Hoofdstuk 4

"Nina voelde haar poten tintelen. Ze keek naar de grijze lucht, het zou elk moment kunnen sneeuwen.

De eerste sneeuw was twee dagen geleden gevallen. Het was niet veel, en de laag was niet te dik, maar haar poten waren nog niet gewend aan hoe koud en nat de grond nu aanvoelde.

Ze zuchtte, en keek om naar haar moeder en Xeno, die wat verder achter haar liepen. Luna zag er enorm zwak uit. Ze moesten dringend een schuilplaats en wat te eten vinden.

Het was een maan en een half geleden sinds de dood van haar vader, maar het voelde aan alsof het allemaal gisteren was gebeurd. Ze kon zich nog herinneren hoe haar moeder naast Twinkels' lang koude lichaam lag, de ochtend nadat het ongeluk was gebeurd.

Xeno had woedend op haar geweest, omdat ze zo was weggelopen. Hij had haar die ochtend komen zoeken, en haar bevolen terug mee te komen. Daarna had hij geen woord meer tegen haar gezegd voor enkele dagen. Zelf nu sprak hij nauwelijks tegen haar.

Het had even geduurd voordat ze Luna ervan konden overtuigen om weg te gaan van het pad, en naar het bos te gaan. Ze waren daar bijna een halve maan gebleven. Tijdens die periode gingen Luna en Xeno elke dag terug naar de plaats waar ze haar vader hadden begraven. Nina had soms willen meegaan, maar kon er haarzelf niet tot brengen.

Ondanks dat het wel fijn was om terug in een bos te leven, konden ze niet blijven. Zelfs voor haar was het te pijnlijk om zo dicht bij het pad dat haar vader had gedood te wonen. Eens ze Luna ervan hadden kunnen overtuigen om voort te reizen, zijn ze richting het Rechtloper kamp vertrokken. Het was niet gemakkelijk geweest om door het kamp te navigeren zonder haar vader aan hun zijde.

Ze waren nu al een maan in de richting van de opkomende zon aan het reizen, hadden meerdere Rechtloper kampen tegenekomen, en door verschillende bossen en heides gewandeld. Moest het aan Nina liggen, hadden ze al lang een plaats gezocht om te verblijven. Maar Xeno stond erop dat ze samenbleven en naar de Zonneplaats zouden zoeken, zoals hun vader het had gewilt. Ondanks dat ze het nog steeds geen goed idee vond, kon ze haar moeder nu niet achter laten.

Ze keek rond, er moest toch ergens een goede schuilplaats zijn? Het veld waar ze door aan het reizen waren gaf weinig beschutting, maar ze kon in de verte wel een rivier zien, met daarnaast enkele struiken. *Die zullen het moeten doen*, dacht ze.

Ze gebaarde naar haar broer, die haar verzwakte moeder aan het ondersteunen was. Ze kon Luna's ribben tellen, op dit moment leek ze allen maar vel over been te zijn. Hij fluisterde iets tegen hun moeder, en trippelde dan op haar af. "Wat is er?" vroeg hij.

Nina wees met haar staart in de richting van de rivier. "Het is niet veel, maar ik denk dat we vannacht het beste daar onder die struiken schuilen. Het wordt snel donker en ik verwacht dat het zo zou kunnen gaan sneeuwen. Daar hebben we in ieder geval water en een beetje beschutting. Ik denk niet dat we vandaag nog iets beters zullen vinden"

Xeno dacht even na, en knikte dan. "Goed idee. Ik zal met Luna een geschikte schuilplaats zoeken. Jij kunt ondertussen proberen wat te jagen. Luna heeft sinds gisteren bij zonsopkomst niets meer gegeten." Zonder nog iets meer te zeggen, draaide hij zich om en ging terug naar Luna.

Nina keek hem even na, en besloot toen om te gaan jagen, zoals haar broer had voorgesteld. Ze volgde de rivier stroomopwaarts, en klom een heuvel op. Toen ze aan de top van de heuvel stond, zocht ze naar een plaats waar ze misschien wat prooi zou kunnen vinden.

Het heideveld was redelijk open, en buiten de struiken langs de rivier, leken er niet veel schuilplaatsen te zijn voor prooi.

Ze kon in de verte een klein bos zien. Echter was het nog zeker een halve dag reizen tot ze daar zouden geraken, en ze betwijfelde het dat Luna dit nu nog zou kunnen doen, maar misschien dat het handig zou kunnen zijn voor hun volgende stopplaats. Het bos lag min of meer op hun pad.

Nina besloot om zich even te focussen op de jacht. Ze opende haar mond en begon geursporen te zoeken. Ze kon een fijn spoor van muis oppikken, die ze besloot te achtervolgen.

De zon was al weg toen ze bij de struik aankwam die haar broer had gekozen als schuilplaats. Ze had slechts 2 miserabele muizen kunnen vangen. Ze betwijfelde of ze hiermee zelfs een nest kittens konden voeden. Voorzichtig legde ze de muizen neer naast haar moeder.

Xeno keek naar de muizen, en zuchte. "Is dit alles dat er was?" vroeg hij. Nina voelde zich op haar poten getrapt, maar knikte. "Je zult het hiermee moeten doen, tenzij je wilt proberen vissen." Ze zag dat haar broer zijn neus optrok.

Ze schoof de muizen verder van haar vandaan. "Hier, eten jullie er maar van, ik kan nog wel een dag wachten." Haar maag knorde in protest, maar ze moest even op haar tanden bijten.

Xeno gaf de grootste van de twee muizen aan hun moeder, en nadat hij ervoor zorgde dat ze aan het eten was, at hij van zijn eigen muis. Ze wachtte tot Xeno klaar was, en deed toen een deken naar hem om haar even te volgen. Ze gingen net buiten de struik staan. "Er is een bos die kant op." miawde ze, terwijl ze met haar neus in de richting van het bos wees. "Het ligt te ver om nu nog naartoe te gaan, maar misschien kunnen we er morgen kamp maken."

Xeno leek na te denken. "Hoe ver is dit bos?" vroeg hij. Nina haalde haar schouders op. "een halve dag wandelen ofzo. Het is niet super groot van wat ik kon zien, maar het maakt een betere schuilplaats als dit." zei ze, wijzende naar de struik achter haar. Xeno was even stil. "Goed, morgen gaan we naar het bos. Daar overnachte we dan, en daarna gaan we gewoon terug door." Nina's vahct kwam recht. "Ik dacht eigenlijk om daar enkele nachten te blijven." zei ze. Xeno schudde zijn hoofd. "We moeten door blijven gaan. Anders geraken we nooit aan de Zonneplaats."

Nina voelde zichzelf gefrustreed geraken. "We zijn al beina 2 manen op zoek naar de Zonneplaats, en kijk om je heen, we zijn nog steeds omringt door velden, bossen en rechtloperkampen. Het word kouder, Luna is zwak. Ze heeft rust nodig. We kunnen niet blijven zoeken naar een sprookjesland waar een gekke rechtloperkat ooit over heeft verteld."

Xeno keek haar woedend aan. "Luna is nu aan het rusten, toch? Je wilt gewoon je eigen dingetje doen en int eerste beste bos gaan wonen. Je trekt je totaal niets aan van wat onze vader zou gewilt hebben, omdat je nooit in hem hebt geloofd!" Nina histe. "Alsjeblieft zeg, is het zo abnormaal dat ik een stabiele woonplaats wil zoeken? Niet de rest van mijn leven wil reizen naar een plaats die we niet eens weten zijn? Daarbij, heb je Luna nog niet horen hoesten? Ze begint ziek te worden. Denk je dat het een goed idee is om een zieke, zwakke kat door deze koude te laten reizen?" Xeno draaide zich om. "Luna is sterk genoeg. Als jij wilt blijven, doe maar. Maar wij gaan zo snel mogelijk terug door. Zoals onze vader het zou hebben gewilt". Met dat, verdween hij terug onder de struik.

Nina zuchtte. Haar vader zou ook hebben gewilt dat ze samen bleven. Op dat moment, begon het te sneeuwen, en Nina besloot om ook onder de struik te gaan schuilen.

De volgende dag reizen ze naar het bos, zoals afgesproken. Xeno and Nina zeiden geen woord tegen elkaar gedurende de hele tocht. Af en toe kon ze haar moeder horen kuchen. Het had meer gesneeuwd dan ze had verwacht die nacht, en ze was bang dat het haar moeder nog zwakker had gemaakt. Ze hoopte dat Xeno van gedacht zou veranderen.

Toen ze in het bos aankwamen, ging Xeno terug opzoek naar een rustplaats, terwijl Nina ging jagen. Ondaks het koude weer, kon ze hier en daar wel wat prooi ruiken. Meer als de dag ervoor.

Ze ving de geur van een konijn op, niet te ver van hun voorlopige schuilplaats. en besloop het dier. Op het moment dat ze wou springen, hoorde ze een geluid van achter haar komen. De prooi hoorde het ook en liep snel weg. Gefrustreerd draaide ze zich in de richting van het geluid. "Wat denk je dat je aan het doen bent? Je hebt men prooi weggejaagd!" riep ze boos uit.

Een gedaante bewoog zich vauit de varens, en Nina realiseerde zich dat ze de geur van haar bezoeker niet herkende. Ze zag dat het een kat was, een grote kat. Zijn vacht stond recht, en voor ze iets kon zeggen, voelde ze zijn nagels over haar neus rijken.

Geschokt dijnsde ze achteruit. Ze werd aangevallen.

Nina ontbloote snel haar eigen klauwen, en sprong op de vreemde kater af. Ze zou vechten als het moest.

Ze sprong, met al haar macht, tegen de kater aan, in een poging om hem omver te duwen, maar in de plaats daarvan, werd hij alleen een beetje uit balans gebracht. Hij vond zijn evenwicht opnieuw, en worp zichzelf tegen haar aan.

Nina liet haar adem ontsnappen, ze werd zonder veel moeite omver geduwd. Nina voelde hoe de kater zijn poten op haar borst plaatste, ze moest weg zien te komen.

Ze probeerde de kater van haar af te duwen, en spartelde met al haar macht, maar het was tevergeefs. Ze had te veel kracht verloren tijdens het reizen. Ze zag de kater één van zijn amssieve poten op heffen, klauwen glinsterde in het zwakke zonlicht.

Hij ging haar openrijten!

Ze ademde diep in, en hoopte dat Xeno nog in de buurt was. "HEEEEELP!" riep ze. Maar geen antwoord kwam. Ze sloot haar ogen, en maakte zich klaar voor de inpakt.

Op dat moment, werd het gewicht plots van haar gesleept. "Wat ben je aan het doen, Vlooienbrein!"

Nina opende haar ogen. Een tweede kater stond over de andere kat. De kat die haar had aangevallen murmelde iets dat ze niet verstond. "Je ziet toch wel dat dit een gewone poes is. Er was geen reden om haar aan te vallen."

Nina sprong recht, haar vacht stond recht. "Wie zijn jullie?" blies ze. De tweede kater richte zich tot haar. "Trek je niets aan van hem. Ik ben Distel, deze agressieveling hier is mijn broer, Rivier. Hij is op dit moment een beetje gespannen." Distel zette zich neer, en likte zijn poot even. "Zo, wie ben jij?"

Nina keek de twee katers aan. "Mijn naam is Nina". Zei ze. Ze zag Rivier met zijn ogen draaien. "Geweldig, een poeziepoes." zei hij. Nina keek hem aan. "Wat... Wat is een poeziepoes?" vroeg ze. Ze had het woord nog nooit gehoord.

"Een kat die bij de tweebenen woont." antwoorde Distel. Nina's hoofd spinde. "Tweebenen?" De katten gebruikte zo rare woorden. Rivier zette zich recht, hij spotte. "En een muizenbrein ook. Je weet wel, Tweebenen. Die dieren die je dat walgelijk eten geven." Hij keek haar even aan. "Je ziet er mager uit, recent uit je nest gezet?"

Nina had door dat ze zich beledigd moest voelen. Ze ging ervaan uit dat 'poeziepoes' stond voor een Rechtloper kat. "Ik ben helemaal heen 'Poeziepoes'" spugde ze uit.

Rivier keek haar raar aan. "Jouw naam doet anders vermoeden."

Nina zette dreigend een stap naar voren. Ze zou terug vechten als het moest. Op dat moment kwam Distel tussen beiden. "Zo is het genoeg." zei hij. "Rivier, dit is niet het moment om vijanden te maken." Rivier blies even.

Distel richtte zich tot Nina. "Je bent niet van in de buurt hé?" vroeg hij op vriendelijke toon. Nina schudde haar hoofd, maar zei niets. Distel dacht even, en keek om naar zijn broer. "In dat geval, ga je beter met ons mee. Het is hier niet vijlig voor katten die het gebied niet kennen." zei hij.

Rivier keek hem aan. "Je gaat toch geen vreemde kat meenemen naar ons nest?" vroeg hij, duidelijk verbijsterd. Distel haalde zijn schouders op. "Je gaat toch geen kat in een onveilige plaats achterlaten. Daarbij, jij hebt haar aangevallen zonder reden, het is het minste dat we kunnen doen." verklaarde hij. Rivier blies eens.

"Ik kan niet met jullie mee." reageerde Nina. Rivier leek opgelucht, maar Distel keek haar vragend aan. "Waarom niet?" zijn bruine vacht rippelde even. "Ik kan mijn familie niet achter laten." antwoorde ze.

Ze kwam misschien niet altijd overeen met haar broer, en was tot een maand geleden compleet oké met alleen te wonen, maar nu kon ze het niet over haar laten komen om hun alleen te laten. Zeker haar moeder niet.

Distel leek even telleurgesteld te zijn. "Heb je kittens?" vroeg hij. Nina keek hem even raar aan, dan realiseerde ze wat hij vroeg. "Wat? Nee, ik ben hier met men broer en moeder." zei ze, terwijl ze haar gezicht voelde opwarmen. Aan de ogen van de andere kat te zien was hij ook een beetje gegeneerd was.

"Ze mogen gerust ook meekomen hoor." zei hij dan. "Er is genoeg plaats in ons nest." Nina knikte, "Dankje" zei ze snel. Ze was wist beina zeker dat Xeno niet mee zou willen gaan, maar ze kon het altijd gewoon voorstellen. Rivier zuchtte, waarna ze terug in de richting van waar Xeno zou zijn ging.

Na even wandelen, kwam ze Xeno tegen op een open plek, hij had een stuk mos in zijn mond. Als hij Nina zag liet hij het mos vallen. Zijn vacht kwam recht te staan, en hij keek voorbij haar, naar de twee andere katten. "Wie zijn dat?" siste hij.

Nina propeerde hem te kalmeren. "Het is oké, dit zijn Distel en Rivier." Ze wees naar de twee katers. "Dit is dus mijn broer, Xeno." zei ze toen ze zich richte naar de nieuwkomers.

Xeno keek haar aan. "Waarom heb je ze hier gebracht?" bries hij. Nina was even zenuwachtig, ze was zelf niet helemaal zeker waarom ze deze twee katten genoeg vertrouwde om hun naar Xeno en Luna te leiden. één van hun had haar zelfs aangevallen, dit zou ze uiteraard Xeno niet vertellen. "Ze hebben een goed nest waar we mogen verblijven." zei ze uiteindelijk, maar half zeker van zichzelf.

Xeno schudde zijn hoofd. "We hebben zelf al een nest klaargemaakt. We hebben geen hulp nodig." hij keek hun aan.

Rivier haalde zijn schouders op. "Dat is goed voor jou dan, kom, we zijn weg." begon hij. Maar Distel bleef staan. "We zijn hier niet om jullie kwaat te doen. Het is hier niet veilig, zeker niet in het donker. En met dit weer ga je je poten bevriezen als je onder de struiken schuilt. We wonen in een oud tweebeen nest iets verderop in het bos. Het is er droog, warm, en er is voldoende prooi voor iedereen." Xeno bekeek de kater even twijfelend. "Hoe bedoel je precies, 'niet veilig'?" vroeg hij.

Distel leek even ongemakkelijk te zijn. "Wel, ten eerste zijn er enkele kleine ravijnen waar je gemakkelijk in kunt vallen als je het bos niet kent. Er is ook een vossennest niet ver hier vandaan. En dan heb je het feit dat er soms dieren rondlopen die... niet 'normaal' doen. We weten niet echt wat er mis met hun is."

Xeno leek even na te denken. Aan het zwiepen van zijn staart te zien, wis Nina dat hij het geen leuk idee vond. Nina ging naast hem staan. "Als het waar is dat het hier niet veilig is, moeten we misschien naar hun luisteren. Luna heeft het nu al zwaar. Moest die vos opduiken, denk je dat ze op tijd zou kunnen ontsnappen?" vroeg ze. Xeno ontweek haar ogen, maar zuchtte uiteindelijk.

"Goed dan. We zullen mee met jullie komen, en bij jullie overnachten. Maar we blijven niet langer dan één nacht." Zonder verder nog iets te zeggen, draaide hij zich om om Luna te gaan halen.

Nina voelde Distel naast haar komen staan. "Hij lijkt me ontzettend beschermend." murmelde hij. Nina keek naar hem op. "Ik neem het hem niet kwalijk. Onze vader is niet zo lang gelden gestorven. Luna, mijn moeder, en hem hebben het er niet gemakkelijk mee gehad. Zeker niet nu dat Luna begint ziek te worden." ze zuchtte. Distel hield zijn hoofd laag. "Het spijt me om dat te horen. En misschien dat we iets hebben dat je moeder kan helpen."

Achter haar hoorde ze Rivier brommen. "Geweldig, nu hebben we er een zieke kat bij ook." Distel draaide met zijn ogen.

Toen de nacht begon te vallen, arriveerde de 5 katten aan een oud Rechtlopernest dat aan de andere kant van het bos lag. Het nest was kleiner dan die dat ze in de Rechtloperkampen had gezien. Er waren hier en daar gaten in het nest, maar de wind leek niet te veel binnen te komen.

Nina zag oppeens een wit gezicht komen van achter één van de rare objecten dat in het nest waren. "Rivier, wie zijn dat?" vroeg de witte kat, toen ze Nina en haar familie zag.

De grote grijze kater trippelde op haar af. "Maak je maar geen zorgen, Jasmijn. Het zijn gewoon gasten." zei hij tegen haar. De poes raakte zijn neus aan, en kwam daarna naar hun om hun te begroeten. Nina merkte metteen haar gezwollen buik op, en begreep toen waarom Revier zo raar deed.

"Dit is Jasmijn, Rivier's partner." zei Distel. "Jasmijn, deze drie katten zouden vannacht hier komen overnachten." Jamijn knikte. "Aangenaam kennis te maken." miauwde ze. Nina stelde hun snel even voor.

"Jullie zeiden dat jullie niet van hier waren?" vroeg Jasmijn op een gegeven moment. Nina knikte. "We zijn al even aan het reizen. Ongeveer 2 manen nu." Jasmijn keek haar aan met grote ogen. "Twee manen? Dat is wel lang. Waar gaan julie naar toe soms."

Nina haalde haar schouders op. "Onze vader heeft ons verteld over 'de Zonneplaats'. Hij wou dat we daar zouden wonen." Ze omschreef de locatie die haar vader haar had omschreven. De drie andere katten keken even naar elkaar. "Ik heb nog nooit van die plaats gehoord." zei Distel uiteindelijk.

Jasmijn leek even na te denken. "Ik denk niet dat die hier in de buurt is. Maar misschien dat jullie meer geluk zullen hebben als je het in het Tweebeenplaats eens vraagt. Die is hier niet ver vandaan. Een dag of twee wandelen."

Xeno keek de poes aan. "Ligt het op het pad van de rijzende zon?" vroeg hij. Jasmijn leek even na te denken. "Nee, niet direct." Xeno schudde zijn hoofd. "Dan gaan we niet naar daar." Nina draaide haar ogen.

Op dat moment moest Luna hoesten. Jasmijn zette zich snel recht. "Is ze ziek?" vroeg ze. Nina knikte. "Een beetje. Maar het is gewoon een hoest." Jasmijn keek even naar Luna. "Ze is niet aangevallen door één van de dieren in de buurt, toch?" vroeg ze oppeens. Nina keek haar aan. "Nee, het is gewoon een hoest." reageerde ze.

Distel zette zich naast de poes. "Je hoeft je geen zorgen te maken. Ik heb voor tekens gekeken. Ze heeft waarschijnlijk gewoon Withoest." Jasmijn leek even te kalmeren. "Ik zal straks wat Hoefblad zoeken. Er zouden enkele planten ervan rond het nest moeten groeien."

Nina keek de drie katten aan. "Is er iets dat we moeten weten?" vroeg ze. Ze vond dat de katten zich raar gedroegen. Distel keek even rond. "Er is een rare ziekte aan et rondgaan in de buurt." gaf hij toe. "We weten er weinig van af. Maar enkele dieren die in de buurt wonen hebben het." zei hij.

Luna zette zich recht. "Wat voor ziekte is het?" vroeg ze, met een beetje een rasp in haar stem. Rivier schudde zijn hoofd. "We weten alleen dat het besmettelijk en waarschijnlijk dodelijk is. Ook maakt het dieren die het hebben aggressief."

Luna dacht even na. De ziekte klonk vreselijk. "Kwijlen besmette dieren ook?" vroeg ze, waarop Distel knikte. "Ik denk dat mijn partner me er ooit over heeft verteld. Hij woonde vroeger in een Rechtloperkamp. Het gebeurde niet veel, maar soms waren er dieren die met een gelijke soort ziekte rondliepen op de straten. Ze waren agressief, en vielen andere dieren aan. Alsof ze zichzelf niet waren. Na enkele dagen zag hij de besmette dieren niet meer. Hij noemde het Wasbeergekte, omdat het vaak wasberen waren die het hadden. Maar hij heeft enkele katten met de ziekte gezien, beweerde hij."

Jasmijn knikte. "Dat is waarschijnlijk de ziekte dat hier ook rondzwerft. Het is nog maar iets recent. Maar we zien het wel af en toe." Nina kon zien hoe Jasmijn's ogen traande, en Distel kwam naast haar zitten. "Jasmijn's broer, Dauw, heeft de ziekte gehad. Hij was aangevallen door een vos, en gedroeg zich een dag of twee heel raar. Op een ochtend was hij weg, we hebben hem nog een paar keer gezien in de dagen die volgde. Hij was compleet veranderd, het was enorm beangstigend om te zien."

Nina knikte. "Dat moet erg zijn geweest." zei ze medelevend.

Jasmijn schudde haar vacht. "Ik ga dat Hoefblad zoeken. Voel je vrij om nog wat te jagen voor jullie gaan slapen." zei ze, en vertrok toen. Rivier volgde haar het nest uit.

"Maak jullie maar geen zorgen." probeerde Distel hun gerust te stellen. "Het is al even geleden sinds we een besmet dier hebben gezien. En ik of Rivier houd altijd de wacht. Er kan jullie niets gebeuren zolang jullie hier zijn."

Met dat, besloot Nina om nog een muis te gaan jagen, en maakte daarna haar nest klaar. Ze was redelijk moe. En sinds Xeno van plan was om terug voort te gaan in de ochtend, was ze beter uitgerust.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top