Proloog

•••••••••••••••••••••••
Proloog
•••••••••••••••••••••••

Het is niet dat ik haar stalk, ik kijk alleen iedere ochtend uit mijn raam om te zien of ze al naar buiten komt, klaar om naar school te gaan. En als het dan zover is sprint ik de trap af, gris ik mijn jas van de kapstok, pak mijn tas van de grond en ren de deur uit. Met een rare kriebel in mijn buik stap ik naar buiten.
'Oh hey June' zeg ik zo cool mogelijk, alsof het puur toeval is dat we elkaar treffen. 'Goedemorgen'. Ze antwoord meestal met zoiets als 'morgen' of 'hey Lev' en als ik dan geluk heb krijg ik er ook een glimlach bij. Meer contact hebben we niet, niet meer, maar die ene begroeting is voor mij genoeg om heel de dag met een speciaal gevoel rond te lopen. En zo is het altijd gegaan. Iedere morgen opnieuw. Tot vandaag.... Deze ochtend is het anders....

Toen ik acht was kwam de familie Steenwall naast ons wonen. Mijn ouders raakte bevriend met hen en ik werd opgezadeld met hun onhandelbare dochter June. Eerst wilde ik niet met haar omgaan, tot ik erachter kwam hoe fantastisch ze was.

June en ik waren de hele zomer onafscheidelijk. Tot die ene dag.... Tien jaar geleden.... Toen mijn vader stierf.

Ik was zoals gewoonlijk die zomer samen met June. We zaten samen op mijn kamer geheimschriften te bedenken, zodat we stiekeme boodschappen konden versturen via onze slaapkamerramen. Nog steeds een briljant idee, al zeg ik het zelf.

Na een tijdje kwam mijn moeder binnen. Ze had roden ogen en er stortten tranen over haar wangen. 'Lev, ik....' stamelde ze.
We stopten met waar we mee bezig waren en keken haar verbaasd aan. Ik had mijn moeder nog nooit zien huilen (behalve bij de begrafenis van mijn opa) dus er moest wel iets ernstigs aan de hand zijn.

'June, misschien is het beter als je alvast naar huis gaat' zei ze.
Ik wilde zeggen dat ik niet wilde dat June al naar huis ging, omdat ik verder wilde spelen, maar zelfs toen ik acht was begreep ik al dat dit niet het moment was om tegen mijn moeder in te gaan.

June knikte kort en stond op. 'Tot morgen Lev' zei ze zacht. Ik verbaasde me dat June zich zonder te protesteren liet wegsturen, maar ik had wel andere dingen aan mijn hoofd op dit moment.

Mijn moeder blies bevend een zucht adem uit.
Ik klom naast haar op het bed. De lakens roken naar wasmiddel, zoals altijd. Ze trok me in een knuffel die me beschermde tegen het kwaad van de buitenwereld. Alles voelde zo veilig, zo vertrouwd.

Ik keek over haar schouder en zag vanuit mijn open raam June richting haar huis rennen. 'Mamaaaa!' Krijste ze. 'Mamaaaa!'. Tranen stroomde over haar wangen.
Ik dacht dat ze vast zo overstuur was doordat ze mijn moede had zien huilen. Net als ik. Ik voelde rillingen over mijn rug kruipen en op het moment dat mijn moeder me losliet wist ik dat ik nooit meer zo'n soort beschermende knuffel zou krijgen. Al het vertrouwde viel in één klap weg.

'Papa is dood' zei ze. 'Hij heeft een ongeluk gehad'.

Ik herinner me vrij weinig van wat er daarna gebeurde. Ik barstte in tranen uit. Het voelde alsof er kortsluiting in mijn hoofd was, alsof er zojuist iets was gebeurt dat ik niet kon bevatten, wat in feite ook zo was.
In mijn herinnering zitten we daar maar, ik en mijn moeder, samen op mijn bed, huilend om mijn vader die er niet meer is.

De week daarna werd alles geregeld. Het ging in een waas aan me voorbij. Ik leefde in een soort roes en deed wat er van me opgedragen werd. Ik had June nog niet gezien sinds mijn moeder haar die dag van het ongeluk had weggestuurd en ook op de begrafenis kwam ze niet opdagen.

Soms twijfel ik of ze wel weet wat er toen gebeurt is, tien jaar geleden, maar dat moet natuurlijk wel. Iedereen weet het. Het ging als een lopend vuurtje door de stad. Een vijfendertigjarige man die om het leven komt. Mensen zijn weergaloos als het gaat om het verspreiden van roddels.

Al vanaf het moment dat mijn vader verdween in zijn graf had ik voor mezelf de periode afgesloten. Natuurlijk miste ik hem, maar ik was de nieuwe man in huis en ik moest mijn moede helpen er weer bovenop te komen. Haar verdriet was zo heftig dat ze haar baan verloor en wekenlang niet buitenkwam. Ik was toen net acht en deed alles zelf. Ik deed de boodschappen, ik kookte en ik verzorgde het huishouden en mijn moeder.

Vanaf dat moment heb ik June nooit meer gesproken. Behalve dan onze vluchtige en toevallige 'goedemorgen' begroeting.

En begrijp me niet verkeerd, ik heb een prima leven. Ondertussen heeft mijn moeder haar baan weer opgepakt. Ik heb een huis, kan naar school en krijg genoeg te eten. En bovendien woon ik naast de enige echte;
June Ilse Steenwall.
Ik heb het niet slecht, maar het had beter gekund.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top