De Kerstvreemdeling

'Tante... Tante...' Rozemarijn gaf een kleine por in mijn schouder. Met een zucht opende ik mijn ogen. Mijn nichtje keek me met grote ogen aan. 'Wat is er?' bromde ik. 'Als je zo laat nog wakker bent, krijg je geen cadeaus van de Kerstman.' Achter haar kwam haar jongere broertje vandaan, mijn neefje Dille. 'Nou, daar hebben we over nagedacht.' Zijn vingertje ging zoals gewoonlijk de lucht in, als hij een idee of plan uitlegde. 'Als het de Kerstman zou zijn die beneden was, en hij heel luid was met harde voetstappen en dingen laten vallen op de grond, zou hij het vast niet erg vinden als we naar beneden zouden zijn gegaan. Hij heeft ons namelijk gewekt.' Ik glimlachte om zijn gedachtengang. 'Maar als het niet de Kerstman was, dan zijn we voor niets naar beneden gegaan. Dus jij kan beter gaan, tante Robijn.' Ik draaide me om, zodat ze niet zagen dat mijn ogen steeds maar weer dichtvielen. 'Kun je dat niet aan jullie ouders, of aan opa en oma vragen? Of een andere tante die geen slaap nodig heeft?'

Dille kwam naast me op bed zitten. Zijn kleine, koude handjes raakten mijn arm aan. 'Die zijn nog niet terug van het feest. Jij bent de enige die thuis is, op tante Fiona na. Maar zij is oud. En degene die beneden zit, die is ook in dit huis. We willen ook best met zijn tweeën naar beneden gaan! Dat durven we wel. We willen alleen niet zo'n grote straf krijgen van de Kerstman als hij ons ziet.' Rozemarijn leek alleen maar te kunnen knikken. Ik zuchtte vermoeid en halfslapend wuifde ik richting de deur. 'Doe maar de groeten aan de Kerstman.' Dille drukte nog snel een zoen op mijn arm en ze trippelden de kamer uit, zo snel ze waren gekomen.

Ik draaide me om en nog eens. Ik hoorde de eerste traptrede kraken en schoot omhoog. 'De Kerstman? Shit, shit, shit!' Realiserend wat ze hadden gezegd sprong ik klaarwakker uit bed. Er zat iemand beneden. Iemand die daar niet thuishoorde.

'Dille! Roos! Wacht!' Mijn kamerdeur ging voorzichtig open en de twee olijke gezichtjes gluurden naar binnen, terwijl ik een paar warme sokken aandeed en een vest over mijn blote armen heen trok, mijn joggingbroek was warm genoeg. 'Wil jij ook de Kerstman zien?' vroeg Roos vrolijk en hard in haar enthousiasme. 'Ssst! Je maakt je neefjes en nichtjes zometeen nog wakker. Blijf achter me.' Ik duwde ieder een soort van wapen in de handen, je wist maar nooit. Dille gaf ik een haarborstel en Rozemarijn een schoen met een hoge hak. Het waren spullen van mijn zus, dus ik hoopte niet dat ze gesloopt zouden worden. Zelf greep ik de golfclub van mijn vader mee.

De trap kraakte bij iedere trede. Ik hoopte dat de vreemdeling ons niet hoorde. Beneden aangekomen zagen we dat op de marmeren vloer van de hal halfgesmolten sneeuw lag. We schuifelden zachtjes naar de houten deur van de zitkamer en bleven daar luisteren. Ik hoorde vuur van de openhaard knisperen en een glas dat werd neergezet. 'Het is de Kerstman niet,' fluisterde ik. 'Klaar?' Dille en Roos knikten vastberaden. Ze hielden hun geïmproviseerde verdedigingsmiddelen omhoog en keken gespannen naar de deur. Bijna moest ik lachen. '3... 2... 1...' Ik duwde de klink van de deur omlaag, gooide hem met een zwaai open en met strijdketen en al, sprongen we naar binnen.

In de stoel van mijn vader zat een jonge man, die geschrokken omkeek. Hij stond op en liep richting ons met zijn handen omhoog. Roos en ik stopten, maar Dille vloog op hem af en zorgde dat hij achterover viel op de bank. Met de haarborstel begon hij op de armen van de man te slaan. Het had niet bepaald veel effect. Rozemarijn zuchtte en trok haar broertje van de donkerblonde man af. Met een triomfantelijke blik kwam hij trots naast ons staan. 'Wie ben jij?' vroeg Rozemarijn. 'Aaron. Ik ken jullie grootvader.' Hij keek me aan met zijn zeeblauwe ogen en ik voelde dat ik begon te blozen. Hij was best wel knap... Maar het is een indringer! Herpak je zelf! dacht ik vastberaden.

'Wat is zijn volledige naam? Als je onze grootvader kent, weet je zijn complete naam,' zei Rozemarijn. Jeetje, ze had de laatste tijd wel veel mysterie boeken gelezen. 'Walter Gerardus Albus Sneeuwvlok,' antwoordde hij. Rozemarijn ontspande een beetje. Dille niet. 'EN WAT DOE JIJ HIER, MENEERTJE INDRINGER? NOU? KOMT ER NOG WAT VAN?' Hij was naar voren gelopen met zijn vingertje omhoog, wijzend naar het hoofd van de arme man. De man kuchte, maar ik hoorde duidelijk een grinnik. Rozemarijn keek geïrriteerd naar haar broertje. 'Kan het nog harder? Straks maak je de anderen wakker!' Dille keek evenals geïrriteerd om. 'Ik ben iemand aan het ondervragen, zusje lief... Hij moet onder de indruk zijn van mij, anders durft hij te liegen.'

Ik stapte tussenbeide, voor ze elkaar in de haren vlogen. 'Laat het ondervragen maar aan mij over. Jullie kunnen weer naar bed.' Ik wierp een blik op de kerstboom, waar nog geen cadeaus onder lagen. 'De Kerstman is nog niet geweest zo te zien, dus vlug weg hier, voordat hij komt. Ik heb hier alles onder controle.' Dille en Rozemarijn keken elkaar verheugd aan en renden naar de deur. Dille keek nog een laatste keer boos en verdenkend naar Aaron, maar ging toen snel zijn zus achterna. Ik schudde glimlachend mijn hoofd en keek naar de vreemdeling. 'Dus... Jij bent zeker niet hier om cadeaus te geven namens de Kerstman. Wat doe je hier? En hoe ben je binnengekomen?' Hij zuchtte en ging zitten. Ik kon nu al merken dat het een lang verhaal ging worden. 'Laat me eerst even wat te eten en te drinken pakken,' zei ik en bood aan ook iets voor hem te pakken. Glimlachend knikte hij.

Teruggekomen zette ik een pot lavendelthee, twee mokken en schaaltje met bonbons neer. Ik schonk drinken in en ging naast hem op de bank zitten. 'Je behandelt me als een gast,' zei hij nog steeds met een glimlach op zijn gezicht. Ik streek een pluk van mijn bruine haren uit mijn gezicht en voelde dat ik weer bloosde. 'Tja, als je de heer des huize kent en ook nog eens bent binnengekomen... Je lijkt nu nog niet gevaarlijk.' Hij moest lachen. 'Goed dan, hier gaan we... Ik ben een oude vriend van Walter. Dat klinkt misschien gek, aangezien ik vele malen jonger ben. Maar hij heeft ooit een gunst aan mij verleend, bijna tien jaar geleden. Morgen, 25 december, dan kennen we elkaar al een decennium. En dat wilde ik vieren. Hij zou me zijn komen ophalen van het vliegveld vanochtend, maar dat is hij duidelijk vergeten. Ik heb de hele weg hier naar toe moeten liften en heb drie keer bij de verkeerde aangeklopt. Ik wist nog van vroeger dat een reservesleutel naast de rozenstruik begraven lag. Zo ben ik binnengekomen.' Hij gleed onhandig met zijn hand door zijn haren. 'En jij? Hoe ken jij Walter?' Ik greep een bonbon en lachte. 'Hij is mijn vader!' Zijn mond gleed open.

'Nee maar... Ik dacht al dat ik je kende... Robijn! Dat is lang geleden! Ik ben het! Ron!'
'Ron? Jemig... 10 jaar? We zijn altijd met elkaar omgegaan toen we jonger waren. Hoe oud waren we? 11? 12? 13?'
Ik nam een hap van de bonbon. Oei! Daar zat drank in. Mijn keel brandde en ik moest hoesten.
'Gaat het?'
Aaron had zijn hand op mijn arm gelegd en keek me bezorgd aan. Onze blikken kruisten. Ik kon niet meer wegkijken van zijn prachtige, blauwe ogen. Zijn adem stokte en hij sloot ze. De betovering was verbroken.
'Drank,' mompelde ik.
'Wat zei je?'
'Drank. Er zit drank in die bonbons. Daar had ik niet op gerekend. Ik drink niet. Het brandt mijn keel weg. Ik ga eventjes water halen,' ratelde ik maar door. Wat was er toch met me aan de hand?

Zo snel als ik kon stond ik op en liep naar de keuken. Mijn hart bonkte luid en snel. 10 jaar geleden... Ik was in die tijd voor hem gevallen. Hij maakte me aan het lachen, liet me veilig voelen... Maar ik was te verlegen en te jong geweest om het hem te zeggen. Mijn hart was gebroken geweest toe hij was vertrokken, maar al snel had ik me gericht op mijn dromen. Ik vergat hem. Alleen heel soms in mijn dromen keerde hij terug.
De gevoelens die ik dacht niet meer te hebben, kwamen langzaam weer naar boven. De vlinders in mijn buik fladderden heftig rond, een gevoel dat ik al zo lang niet meer had gehad.

Ik haalde een paar keer diep adem om tot rust te komen, dronk een paar slokken water om mijn keel te blussen en met de weinige moed die ik had, liep ik weer de woonkamer in. Mijn blik gleed voorzichtig naar de bank. Daar zat niemand meer. Mijn ogen gleden verder door de kamer. Daar! Voor de openhaard! Langzaam liep ik naar Aaron toe en ging naast hem zitten. Hij glimlachte en begon een gesprek over onze hut in het nabijgelegen bos van toendertijd. Wat hadden we daar veel goede herinneringen gemaakt.

'Ro, denk je dat die hut nog steeds bestaat?' vroeg hij. Zijn hand gleed weer door zijn haren. Ik lachte erom. Het was een tik als hij zenuwachtig was of enthousiast. Ik haalde mijn schouders op als antwoord op zijn vraag. Voor even bleef het stil. 'Zullen we gaan kijken?'
'Nu? Ik moet op mijn neefjes en nichtjes passen.'
'Ben je de enige volwassene die thuis is?'
Ik dacht even na en schudde toen mijn hoofd. 'Mijn tante Fiona, zij is nog thuis.' Hij glimlachte en pakte mijn hand.
'Dan gaan we nu kijken.'

Met onze winterjassen en sneeuwschoenen aan, wandelden we buiten, richting het bos. 'Ik kan me niet meer precies herinneren waar het was,' fluisterde ik. 'En die sneeuw en duisternis helpen er ook niet echt bij.' Ik hoorde zacht gegrinnik. Hij klonk nog precies hetzelfde als al die jaren terug. Alleen was zijn stem nu zwaarder.

Ik struikelde half over een wortel van een dikke boom en verschrikt keek Aaron om. 'Gaat het?' vroeg hij, terwijl hij zijn lach probeerde in te houden. We barstten tegelijkertijd in lachen uit. 'Zo onhandig als altijd,' lachte hij. Hij veegde de tranen van plezier van mijn wangen en wees toen achter me. 'Daar! Jeetje, hij staat er gewoon nog!' We renden er enthousiast op af. Ron trok aan het klemmende deurtje, en met luid gekraak vloog het open.

'Ons doosje met brieven en verhalen! En het kacheltje! Ach, en kijk naar die krukjes en tekeningen en versieringen!' Tranen sprongen in mijn ogen. Het stond er allemaal nog, precies op de plek waar we het hadden achtergelaten. Ik pakte het houten doosje op, waar we al onze brieven en verhalen in hadden gestopt. 'Ben je na mijn vertrek hier ooit nog geweest?' vroeg hij. Ik schudde mijn hoofd. Het doosje had ik van mijn overgrootmoeder gekregen. Op de deksel en zijkanten waren uit het hout blaadjes en krullen gekerfd. Ik opende het voorzichtig. Tot mijn verrassing lag er een ongeopende brief in. Een brief die aan mij gericht was.

'Wat is dit?' vroeg ik, terwijl ik de blauwe envelop met de witte, kanten strik omhoog hield. Aaron keek verbaasd. 'Heb je die nooit meer gelezen, Robijn?' vroeg hij verbaasd. 'Dat verklaart... Misschien is het wel beter zo...' Zijn gemompel verontruste mij. Ik zette het doosje weer op zijn vaste plaats en bekeek de brief in mijn handen.

"Aan mijn lieve Robijn"

Mooi versierde letters. Dat had hij anders nooit gedaan. Ik trok de strik los en opende de envelop. Een zoete geur vulde de hut. Enkele gedroogde rozenblaadjes waren de oorzaak. 'Ik heb frisse lucht nodig. Ik zal buiten op je wachten.' Aaron liep uit de hut. Ik vouwde de brief open.

"Liefste Robijn,

Jij bent zo waardevol voor mij. Helaas moet ik weer vertrekken, maar niet voordat ik je nog twee waarheden vertel. Dit had ik al veel eerder moeten doen.

Ik ben nu volwassen. Ik ben nu weer hier, op bezoek bij onze buren. Ze vertelden dat je was vertrokken naar een grote stad, om daar je droomstudie te volgen. Je ouders wonen nog steeds hier, maar ik heb niet de moed om ze te bezoeken. Ik heb jullie zoveel pijn en verdriet gedaan met mijn vertrek. Over precies drie jaar en twee maanden is het tien jaar geleden dat ik jouw vader en jou heb ontmoet.

En dan komt nu mijn eerste waarheid. De gunst die jouw vader mij heeft verleend. Door mijn stommiteiten en angst, was ik een boom in gevlucht. Je zult het misschien niet geloven, maar ik had een wild zwijn achter me aan. Ik was te dicht bij haar nest gekomen. Het beest heeft me drie keer geraakt, voordat ik in de boom was geklommen. Daar komen dan ook die drie littekens op mijn benen en rug vandaan. Je vader heeft me gered. Ik heb je dit nooit verteld omdat ik me schaamde. En... Omdat jouw vader het beest heeft moeten verwonden. En we weten hoeveel je van dieren houdt en dat je zou denken dat het mijn eigen fout is. We weten niet of het zwijn het uiteindelijk heeft gered en of de kleine zwijntjes groot zijn geworden... Het spijt ons.

Dan nu de tweede waarheid. Sinds dat ik je al die jaren terug heb ontmoet, heb ik gevoelens gekregen, die ik nog nooit heb gehad... Ik ben, of was, verliefd op je. En nu weet ik het niet. Ik heb relaties gehad, maar nooit voelde het zoals bij jou. Ik houd van je Robijn... Maar ik weet niet hoe. Als beste vriendin, maar misschien wel meer. Ik zou willen dat je hier was, dan kon ik je omarmen en het je zelf vragen.

Ik weet niet of het slim is deze brief hier achter te laten en of je het ooit zal lezen. Als het zover is, als het jubileum aanbreekt dat ik jullie een decennium ken, dan kom ik weer. Hopelijk ben je er dan ook, het is dan immers Kerst. Ik zal je hetzelfde vragen als dat ik in deze brief doe. Tenzij je dit eerder vindt en eerder antwoord geeft.

Liefste Robijn...
Houd jij ook van mij?
Ik mis je.

Liefs, Aaron

Verbijsterd en trillend hield ik de brief vast. Toen nam ik een besluit. Ik stapte uit de hut. Aaron keek op en ik zag dat hij bloosde. 'Weet je, je hoeft niet-'

Voor hij verder kon praten, drukte ik mijn lippen tegen de zijne. Na een tijdje lieten we elkaar los. Hij glimlachte breed. 'Is dat een "ja"?' Ik omhelsde hem. 'Ja.' Hij keek omhoog.

'Zeg, is dat niet een maretak?'

~•~
Dit verhaal is voor de schrijfwedstrijd van SpiritedPanda.

Bedankt voor het lezen!

Mehroe❤️

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top