lang ik stil zit is het goed te doen en is de pijn niet al te overheersend aanwezig. Met de stof bezig gaan is dan ook perfect.

Jo, Elijah en Mar zijn niet de enigsten die voorzichtig met mij omgaan. Mijn moeder blijft me met een bezorgd oog in de gaten houden, alsof ik elk moment kan instorten. Ik krijg een extra sessie per week bij mijn therapeut, die er ook verstelt van staat dat het incident mij niks gedaan lijkt te hebben. Wanneer ze het aan mij vraagt, haal ik mijn schouders op. Maar die avond denk ik er wel voorzichtig over na. En ik kom er achter dat ik mezelf bezig houdt. Zo druk bezig dat ik er niet aan kan denken. Niet kan denken aan het zwembad... Het zwembad. Niet aan denken. Juist.
Ik blokkeer mijn gedachtegang en open Netflix.


Mar is degene die het vraagt. Het is zo'n zes weken na het incident alweer, volgens de dokter hoeft het niet lang meer te duren voordat mijn ribben weer oké zijn. Twee, drie weken. Dan mag ik weer dingen oppakken zoals sporten. We zitten na school op het plein. Elijah is er niet bij, die is pas over een uur vrij. 

"Lielie?"

Ik kijk op van mijn telefoon. "Ja?"

"Ga je eigenlijk ook aangifte doen? Of heb je dat al gedaan?"

Jo kijkt geschrokken op. Het lijkt alsof hij er ook aan gedacht heeft, maar niet vragen wilde.

"Oh." Ik kijk naar mijn scherm en lach. "Weet niet zo goed."

Het blijft even stil. Dan zie ik beweging vanuit mijn ooghoeken en het volgende moment ploft Jo aan de ene kant van mij neer, en Mar aan de andere. "Ik dacht, je hebt er niks over gezegd dat je er mee bezig was. Dus ik dacht van niet. Maar het is nooit te laat om te doen, natuurlijk. Het kan altijd nog."

Het kan altijd nog. Het dreunt door in mijn hoofd. Het kan altijd nog. Het kan altijd nog. Altijd, dat is hoe lang ik die optie ga hebben. Afsluiten kan niet, nooit. Want altijd kan ik er nog op terug komen.

Abrupt sta ik op. Ik heb niet door dat ik het doe tot ik al sta. Ik draai me om en kijk naar twee bezorgde gezichten. Ik lach nerveus naar ze. "Geen probleem." Dat is geen antwoord of überhaupt logisch om te zeggen, "Ik bedoel, uh. Ja. Klopt, kan altijd nog... Kan altijd nog."

"Nora, sorry. Ik had het niet moeten vragen," zegt Mar. Ze staat ook op.

"Nee! Absoluut niet. Niet erg. Weet je," ik druk mijn telefoon aan zonder naar de tijd te kijken, "ja, ik moet maar eens naar huis. Groetjes aan Elijah, oké?"

"Nora, alles oké?" Vraagt Jo nog, maar ik ben al omgedraaid. Nog geen eens een stap verder gelopen, maar gehoord heb ik hem niet. Of zo laat ik mezelf geloven.


Vanaf die dag kom ik opeens overal het incident tegen. Er is een blokkade doorgebroken. Het zit in de officiële documenten die mijn moeder in de mail krijgt, het zit in het lopend water uit de kraan, het zit overal in mijn dromen en in iedere man op straat die een zwart bovenstuk draagt. Meerdere malen per dag hou ik gedwongen mijn angsten tegen, stop ik mijn razende hart en verstop mijn angstige ademhalen. Ik maak mijn notitieboekje vol, maar vergeet een nieuwe in mijn tas te stoppen. Elke seconde van de dag ben ik er mee bezig. Elke dag is dodelijk vermoeiend, maar slapen komt er ook niet van. Want dan mag ik het opnieuw beleven.

Het is alsof mijn moeder zich er op heeft voorbereid. Meteen in de eerste week, waarvan ik dacht het zo goed te hebben verstopt, belt ze de therapeut om de twee keer per week weer op te pakken, die net waren afgeschaft. Ze smeekt me iemand in vertrouwen te nemen, wanneer ik haar eindelijk vertel dat ik haar niet alles vertellen kan. Het maakt niet uit wie ik vertrouw. Ze vraagt of ze mijn mentor moet bellen, maar ik schud mijn hoofd. Ze wordt boos. De eerste keer dat ik haar weer echt boos zie, sinds de incidenten met mijn vader. Ik kan haar alleen aanstaren terwijl ze door raast, ik sluit mezelf af van de woonkamer. Horen doe ik haar niet, dus mijn ogen dwalen door de kamer voor afleiding. Ik zie Luca zachtjes in zijn deuropening staan, met grote ogen toekijkend. Ze volgt mijn blik naar hem toe, zucht en huilt dan zachtjes, met alleen tranen, zodat Luca haar niet kan zien. Ze zegt alweer sorry, dat ze me alleen zo graag helpen wilt, dat ze alleen niet weet hoe. Ze maakt thee voor mij. Ik slaap die avond bij haar in bed.

Maar woorden kan ik niet vinden om tegen haar te zeggen. Ik weet het gewoon niet. Hoe moet je zeggen dat je niet slapen kan, omdat je dan achtervolgt wordt door nachtmerries, maar je kan ook niet opblijven, want daar zijn ze ook? Hoe moet je zeggen dat je zo geobsedeerd bent met elk mogelijk gevaar registreren, dat je de rest van de wereld vergeet? Niet meer ziet?

Het zit allemaal zo mooi in mijn hoofd. Het komt er niet uit. Ik weet het gewoon niet.

Ik eet niet meer zoveel op school. Opletten in de les is moeilijk en ik heb al mijn energie nodig om de leraren te volgen. Ik zeg dan ook niet meer zo veel in de pauzes, misschien nog wel minder dan Elijah. Ik denk dat ik het wel oké doe, met knikken en lachen en ja zeggen, tussen het opschrikken en zenuwachtig wegtrekken door. Toch lijken ze het te zien. Mar zegt nog wel tien keer sorry. Jo probeert me in elk gesprek te betrekken, wat heel aardig is, maar me alleen nog meer uitgeput maakt. Ze bieden hun lunch aan, of iets voor mij te kopen, nu ik geen moeite meer neem om een lunch mee te nemen van huis die ik niet op ga eten. Soms eet ik wat van hun lunch, om ze gerust te stellen, maar veel krijg ik niet binnen.

Op een gegeven moment zit ik alleen in de aula, wachtend op de anderen. Elijah komt naar mij toe. Ik kijk naar hem op en glimlach, om dan weer in mijn telefoon weg te duiken, want ik verwacht niet dat hij een gesprek aan wilt gaan.

Het loopt anders dan verwacht.

"Hier." Elijah houdt iets naar mij uitgestoken. Het is een plastic bakje.

Nieuwsgierig neem ik het aan en spiek er in. Pasta met mozzarella, tomaat en pesto. Mijn favoriet.

"Je favoriet, toch?" Vraagt Elijah, terwijl hij tegenover mij gaat zitten.

Ik knik en glimlach. "Klopt. Dankjewel." Ik wil het wegstoppen, maar dan geeft hij mij nog wat. Het is een vork. Met een verbaasde blik kijk ik hem aan.

Hij kijkt serieus terug. "De anderen willen het niet zo direct zeggen, maar je moet echt wat meer eten."

Ik adem in. "Uhm, ik heb echt geen trek."

Hij knikt en bijt op zijn lip. "Ik weet het. Zo voelt het niet. Maar geloof me, je lichaam zal er dankbaar voor zijn. Dan heb je ten minste nog wat energie voor de rest van de dag."

Ik denk dat hij gelijk heeft. Met een nieuwe blik kijk ik naar de bak pasta, en schiet dan in de lach. "Verwacht je van mij dat ik dat allemaal op eet? Dat is toch wel heel optimistisch."

Elijah lacht, en haalt vervolgens nog een vork uit zijn rugtas. "Je denkt toch niet dat ik pasta mee neem om er zelf niet van te eten?"

Hij opent de bak en zet hem tussen ons in op tafel. Zelf neemt hij de eerste hap.

Zwijgzaam kijk ik toe, met een glimlach om mijn lippen. Ik waardeer dit echt. Ik waardeer dat hij de moeite voor mij neemt, dat hij twee vorken mee neemt in plaats van één.

Dan kijk ik naar de bak. Het ziet er wel goed uit. Één hapje kan geen kwaad? Ook ik prik wat pasta aan mijn vork. En zo waar geniet ik er van. Wanneer Mar en Jo er bij komen zitten, kijken ze verbaasd toe, maar zeggen niks, uit angst mij weg te schrikken.

Mijn ogen kruizen met die van Elijah.

Ik glimlach. Mijn glimlach zegt dankjewel, fluistert dat ik dit nodig had.

Hij glimlacht ook. De zijne zegt dat het oké is. Misschien zegt het ook wel, dat hij het snapt. Een beetje.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top