Kruidenjager

'Hopelijk zak je niet door de Ijskloof', grapte Geelpoot. Kijkend naar zijn plagerige ogen gleed ze uit. Mraaouw, lachte Geelpoot. Ze had het geluk in een diepe golvige put te vallen. Ze boorde haar klauwen in de wand, maar die zak in. Ze keek verbaasd naar beneden en zag dat de bodem op een mond leek. Ook zakte ze dieper in de mond. Ze spartelde tegen en mepte de wand overhoop, maar dat hielp voor geen snorhaar. Ze hoorde Geelpoot zich kapot lachen, en ze vocht met haar doodsangst. 'Niet bewegen! Het is een zandmonster!', riep Wolbont. Maar, ja, Veerpoot zonk. Trager, maar nog steeds. Wolbont pakte haar bij haar nekvel en gooide haar eruit.

'Je moeder had me gemarteld als ze hiervan wist!', schatterde Geelpoot. En Terecht, vond ze. Ze zuchtte. Ze moest Geelpoot vertrouwen om hier uit te geraken, zij en Wolbont hadden geen enkel idee waar ze waren. Waarom deed hij eigenlijk zo? Zat iets hem dwars of zo of is hij gewoon uit ander hout gesneden?, peinsde Veerpoot. 'Tja, ik hem totaal geen idee meer waar me zijn, moet ik toegeven, die rotzwerver Rattenstaart heeft ons flink de val ingelokt', bekende Geelpoot. Wat? Dus het was gewoon hopeloos?, dacht Veerpoot zuchtend.

'Als ik ooit Rattenstaart nog zie, bijt ik hem verot', vervolgde hij gefrustreerd. 'Kijk, daar, Lucky!', snorde Veerpoot. Hoop en Zoro, haar jongen stonden daar ook. Lucky was een Zwerver. Maar ze wisten dat zij nooit iets tegen hen had. 'Oh, Lucky, kun je ons alsjeblieft naar huis leiden?', smeekte Wolbont. 'Maar?! Daarvoor moet je dóór Rattenstaarts Kamp! Blijf liever een nachtje hier! Het is toch al donker...' Wolbont's haren rezen. 'Dus?! We moeten er door, zo snel mogelijk', protesteerde de magere kat. 'Als je mijn hulp wilt, en Rattenstaarts Kamp vinden en overleven, kom hier'. Grommend volgden de katten haar. Ze wees naar een kom brokjes. 'Tast maar toe! Ik leg mijn-Leerpels is het bij jullie toch?-het wel uit', beloofde ze. Ze racete weg. 'Nee, bedankt, ik eet geen HoutNestkatten voer!', snoof Veerpoot. 'Ik wel, als ik al dagen niet meer gegeten heb!', snorde Wolbont. 'Mij best. Ik vang wel een muisje of twee.

En jij Geelpoot? 'Tja, zo stom zijn te verspillen', vond Geelpoot. Hij draaide zich naar de kom. Haalde zijn schouders op en at. Koppig draaide ze het HoutNestkatten voer haar rug toe. Ze ving vier mollige muizen en at er een. 'Ik spaar deze voor morgen. Dan zullen jullie er blij mij zijn.

Lucky's leerpels keek me aan. Zijn ogen werden groot en hij kraamde wat "Ooooh-onzin" uit. Hij duwde Dekenmos voor Veerpoot's neus. Hij legde zijn vinger erop en wees naar Veerpoot, Geelpoot en Wolbont. Veerpoot strekte zich uit over het Dekenmos. Geelpoot en Wolbont volgden haar voorbeeld. Zoro en Hoop keken naar de Woudzwervers. Hoop zuchtte. En ze gingen naar Lucky. De volgende ochtend vriesde het niet veel minder. 'Kunnen jullie niet wat later vertrekken? Oh, alsjeblieft! Zoro en Hoop hebben nog twee mollige muizen gevangen....', miauwde ze. 'O, maar ik heb er nog drie. Bedankt', murmelde ze.

'Het is lang pad tot aan Rattenstaart's kamp, Daarin leggen Hoop en Zoro het wel uit', zuchtte ze. Ze gingen en nat sneeuwerig pad op. Hoop keek haar moeder pijnlijk aan. 'We gaan mee. We zijn niet geboren om in een Houtnest te leven... Maar Lucky wel.... Je hebt Lelie nog. Zij is een echte Houtnestkat, geloof ik. Het spijt ons....', verklaarde hij. 'Nou... het is niet zo ver hier van het woud. Als jullie maar niet te veel op Rattenstaart vertrouwen...'

Ze probeerde duidelijk kalm te blijven, tevergeefs. Ze huiverde, ze wist hoe gevaarlijk het woud wel was. Na een eind stappen kwamen ze om Middendag aan bij het Rattenkamp. Ze aten hun muizen en voelden de wind. 'Ik moet gaan. Dit deel, is voor jullie'. Lucky boog haar kop. 'Ja?', kraakte Rattenstaart. De oude kat bleef kalm. 'Wel? Je hebt Woudzwervers laten verdwalen, en je zult ervoor boeten, ook!', meende Geelpoot. 'Wat ben ik jullie kittens verschuldigd?', antwoordde hij heel traag en beschuldigend.

'Je leven!', kraste Wolbont. Hij knipperde (heel traag) met zijn ogen. Kwaad keek hij hen aan. Hij zette zich oertraag schrap voor de aanval. Veerpoot hield hem klauwend bezig. Hoop en Zoro grepen hem bij zijn staart, en Wolbont en Geelpoot namen zijn poten. Veerpoot sprong opzij en hij was gevangen... 'Met jullie Woudzwervers valt ook niet te praten, hè!', snauwde de oude kat. 'Niet als je ons verdwaalt! Maar we zullen je niet doden. We nemen je gevangen', miauwde Veerpoot. Hoop zuchtte. 'Hoe... kon ik Lelie achter laten?...', mompelde hij. 'Omdat het je droom is. Je zou ongelukkig zijn als Houtnestkat... Misschien wil Lelie wel mee. Als ze opgroeit', hoopte Zoro. 'Robijnklauw! Wat doe jij hier?', vroeg Zoro plots. Lucky, ik en Lelie gaan mee. We konnen het niet aan jullie achter te laten...', bekende Robijnklauw. Hoop's ogen straalden. Ze zouden met meer katten terugkomen dan ze vertrokken waren. Het kamp was in zicht.

'Veerpoot! Veerpoot! Oh Veerpoot!', riep Witneus uit de verte. Ze stormde op haar af. Ze gleed uit over ijs en lande in ijskoud water. 'Mam?', vroeg Veerpoot angstig. 'Ik ben oke....' Witneus sprong op. 'Brrr'. Grommend kwam Vossenhart naar voren 'Ah, Veerpoot, Wolbont en Geelpoot en....?', vroeg ze. 'Rattenstaart. Onze gevangne, Lucky, Lelie, Robijnklauw, Hoop en Zoro. 'Robijnklauw! En... en Rattenstaart! Maar ik dacht dat jullie dood waren! Robijnklauw mijn nestgenoot! Rattenstaart mijn vader oh ik.... We zullen ceremonies houden. Kom!' Ze racete naar de stronk. 'Veerpoot, je hebt jou talenten getoond en het is tijd om een jager van jou te maken, een kruidenjager!', snorde ze enthousiast. Kastanjevachts ogen straalden. Goudsvoet keek haar verward aan ze dacht dat Veerpoot muizenjager zou worden. 'Veerpoot, je zult bekend staan als Veerbont. Je zult de roedel door dik en dun moeten genezen', vervolgde ze. 'Geelpoot, je word prooijager, muizenjager, en zal bekend staan als Geelpoel. Je moet de roedel steunen en vechten voor Vuur en Maanhart'. Maanhart was de leider van Maan, Zonnesteen en alle zielen. Zoro, je zult ook muizenjager worden en krijgt de naam Schedelvlek. Je plicht luidt: steun Vuur en Maanhart. 'Hoop je zult bekend staan als Lichtpels jou plicht is om Vuur en Maanhart te steunen. 'Lelie jij zult bekend staan als Leliestroom, vroeg om jager te worden, maar, ja je plicht is om Vuur en Maanhart te steunen'. Ze knikte. 'Lucky jij zult bekend staan als Gelukstaart. Het is je plicht Vuur en Maanhart te steunen'. Daarna trippelde Vossenhart naar Robijnklauw. 'Zijn ze jouw kittens? Ik zie het in Schedelvlek en Leliestroom, denk ik', miauwde de rood-witte poes. 'Ja', antwoordde Robijnklauw. Rattenstaart kwam erbij. 'Ik dacht dat Veerbont, Wolbont en Geelpoel me wouden doden...', kreunde de oude kater. 'Waar is Bloedstaart, trouwens? Ik wil hem zo graag zien...', meende Rattenstaart.

'Bij Pluisvacht en hun jong Wolfoog. 'Ok'. Vossenhart rilde. Hoe lang zal Rattenstaart nog leven? Veerbont hielp Kastanjevacht voor Modderpoel te zorgen. 'Hij betert. Geef nog eens een Spreeuwenvleugel. Dan word hij weer de oude', miauwde Kastanjevacht. Modderpoel nam het vleugeltje en at het.
'Bedankt...', miauwde Modderpoel. 'Nog een beetje rust en je bent weer stralend gezond', snorde Kastanjevacht. 'Bedankt, maar ik kan geen seconde langer wachten. Ik heb dat toch niet nodig, ik moet jagen! Die Spreeuwenvleugels mogen niet verspilt zijn, sorry die stome rust kan me niks schelen', miauwde Modderpoel. Hij racete uit het kamp. 'Oudjes die niet naar Kruidenjagers willen luisteren....', gromde Kastanjevacht. 'Tja, hij is wel snel voor een oudje......', moest Veerbont toegeven. 'Daarom moet hij Kruidenjagers niet negeren...!', miauwde Kastanjevacht gefrustreerd. De bruin zwarte kat zuchtte. Zomerpoot, een van Herfstblads vele jongen sprong naar Veerbont.

'Nu mijn mentor Pijlstaart er niet meer is, kan je mijn mentor zijn? Pliesss, ik wil echt Kruidenjager zijn!', begon het jong. Kastanjevachts ogen straalden. 'Ja, natuurlijk!', snorde Veerbont. 'Zomer is nu precies wat Vuur nodig heeft!', lachte ze wijzend naar het ijs. Ja, jongekat Vuur zal Zomer nodig hebben. Veerbont schrok van de stem. 'Ik vast zòveel leren!', snorde Zomerpoot. 'Wat een leergierige leerling, Veerbont!', fluisterde Kastanjevacht. 'Zullen we het Vossenhart vertellen?', vroeg Veerbont. Dat liet Zomerpoot zich geen twee keer zeggen. Ze rende naar Vossenhart. 'Is Modderpoel gestorven?', vroeg hun leider. 'Nee, maar Zomerpoot wil mijn leerling zijn!', snorde Veerbont. Katten verzamelden zich rond de stronk. 'Nou natuurlijk mag dat, Zomerpoot kom hier staan....'-Zomerpoot racete naar haar toe-'Zomerpoot, zweer jij dat je katten door dik en dun wil helpen?'-Bliksemsnel antwoorde ze 'Ja!'-'Dan beveel ik je aan als Kruidenleerling!', riep Vossenhart. 'Yay!!!!!!!', snorde Zomerpoot. Die nacht sliep Zomerpoot bij de Kruidenjagers. Het ochtendlicht straalde in in het Kruidenjagers nest. Veerbont stond op. Zomerpoot volgde geamuseerd haar voorbeeld. Modderpoel kwam aan hinken. 'Rustig maar we zullen je poot...' Hij schudde zijn kop en toonde Kloofpoot. Hij was elke seconde aan het lijden van een Adderbeet. Het is nog een jong, het kan hem fataal zijn'. 'Nee! Kloofpoot ik haal alles wat we hebben, Nee toch!', brulde Zomerpoot de halve roedel wakker. 'Spreeuwenvleugel en Tarwe, Spinnerag en Klitwortel....', miauwde Veerbont. Maar Kloofpoot bleef lijden, geen kruid had effect. Veerbont en Kastanjevacht alles geprobeerd hadden, bleef Zomerpoot bij Kloofpoot over. Ze liet hem vieze pitten slikken en maakte sap van rode en blauwe bessen ze mixste het mengsel en deed het op de beet. 'Vertel Rivierblauw dat het haar schuld niet was, in mijn naam...', miauwde hij doodsbang. 'Geef mij iets waardoor ik zonder lijden deel van Zonsteen wordt', vroeg haar broer. 'Slikken'-Ze wees naar eikenbladeren met Spinnerag.- 'Ach, wat kan ìèts toch nog kwaad....', antwoordde Kloofpoot.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top