Ezra
Samen met Xaël zit ik op het grote tweepersoonsbed in mijn kamer, al jaren vraag ik mezelf af waarom mijn ouders me een tweepersoonsbed hebben gegeven, als het niet de bedoeling is dat er ooit iemand naast me komt te liggen. Zou het zijn om me de eenzaamheid van een leven zonder liefde te laten zien? Zouden ze stiekem toch willen dat ik op een dag een jongen ontmoet die het waard is om de wet voor te overtreden? Zouden ze, ondanks hun eigen waarschuwingen, willen dat hun dochter op een dag gelukkig is? Ik weet het niet.
Xaël en ik praten vaak over jongens als we alleen zijn, maar de jongens in ons dorp houden zich aan de regels, zelfs als ze het er niet mee eens zijn. De jongens die zich niet perfect aan de regels houden, zijn vaak degenen die onze irritaties opwekken, zij vragen continu om aandacht, en langzaamaan heeft iedereen een hekel aan hen gekregen. Het is precies wat de overheid wil, dat we allemaal een hekel aan elkaar hebben, en puur door wetenschap voor het voortbestaan van de mensheid zorgen.
Mijn ouders hebben me ooit verteld dat ze in het diepste geheim van elkaar houden, maar dat er niemand is die het te weten mag komen, omdat ze weten dat ze gemarteld zullen worden als de overheid achter hun geheim komt. Ze zullen worden gemarteld tot ze liefde vervloeken, tot ze het gaan zien als iets wat enkel slecht is, tot ze ons vertellen dat liefde een vloek is en dat je er niet in moet trappen, want dan zal het je dood betekenen.
We hebben al jaren door dat de overheid ons voorliegt, dat ze bang zijn voor de gevolgen van een echte liefde, omdat ze weten dat het sterker is dan zij. Amor vincit omnia, de spreuk is inmiddels al ongeveer drie decennia oud, maar de overheid weet dat het de waarheid is. Liefde overwint alles.
En Xaël en ik zijn vastbesloten op een dag die liefde te vinden, en als we het eindelijk hebben gevonden, zullen we het beschermen met alles wat we hebben. We zullen onderduiken als het moet, we zullen vluchten, we zullen liefhebben, en we zullen vechten voor die lang gekoesterde liefde die altijd op ons stond te wachten.
"We moeten weer eens naar de stad gaan," zucht Xaël, en ik weet precies waar ze aan denkt. Een jaar geleden kwamen we een jongen tegen die zich anders gedroeg dan alle anderen. Hij liep niet zomaar langs ons af, hij groette ons met een knikje en een glimlach, en liep toen door. Het leek alsof hij merkte dat we anders waren, dat wij het ook niet eens zijn met de regels van de overheid, en sinds die dag denken we af en toe nog steeds aan hem, Xaël vaker dan ik.
Nog altijd ziet zij hem haarscherp voor haar, terwijl ik me zijn gezicht nog maar vaag kan herinneren, hij had donkerbruine ogen en kastanjebruin haar. Afgezien van zijn lengte en de tattoos op zijn bovenarmen zou hij niet snel opvallen in een grote menigte, maar toch was er iets aan hem dat Xaël aantrok, iets waardoor ze hem niet heeft kunnen vergeten sinds die dag.
"Ja, laten we zaterdag naar de stad gaan, dan kunnen we meteen nieuwe kleren kopen," stel ik voor, en zie hoe de ogen van mijn beste vriendin oplichten. Ze kan nu al niet meer wachten tot het eindelijk zaterdag is, en ik moet toegeven dat ik er zelf ook wel zin in heb, al geloof ik niet dat we de jongen nog een keer tegen zullen komen.
"Wat als we hem nog een keer tegenkomen?" vraagt Xaël, haar vragende ogen vangen mijn blik, en ik haal mijn schouders op. De kans is klein dat we hem tegenkomen, maar dat betekent niet dat het onmogelijk is, en ik zou zelf ook niet weten wat ik dan zou moeten doen.
"Misschien kunnen we wel even met hem gaan praten," denk ik hardop, en glimlach als ik zie dat de blik van Xaël langzaam dromerig wordt. Het is duidelijk dat ze weer aan de jongen denkt, en ik zou haar er bijna van verdenken dat ze na een jaar lang van fantaseren verliefd op hem is geworden. Misschien heeft ze hem in haar gedachten geïdealiseerd, waardoor het tegen zou vallen als we hem tegen zouden komen, maar Xaël kennende zal ze de jongen niet uit haar hoofd kunnen zetten tot ze op zijn minst even met hem gepraat heeft. Ik besluit alles op alles te zetten om die jongen te vinden als we naar de stad gaan, en om eerlijk te zijn, ben ik zelf ook benieuwd naar wie de jongen eigenlijk is. Na al die tijd is mijn herinnering aan hem langzaam vervaagd, en Xaël maakt dat ik langzaam nieuwsgierig word.
Over drie dagen is het zaterdag en ik verheug me er nu al op om naar de stad te gaan, de hoofdstad van ons land, de enige stad in ons land met meer dan een miljoen inwoners. Vroeger woonden er veel meer mensen in ons land, maar toen liefde verboden werd, zijn veel mensen gestraft met de dood voor het enige waar zij nog in wilden geloven, zij waren de laatste generatie die heeft kunnen liefhebben in het openbaar, maar ook zij hebben daar een hoge prijs voor moeten betalen. Zij moesten betalen met hun leven, net als wij dat zouden moeten als ze ons ooit zouden betrappen, als ze er ooit achter zouden komen dat we verliefd zouden zijn.
Xaël en ik weten vrijwel zeker dat we op een dag verliefd zullen worden, zelfs als we het niet zouden willen, liefde is iets wat ons menselijk maakt, het maakt ons tot wie we zijn, en ze hadden het recht om lief te hebben nooit van ons mogen afnemen. Liefde heeft de mens in leven gehouden vanaf het moment dat wij als soort bestonden, al die tijd heeft liefde ervoor gezorgd dat wij ons wilden opofferen voor degenen van wie we hielden, familie, vrienden en geliefden. De overheid heeft door liefde te verbieden alles afgenomen wat ons dierbaar was, ze hebben de kans op overleven zoveel verkleind door de liefde te verbieden, en ik hoop met heel mijn hart dat ze er niet ongestraft vanaf zullen komen.
Op een dag zal er een nieuwe opstand ontstaan, een opstand waarin het volk sterker is dan de overheid, een opstand die door ons gewonnen zal worden, en dan kunnen we eindelijk weer liefhebben, dan hoeven we eindelijk niet meer stiekem te dromen over hoe het zou zijn om liefde te kunnen voelen zonder ervoor gestraft te worden.
Zouden wij die dag ooit meemaken? Ik hoop het, maar in dit leven is niets zeker. Elk moment dreigt er gevaar, elk woord dat je spreekt kan je laatste zijn, elk moment kun je gestraft worden voor de droom om ooit lief te hebben, en toch zal ik die droom altijd koesteren. Die droom geeft me hoop, en ik zou er alles aan doen om op een dag ongestraft bij mijn geliefde te kunnen zijn, een geliefde die ik nog niet ontmoet heb, maar waarvan ik zeker weet dat hij bestaat.
Op een dag zal alles beter zijn, en ik hoop vanuit het diepst van mijn hart dat ik die dag nog mee mag maken.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top