Hoofdstuk 1

"Xeno, wakker worden." Een zwarte poes boog zich voorover over het nest van een grijze kater. De kater murmelde iets in zijn slaap terwijl de poes zachtjes in zijn oor fluisterde. Geïrriteerd porde ze hem met haar poot in zijn schouder.

"Sta op!" fluisterde ze dringend. De kater schoot overeind. "Wa- Wat? Nina, wat in hemelsnaam?!" De poes grinnikte zachtjes, maakte een stiltegebaar en wees met haar staart naar twee andere, slapende katten.

"We zouden gaan jagen, weet je nog?" fluisterde ze. De kater keek haar geërgerd aan. "Het was jouw idee," mompelde hij. "Kom je nu nog?" Zei de poes, waarna ze zich omdraaide en het nest verliet. De kater volgde haar, een paar hartslagen later.

"Waar wil je jagen, Nina?" vroeg hij. Nina dacht even na. "Ik dacht aan de oude dassenburcht," antwoordde ze. Xeno keek haar argwanend aan. "Is dat wel zo'n goed idee?" vroeg hij bezorgd. "Wat? Laat je nu toch niet bang maken door de verhalen van vader. Die burcht is al heel lang verlaten," zei ze luchtig.

Xeno keek haar met grote ogen aan, duidelijk gelovend in de angstaanjagende verhalen die hun vader vroeger vertelde. "Maak je geen zorgen, broertje. Ik bescherm je wel als 'de boze dassengeest' uit zijn sluimer ontwaakt. Laten we gaan."

Nina nam het voortouw terwijl de twee katten naar de dassenburcht slopen. Haar gedachten dwaalden af naar de vele verhalen die hun vader hen vertelde toen ze nog kittens waren. Twinkels had altijd interessante verhalen, maar velen waren overduidelijk verzonnen. Haar broer echter, geloofde ze allemaal.


"Hey, h-hoor je dat?" Xeno's stem onderbrak haar gedachten. Ze spitste haar oren en concentreerde zich op haar omgeving. Een vreemd gegrom klonk vanuit de richting van de burcht. Ze voelde Xeno's vacht naast haar rechtop staan. "Denk je dat het de dassengeest is uit Twinkels verhaal?" fluisterde hij angstig. Nina rolde met haar ogen. "Xeno, die bestaat niet. Je bent oud genoeg om dat in te zien," zei ze. Xeno keek haar gekwetst aan. "Wat is het dan wel volgens jou?" Nina zweeg even, zoekend naar een antwoord.

"Ik... ik weet het niet," gaf ze toe. "Kom, laten we een kijkje nemen." Nina sloop naar voren. Xeno keek haar geschrokken aan. "Ben je helemaal gek geworden? Wat als het iets gevaarlijks is?" Nina negeerde zijn waarschuwing en sloop verder. Zonder verder te protesteren, volgde Xeno haar op de voet.

Ze waren nu dicht bij de dassenburcht. Het gegrom was zo luid dat het andere geluiden overstemde. Ook de geur in het bos was veranderd; een vreemde, doordringende stank hing in de lucht. De grond trilde zachtjes onder haar poten. Wat het ook was dat die geluiden maakte, het moest enorm groot zijn, en het stonk verschrikkelijk.

"Nina, misschien moeten we teruggaan," fluisterde Xeno angstig. Hij keek om zich heen, het gegrom leek van alle kanten te komen. "Dit voelt echt niet veilig. Laten we teruggaan naar ons nest. We kunnen op een andere dag jagen voor Twinkels en Luna." Maar Nina negeerde hem en sloop verder.

Opeens klonk er een krakend geluid, een van de bomen begon te schudden. Iets gigantisch drukte tegen de boom, die langzaam voorover begon te vallen, recht op de twee katten af. "Rennen!" schreeuwde Nina. Ze sprong naar voren en gaf Xeno een harde duw. Ze doken onder het struikgewas, net op tijd om aan de vallende boom te ontsnappen.

"WAT WAS DAT?!" riep Xeno in paniek. "Ik weet het niet," antwoordde Nina ademloos. Meer gekraak volgde, deze keer van de andere kant van het struikgewas, gevolgd door een zware dreun. Was dat nog een boom die omviel? Nina stak voorzichtig haar hoofd onder het struikgewas vandaan. Haar vacht stond recht overeind bij wat ze zag. Struiken waren vernield, en bomen lagen met hun wortels uit de grond gerukt. Wat ooit een dichtbegroeid bos was, was nu uitgedund, met kale plekken waar eens planten en bomen hadden gestaan.

Op een van die open plekken, waar de oude dassenburcht was geweest, zag Nina iets wat ze nog nooit eerder had gezien. Een gigantisch, geel wezen bewoog zich langzaam over de open plek. Het had vier grote, zwarte, ronde poten en iets wat leek op een onbeweegbare mond. Het wezen duwde met die mond tegen de bomen, alsof het probeerde ze op te eten, maar het leek geen effectieve manier.

Nina keek om zich heen, meer van die Boometers bewogen door het woud. Sommigen leken te slapen, terwijl anderen rondliepen. Xeno was naast haar komen zitten zonder dat ze het had gemerkt. "Rechtlopers!" fluisterde hij plotseling. Nina volgde zijn blik en zag wat hij bedoelde. Tussen de Boometers door liepen Rechtlopers. Ze leken niet bang te zijn voor de enorme wezens. Nina kneep haar ogen samen, de Rechtlopers leken zelfs te communiceren met de Boometers. Het was alsof ze de Boometers bevelen gaven om de bomen om te duwen. Een rilling trok door Nina heen. Ze wist niet wat de Rechtlopers van plan waren, maar ze waren veel te dicht bij haar thuis voor haar comfort. Zeker nu die vreemde wezens erbij waren. Rechtlopers kwamen nooit naar dit deel van het woud, en als ze dat deden, hadden ze nooit zulke grote wezens bij zich, laat staan dat ze probeerden de bomen omver te duwen. Ze moesten terug naar huis en hun ouders waarschuwen. Wat er ook gaande was, Nina had er geen goed gevoel over.


Hijgend kwamen de twee katten terug in hun kamp aan. Een bezorgde lapjeskat stormde op hen af. "Nina! Xeno! Waar waren jullie?" De poes overlaadde hen met likjes. Xeno kroop dichter tegen haar aan, terwijl Nina zich wat terugtrok.

"Luna, we zijn geen kittens meer!" Luna stopte en keek haar dochter liefdevol aan. "Jullie zullen altijd mijn kleine kittens blijven," spinde ze zachtjes. "Wat waren jullie aan het doen?" vroeg ze vervolgens. "Jagen," antwoordde Nina kort. Op dat moment kwam hun vader, Twinkels, binnen. "Niet veel succes gehad, neem ik aan," miauwde hij, terwijl hij naast zijn partner ging zitten. "Ik zei je toch dat je je geen zorgen hoefde te maken, Luna. Ze zijn oké." Luna rolde met haar ogen bij Twinkels' opmerking.

Plotseling sprong Xeno op. "We zijn niet oké!" riep hij uit. Luna en Twinkels keken verbaasd op. "Ze verwoesten het woud!" vervolgde hij verontrust. "Wat? Nina, wat bedoelt hij?" Luna keek haar dochter bezorgd aan. Nina vertelde haar ouders over wat ze hadden gezien bij de oude dassenburcht.

"Grote gele wezens, zeg je?" Twinkels leek diep na te denken. Luna keek hem vragend aan. "Weet jij wat dat zijn? Heb je ze ooit gezien toen je nog in het Rechtloperkamp woonde?" vroeg ze. Nina herinnerde zich dat Twinkels ooit bij de Rechtlopers had geleefd, al sprak hij zelden over zijn oude leven.

"Die wezens zijn inderdaad Rechtloper-dieren," antwoordde hij na een tijdje. "Ze zijn ontzettend trouw aan hun Rechtlopers en doen alles wat hen wordt opgedragen. In het kamp werden ze voornamelijk gebruikt om oude Rechtlopernesten te verwoesten en nieuwe te bouwen. Maar wat ze hier komen doen, weet ik niet." Nina dacht na. Als zelfs haar vader, die bij de Rechtlopers had gewoond, niet wist wat de wezens hier deden, hoe zouden zij het dan kunnen weten?

Xeno keek plotseling ernstig. "Wat als ze hun kamp willen uitbreiden?" stelde hij voor.

"Dat kan niet!" riep Luna, zichtbaar geschrokken. Maar Xeno gaf niet op. "Waarom niet? Twinkels zei dat die wezens normaal gesproken oude nesten vernielen om nieuwe te bouwen. Wat als de Rechtlopers hen nu bevelen om het woud te vernielen zodat ze hier meer nesten kunnen bouwen?" Luna schudde haar hoofd, haar ogen gevuld met angst. Twinkels ging naast haar zitten en sloeg zijn staart beschermend om haar heen. "Wat gaan we doen?" piepte ze zachtjes. "We vertrekken toch niet?" Twinkels keek haar zwijgend aan. "Ik heb hier mijn hele leven gewoond, ik kan hier niet vertrekken!" Twinkels schudde zijn hoofd en keek naar Nina. "Je zei dat de wezens bij de oude dassenburcht waren, toch?" Nina knikte. Twinkels dacht diep na.

"We wachten af," zei hij uiteindelijk. "Ze zijn nog ver genoeg van onze schuilplaats. Maar als ze dichterbij komen, denk ik niet dat we een andere keuze hebben dan vertrekken." Luna leek enigszins gerustgesteld door zijn woorden. Twinkels keek naar Xeno en Nina. "Jaag zoveel je kunt, we weten niet hoe lang we hier nog kunnen blijven. En blijf uit de buurt van de dassenburcht. Ik zal wel gaan kijken hoe dicht de Rechtlopers bij ons komen. Begrijpen jullie me?"

"Ja, Twinkels," zeiden Nina en Xeno tegelijkertijd. Twinkels knikte hen toe en leidde Luna naar hun nest.

Xeno zuchtte. "Ik hoop ook dat we niet hoeven te vertrekken," gaf hij toe. "Waar zouden we überhaupt naartoe gaan?" Nina schudde haar hoofd. "Ik weet het niet, maar er zal toch een moment komen waarop we ons eigen pad moeten kiezen, zonder onze ouders. We zouden dit woud toch ooit verlaten, dus waarom niet nu? Misschien kunnen we een plek vinden waar we dicht bij elkaar kunnen wonen zonder nog samen te zijn." Xeno keek zijn zus aan.

"Je wilt ons verlaten?" vroeg hij verbaasd. Nina leek verward. "Natuurlijk, je gaat toch niet je hele leven bij je ouders blijven?" Ze schudde haar vacht uit. "Ik ga proberen te jagen. Kom je mee, of blijf je hier?" Xeno draaide zich om. "Ik denk dat ik hier blijf. Luna heeft me nodig." Nina rolde met haar ogen, draaide zich om en verdween in de richting van de oude dassenburcht.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top