Hoofdstuk 2: Water
Ribbelpoot slenterde door het kamp met een bosbal in haar bek. Haar staart sleepte door het zand en liet een langwerpig spoor achter. Toen ze bij de oudsten aankwam, wenste ze onzichtbaar te zijn. Die stomme haarballen zouden haar afmaken alsof ze een stuk prooi was. Met woorden dan. De cyperse poes had er alles behalve zin in.
'En wie hebben we daar?' vroeg Honingspikkel. Ze toverde een grijns op haar snuit. 'Een domme haarbal die zich niet eens aan een simpel regeltje weet te houden.'
Ribbelpoot zuchtte, maar ging er verder niet op in. Ruzie zoeken was nooit verstandig.
Nog geen hartslag later, trippelde Tijgerpoot, waarvan Ribbelpoot had gedacht dat hij nooit zou komen, het hol binnen. Zijn borst stond groot. Dat betekende waarschijnlijk niet veel goeds...
'Hey, verschrompelde haarballen, ik kom jullie van een stel bloedzuigende monsters redden. Geen nood om me te bedanken hoor,' miauwde Tijgerpoot sarcastisch. Hij spuugde het muizengal voor zijn poten neer.
'Volgens mij is dat niet helemaal de-'
'Oh, echt wel, ik doe dit op de Tijgermanier en die is veel beter dan de normale,' spuugde de bruine kater naar haar.
Ribbelpoot deinsde achteruit. Ze snapte dat de kater boos was, maar je kon ook overdrijven.
Strovel stapte naar voren. 'Jonge kater, wil je je alsjeblieft een beetje-'
Tijgerpoots haren rezen overeind. 'Ik gedraag me ook!'
'Ja, dat merken we!'
Zonder een woord te zeggen, sprong de bruin, gestreepte kater bovenop de oudste. Met zijn volle gewicht drukte Tijgerpoot haar tegen de grond.
'Wat denk je dat je aan het doen bent, jij stuk vossenstrond!' krijste ze.
'Tja, het was niet dat ik een keus had, of zo. Anders bleef je nooit stil zitten. Ribbel, muizengal alsjeblieft.'
De cyperse poes graaide het spul van de grond en gaf het aan Tijgerpoot die er vervolgens niks mee deed. Hij keek alleen met grote ogen naar de oudsten, waarschijnlijk in een mislukte poging om net te doen alsof hij naar teken zocht. daarna haalde hij zijn schouders op. 'Je hebt niks, je kunt gaan. Wie is de volgende?'
'Rivierhart! Kom deze sneue haarbal 'ns een lesje leren!' krijste Honingspikkel.
'Oh nee, sorry. Ik moet opeens gaan. Dag dag.' Zo snel als de bliksem vloog Tijgerpoot het hol uit.
Ribbelpoot moest maken dat ze wegkwam. Rivierhart zou haar waarschijnlijk de schuld geven, ook al zouden alle oudsten bevestigen dat ze onschuldig was - en dat was ook maar de vraag - dan noch zouden die blauwe ogen een gat in haar ziel boren.
Snel stapte ze het bedmos plat en sprintte het hol uit. Rivierhart stond al bij de ingang. Bijna botste ze tegen de cyperse poes op.
Haar hart bonsde in haar keel, totdat ze tegen Tijgerpoot aan knalde.
'Hey, kan je misschien niet een beetje uitkijken!' gromde de bruine kater.
Ribbelpoots wangen werden rood. 'Sorry, ik vluchtte voor Rivierhart.'
'Oh ja. Ja, dat begrijp ik. Dat vossenhart heeft je toch niks aangedaan? Want anders...' Tijgerpoot ontblootte zijn klauwen.
'Nee, ik heb haar gelukkig op een haar na gemist. En dat lijkt me sowieso geen goed idee...'
'Oh, zeker wel. Ik zet mijn klauwen met alle liefde in dat stuk-'
Ribbelpoot sloeg haar staart voor zijn mond. 'Sstt, ze hoort alles, weet je? Die kat heeft overal oren. Houd nu je mond voordat je jezelf nog een keer in de problemen werkt.'
Hij sloeg haar staart van zich af. 'Ik ben heus niet bang voor Rivierhart.'
'Dat zeg je nu.'
'Pff.'
'Tijgerpoot, kun je niet één keer normaal doen? En als je het niet voor jezelf kunt doen, doe het dan alsjeblieft voor mij. Ik wil niet dat jij, of dat wij, nog langer in dit verdomde kamp vast blijven zitten.'
Hij snoof.
'Alsjeblieft, Tijgerpoot.'
'Je klinkt net als mijn moeder.'
Ribbelpoot zuchtte. Ze hield van haar vriend, maar soms wilde ze niets liever dan zijn mond vullen met papaverzaadjes.
'Kijk, Ribbelpoot. Dat wij straf hebben slaat nergens op. Wij probeerden alleen de Clan te helpen, toch? Waarom snauwt iedereen ons af? Ze moeten bijen in hun brein hebben als ze denken dat ik ook nog maar één keer naar ze ga luisteren. Echt, wat Regenster allemaal zei was onzin...'
Ribbelpoot hoorde hem al niet meer. Haar hoofd zat te vol met zorgen. Rillingen liepen telkens weer over haar rug wanneer ze in haar herinneringen terugkeek naar die ene seconden dat ze langs Rivierhart was gerend. Er was iets in haar ogen... Iets wat Ribbelpoot nog steeds kriebels gaf als ze eraan terugdacht.
'Ribbel, luister je nog wel?' vroeg Tijgerpoot.
'Eh, ja, natuurlijk.'
Hij rolde met zijn ogen. 'Kun je dan herhalen wat ik net gezegd heb?'
'Dat je heel erg boos bent op alles en iedereen. Dat was het.'
Tijgerpoot grijsde. 'Ja, eigenlijk heb je wel gelijk. Maar ik heb wel een goede reden!'
'Ja, en zij ook. We hebben voet op vijandig territorium gezet! Dit had een oorlog kunnen veroorzaken, Tijgerpoot. We hebben de krijscode overtreden, begrijp dat dan.'
Ribbelpoots woorden hadden de bruine kater duidelijk geraakt. Zijn ogen stonden groot en zijn spieren spanden zich aan. 'Als je het zo'n grote misdaad vindt, waarom ging je dan mee?'
De cyperse poes slikte. Wat moest ze antwoorden? Eigenlijk dacht ze precies zoals Tijgerpoot. Waarom deelden de Clans hun land niet gewoon? In de verschillende seizoenen was er telkens ergens anders weer prooi in overvloed. Als al het land van iedereen was, konden ze alles eerlijk delen.
Maar dat was nou eenmaal niet hoe de Clans werkten. Dat de Clans verdeeld waren, was de wil van hun voorouders geweest en die kon ze niet zomaar negeren.
'Jij denkt ook dat we onze gebieden beter kunnen delen, toch? Maar in tegenstelling tot mij ben je een mietje en doe je dit alleen maar omdat Regenster je dat vertelde. Je bent bang voor haar.'
Ribbelpoots voelde haar maag zinken als een steen in het water. Wat Tijgerpoot zei, klopte. Maar dat zou ze niet toegeven.
'Nee. Ik volgde jou alleen maar, omdat ik wist dat je jezelf weer in de problemen zou werken. Ik kwam mee om je te beschermen!'
De massieve leerling spuugde naar haar. 'En dat moet ik geloven?' Zijn staart zwiepte in haar gezicht. 'Doei doei, Ribbelpoot. Ik spreek je wel weer wanneer je over je kleine-meisjes-angsten heen bent.'
Ze gromde, maar zei verder niks meer. Ribbelpoot wilde de ruzie niet erger maken, want het was al vreselijk zat.
Ze liep weer naar het hol van de oudsten. Rivierhart was gelukkig weg. Met haar staart tussen haar poten geslagen, duwde ze de varens voor het oudste hol opzij.
Ze had drie vurende blikken verwacht, maar tot haar verbazing keken ze Ribbelpoot allemaal vol sympathie aan. Behalve Honingspikkel dan.
'Sorry dat ik jullie zo achterliet,' miauwde ze.
'Nee, ik begrijp het wel hoor. Rivierhart is niet een kat waarmee je graag ruzie wil... Ze staat niets voor niets bekend als de gruwel des Clans,' miauwde Strovel.
Ribbelpoot moest gelijk aan de kraamkamer verhalen denken over Rivierhart. Ribbelpoot wist dat de verhalen niet waar waren en alleen werden verteld om kittens bang te maken, maar toch...
Mosvoet knikte instemmend.
'Dankjulliewel voor jullie begrip! Ik zal zo wel nieuw bedmos en muizengal halen.'
Toen Ribbelpoot zich omdraaide miauwde Mosvoet haar nog na: 'Kijk uit voor Rivierhart, Ribbelpoot. Dat bedmos kan nog wel even wachten als het niet uitkomt. Ze lijkt vandaag niet echt haar dag te hebben...'
Ze knikte, al was ze sowieso al niet van plan het hol in te lopen als de bruin grijze cyperse poes daar ook was.
Ribbelpoot had geluk: er was geen spoor van de medicijnkat te bekennen. Ze trippelde het hol binnen, op zoek naar muizengal en bedmos. Toen ze het beide verzameld had, bleek het te veel voor haar te zijn om in één keer te kunnen dragen. Maar tegen beter weten in, probeerde ze het toch.
Toen ze nog niet eens een stap buiten het medicijnhol had gezet, viel de helft al op de grond. Ze gromde.
'Hey, Ribbelpoot! Laat mij je helpen.' Haar broertje, Kiezelpoot, kwam vanuit de andere kant van het kamp naar haar toe gerend.
Ribbelpoot zuchtte opgelucht. 'SterrenClanzijdank. Wat moet ik toch zonder jou?'
De donkergrijze kater pakte het bedmos op. Hij glimlachte. 'Geen idee.'
Samen liepen ze naar de oudsten. Het voelde goed om haar broertje aan haar zijde te hebben. Het was alsof elke kat haar haatte, maar Kiezelpoot hield altijd van haar, hij begreep haar.
De oudsten glimlachten naar haar.
'Dat is snel,' miauwde Strovel. 'En hallo, Kiezelpoot.'
'Hoi!' miauwde haar broer.
De twee katten begonnen met het karwei. Hoewel de oudsten op teken controleren het ergste klusje was wat je je maar kon bedenken, voelde Ribbelpoot zich op dat moment beter dan ze zich heel de dag gevoeld had. Haar broertje wist haar altijd goede zin te geven. Het leek wel magie.
'Kiezelpoot! Daar ben je! Ik ben al tijden naar je op zoek!' Valkblad, Kiezelpoots mentor, liep het hol binnen.
'Oh, sorry, Valkblad. Ik had het je moeten vertellen...'
De bruin met witte kater lachte. 'Maakt niet uit hoor, ik zie dat je jezelf nuttig hebt gemaakt.'
'Ja! Die stomme haarbal genaamd Tijgerpoot heeft haar in de steek gelaten. Dus daarom ben ik haar maar gaan helpen.'
Valkblad prikte zijn leerling met zijn staart. 'Ey, zo praat je niet over je Clangenoot.'
'Ja, ja.' Hij draaide zich om naar Ribbelpoot. 'Maar dat maakt het niet minder waar.'
Na dat gezegd te hebben, liep hij samen met zijn mentor het hol uit.
Nu haar broer er niet meer was, had Ribbelpoot weer veel te veel tijd om zich zorgen te maken. Haar hele hoofd zat er zo vol mee, dat de wereld om haar heen duizelde. Zich focussen op haar taak, was daardoor ook lastig.
Na wat manen leek te duren, was Ribbelpoot eindelijk klaar. Maar toen ze naar buiten stapte, stond er een nieuw terreur haar te wachten.
Ze zag haar mentor, Varenrijp, en haar moeder Sintelvacht, met Regenster praten. Toen ze naar buiten kwam, wierpen de drie haar een scheer-je-weg-blik toe.
Ribbelpoot vocht tegen haar tranen. Had deze misdaad nu ook nog eens haar band met haar mentor verpest? en erger nog met haar moeder! Waarschijnlijk wel. En ze had ook nog eens ruzie met Tijgerpoot. Kon het nog erger?
De zon stond al laag aan de hemel en kleurde alles goud. Ribbelpoot besloot haar nest maar eens op te zoeken. Het was tenslotte al bijna donker en ze had een lange dag achter de boeg... Maar wat Ribbelpoot niet zag, was dat haar moeder haar een blik vol sympathie en medelijden gaf, in plaats van boosheid en teleurstelling.
---
Die nacht kon Ribbelpoot niet in slaap komen. Ze woelde steeds maar weer om en om, maar dat hielp natuurlijk niets.
Ze probeerde een nieuwe positie: op haar zij. Misschien dat ze daar rustig van werd.
Maar de adrenaline was die avond niet van plan haar met rust te laten. Ze opende haar ogen en keek recht het kamp in. Ze probeerde te tellen hoeveel blaadjes er aan de struik zaten. Het was zo saai, dat ze er zelfs een beetje moe van werd, totdat opeens een enorme cyperse poes haar zicht blokkeerde.
Rivierhart.
De medicijnkat sloop door het kamp. Bij elke stap keek ze over haar schouder met haar oren gespitst.
Als een kat zo alert 's middernachts door het kamp sluipt, kon dat niet veel goeds betekenen en al zeker niet als het Rivierhart was, besloot Ribbelpoot, weer terug denkend aan de kraamkamer verhalen.
Ze stond op. De slanke cyperse poes had een slecht onderbuikgevoel hierbij. Iets in haar zei dat Rivierhart iets plande en ze moest en zou erachter komen wat dat was. En ze kon toch niet in slaap komen.
Toen ze nog niet eens een stap buiten het hol had gezet, sleepte twee poten haar al naar achteren.
'Kiezelpoot,' siste ze.
'Wat denk je wel niet dat je aan het doen bent? Rivierhart volgen?' Zijn serieuze blik veranderde ineens in een glimlach. 'Zonder mij?'
Ribbelpoot gaf haar broer een vriendelijke tik om zijn oren.
De twee katten doken in elkaar. Ribbelpoot stak haar neus de lucht in om Rivierharts geurspoor op te pakken.
Het liep diep het woud in. Pas bij het meer kwamen ze de poes tegen. Hoe Rivierhart die afstand zo snel had afgelegd, blijft een mysterie.
De bruin grijze poes spitste haar oren.
Zo snel als het licht sprong Ribbelpoot achter een struik en trok Kiezelpoot met zich mee. Haar hart bonsde in haar keel.
Na een paar hartslagen, realiseerde ze zich dat de medicijnkat niets door moest hebben gehad. Met haar poten, maakte ze een gat in de struik.
Ze keek tegen de achterkant van Rivierhart aan. Ze was iets aan het doen, maar Ribbelpoot kon niet goed zien wat. Ze stond over iets heen gebogen, leek het, maar het was te donker en ver weg om te kunnen zien wat.
Toen draaide de poes haar kop om. Bloed droop van haar kin en haar ijsblauwe ogen staarden recht in die van Ribbelpoot.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top