5. Saella Mordigan

De Voorbestemden waren eerst verward dat ik meeging, maar nadat ze hebben geleerd dat ik de Schaduweter draag, veranderden hun expressies al snel in medelijden. Niemand heeft Vau tegengesproken op het besluit en we gingen maar op weg.

We lopen zwijgend op het afgeplatte pad, voorin Carl met zijn kaart. Hij heeft me gewoon een hand gegeven en me geadresseerd als 'jonkvrouw Mordigan', maar ik wil niet als een edel worden gezien. Niet nu ik weg ben van huis, ze zullen me waarschijnlijk ondertussen als erfgenaam hebben verwijderd, mijn naam uit de familieboeken gehaald. Misschien hebben ze al openbaar verklaard dat ik hun dochter niet meer ben, al zou ik in theorie op deze manier wél kunnen worden opgeleid tot een tovenaar aan het hof, maar ik weet dat het me dan nog steeds niet blij zou maken. Anders was ik al eerder weggelopen van huis om een hoftovenaar te worden.

Achter de ridder lopen Vau en Lance, Lance ratelt wat over de bomen hier. Ik weet zeker dat ik het interessant zou hebben gevonden, maar omdat het van Lance komt, wil ik het niet interessant vinden. Ik onderdruk het geïrriteerde gevoel dat ik al heb sinds Lance besloot me compleet te negeren. Zelfs tijdens het korte namenrondje behandelde hij me alsof ik lucht was. Vau luistert alleen maar en knikt af en toe. Hij heeft zijn staf vast en zet die om de stap op de grond als een wandelstok, het oog van Ignis schittert in de zon, het is nog steeds een mooie magische steen. Zijn vuurrode cape is een perfecte match met hem en geeft hem een krachtige aura, eentje die afgeeft om niet met hem te klooien. Er is een dahlia op de cape geborduurd met een lichtere tint rood, de bloem van huize Cagnata. Een krachtige markies in de handel en de bloedlijn van succesvolle tovenaars.

Achter me loopt Viola, haar voetstappen zijn onregelmatig en af en toe laat ze een zucht. Ze heeft de meeste moeite met het lopen. Voor mijn gevoel is ze nog niet echt opgewarmd met de anderen. 'Doet het pijn?' vraagt Viola dan wanneer ze me ziet kijken, haar stem is net zo voorzichtig als een briesje. Haar uiterlijk is die van een engel als die een mensenvorm hadden, haar lange blonde haren zijn misschien wat doffer door het reizen, maar het zijn nog steeds prachtige plukken. Ik houd mijn pas in zodat ze naast me kan lopen, het van voor naar achteren te praten is nogal onhandig.

'Nee,' zeg ik, maar ik verbeter mezelf snel. 'Soms, af en toe een steek en de aanvallen doen wel pijn, maar nu niet.' Mijn hand gaat onbewust naar mijn zij en Viola knikt dan. Ze laat een ongemakkelijk lachje klinken.

'Wat deed je voor je een Voorbestemde was?' vraag ik haar dan. Viola kijkt omhoog naar de verte, met haar hand tegen haar wenkbrauwen aan houdt ze de zon tegen.

'Ik werkte in de tempel en beantwoordde de gebeden van zieke mensen, daarna probeer ik ze zo goed mogelijk te genezen met de helende krachten van Lääke, de genezingsgod.' Ik knik. Magie kan de elementen creëren, we kunnen water en vuur maken met het mana in ons bloed, maar we kunnen geen ziektes genezen, enkel wat symptomen behandelen zoals uitdroging, maar de helende krachten kunnen dat wel. Het is traditie dat er altijd een helende priester meegaat als Voorbestemde, hij of zij zal een helende cirkel maken om de Voorbestemden te steunen in de strijd en de vermoeidheid weg te drukken.

De priesters spelen een grote rol in de strijd tegen Mørket. Met een draai van zijn vinger kan Mørket mensen in zijn zicht een Schaduweter geven, om te voorkomen dat de Voorbestemden ziek worden, moeten ze allemaal een zegen van Lääke halen bij de hoofdtempel. Ze beweren dat er maar vier zegeningen per honderd eeuwen beschikbaar zijn, maar ik geloof dat de tempel er wat achterhoudt voor de koninklijke familie. Het zegen zorgt ervoor dat de drager ervan nooit meer ziek wordt, het geeft hem een immuniteit tegen de Schaduweter en dus de reden waarom Vau wil dat ik met hem meereis, aangezien ik hen in ieder geval niet kan aansteken.

'En jij? Wat deed je voordat je de Schaduweter had?' Het is raar om de tijd te onderscheiden tussen een vóór en na, maar ik laat het rusten. Ik moet terugdenken aan waar ik mijn laatste twee jaar verspild heb. Mijn hand gaat over mijn zij en mijn vingers drukken zich in mijn lichaam.

'Gewoon, rustig aan. Ik heb mijn sociale positie vastgesteld, was bij verschillende feesten om een verloving te regelen, maar dat is allemaal niet zo goed gegaan.' Ik haal één schouder op. 'Het gewoonlijke leven van een edel.' Ik kan Viola's verwarring vanuit mijn ooghoeken zien.

'Maar Vau zei dat je met hem naar zijn magische school was gegaan?' Academie, verbeter ik haar in mijn hoofd. Ik knik. 'Maar je wilt geen tovenaar als beroep worden?' Ik weet waar ze op doelt. Iedereen die naar Lux was, is door gaan studeren om ergens een tovenaar te worden. Misschien was het wel voor het huis van een edel, de tempel of aan het hof, maar ik ben gestopt. Onbewust druk ik mijn lippen tot een platte streep. Het is een onschuldige vraag van Viola, maar het raakt mijn hart op de verkeerde plek.

'Kon het maar,' mompel ik bitter. Het klinkt bot en Viola kijkt meteen alsof bang is dat ze iets verkeerd heeft gedaan. Ik wil haar geruststellen dat het niet aan haar ligt, maar er willen geen woorden meer in mijn mond vormen. Ik vloek binnensmonds tegen mezelf. We lopen in stilte verder, mijn voet stoot tegen een klein steentje die daardoor een meter van me afschiet.

'Was het reizen tot nu toe zwaar?' vraag ik om mijn schuldgevoel wat minder te maken. Mijn voeten beginnen al een beetje te zeuren, maar als ik een aanval van de Schaduweter kan weerstaan, kan ik de extra kilometers zeker aan. Mijn buidel klapt bij elke stap tegen mijn rug aan, de zak met geld slaat nu al uren tegen dezelfde plek op mijn rug, die ondertussen verdoofd aanvoelt. Als ik dit na een paar uur al voel, laat staan wanneer ik dagen achter elkaar moet reizen.

'Het is zwaar,' zucht Viola dan. 'Maar wat kan ik daartegen doen? Als ik nu stop moet ik teruglopen zonder gids. Daarbovenop moeten zij zonder helende kracht Mørket verslaan, maar dat is te moeilijk.' Ze kijkt een beetje ongemakkelijk. Ik knik naar haar, ondanks ze eruitziet als een naïef meisje, heeft ze wel een goed verstand en verantwoordelijkheid. Ik glimlach naar haar. Ze ziet er onzeker uit van haar zaak.

'Ik weet zeker dat je het goed gaat doen,' zeg ik dan. Viola bijt op haar onderlip, ze staart me met haar verwachtingsvolle ogen aan, ze lijkt op een babyhert. Ik knik nogmaals naar haar om mijn punt te versterken en een glimlach breekt uit op haar gezicht.

'Ik weet niet waarom, maar als jij het zegt, heb ik het gevoel dat het echt goed komt.'

'Dat effect heb ik op mensen ja.' Ik glimlach naar Viola en ze laat een zacht lachje horen. Ons gesprek dooft weer uit, maar de stilte is niet ongemakkelijk, eerder geruststellend.

We stoppen niet met lopen totdat de maan tevoorschijn komt. Carl roept om het kamp op te bouwen en struint van het wandelpad af. Hij kiest een mooi plekje uit en Lance pakt het brandhout dat hij heeft verzameld tijdens het lopen. Vau steekt het brandhout aan met een tikje van zijn staf, wat een makkelijk karweitje voor hem moet zijn geweest aangezien hij een expert is in vuurmagie. Viola haalt de blikken soep uit haar buidel, ze hebben Viola geen hele zware dingen gegeven aangezien ze al zoveel moeite heeft met het lopen, dat is erg attent van de anderen.

Ik laat mijn buidel op de grond zakken om mijn schouder te verlossen van al het gewicht. Mijn ogen scannen de boel om te kijken waar ik kan helpen, maar iedereen lijkt zijn eigen taken te hebben. Ik besluit te helpen bij het voorbereiden van het eten, dat is iets wat haast niet verkeerd kan gaan. Lance en Vau bekijken de voorraad die nu opnieuw moet worden verdeeld nu er een extra persoon meereist, ze hebben alle blikken uit de tassen gehaald en netjes op een rij gezet.

De zwarte krullen van Carl zijn bij het vuur zien. Ik laat mezelf zakken op mijn knieën voor het kampvuur, Carl heeft erboven een pot gehangen met een groene drab erin. 'Hé,' zeg ik om mijn aanwezigheid te laten merken, het lijkt niet alsof hij me heeft horen aankomen. De oneven grond is koud onder mijn onderbenen, het vuur verwarmt mijn lichaam en ik geniet van de warmte die zich over mijn lichaam verspreidt.

'Hé,' antwoordt hij. Hij stopt een lepel in de soep en roert er doorheen. De damp die van de groene derrie ontsnapt, stijgt omhoog en verspreidt de geur van de soep, ik doe mijn best om mijn neus niet in walging op te halen, maar de stank brandt mijn neusharen weg.

'Kan ik ergens mee helpen?' vraag ik dan maar. Ik wil een steentje kunnen bijdragen.

'Kan je de kommen pakken?' vraagt hij dan terwijl hij wijst naar één van de buidels op de grond. Ik knik dan en Carl gooit wat zout in de pot. Ik pak de buidel op en hoor meteen het gekletter van kommen die tegen elkaar komen. Ik steek mijn hand in de buidel en zoek op gevoel naar de kommen. Mijn vingers grijpen iets koud en plat, het is geen kom, maar het voelt meer aan als een badge. Uit nieuwsgierigheid haal ik het uit de buidel om te kijken.

Het een blauwe badge met een gouden arend erop, het herkenningsteken van een koninklijke ridder. Ik laat mijn duim over de arend gaan, de badge glimt alsof hij nog net gepoetst is. 'Ben je geen hoofdridder?' vraag ik Carl uit nieuwsgierigheid. Ik heb verwacht dat de koning één van de koninklijke hoofdridders zou sturen, alleen de meest getalenteerde ridders mogen die titel dragen namelijk. Maar de badge geeft aan dat Carl een doorsnee ridder aan het hof is. Hij stopt met roeren in de pot en kijkt me verward aan, maar zodra hij de badge in mijn handen ziet, ontsnapt er een grote zucht uit zijn mond.

'Nee, ik ben geen hoofdridder,' mompelt hij bitter. Zijn wenkbrauwen staan in een frons en hij brengt zijn vrije hand naar zijn voorhoofd. Een schuldgevoel spoelt over me heen, ik had niet door zijn spullen moeten kijken. Ik leg zijn badge terug in zijn tas en zoek verder naar de gevraagde kommen. Carl blijft doorroeren in zijn soep. 'Ik was bíjna een hoofdridder, maar ze houden niet van het idee van een hoofdridder die een doorsnee burger is.' Hij kijkt mij dan recht aan, zijn blik is koud en afstandelijk. 'Je bent een edel, je weet heus wel wat het betekent.' Ik knik bijna onzichtbaar, de hoofdridders hebben Carl gestuurd met de hoop dat hij sneuvelt in de strijd tegen Mørket, zo hoeven ze hem niet de titel hoofdridder te bekronen en hoeven ze niemand van henzelf naar de strijd te sturen. Carl gaat terug naar het roeren in de soep, zijn lepel gaat wat sneller en er staat een frons op zijn gezicht. Ik trek de stapel kommen uit zijn buidel.

'Het spijt me,' zeg ik dan. 'Het moest zwaar geweest zijn voor je om de rangen te beklimmen.' Ik haal de kommen uit elkaar en leg ze alle vier voor hem neer. Ik open mijn mond, maar ik weet niet wat ik nog kan zeggen zonder hem nog bozer te maken, terwijl ik ons gesprek ook niet op een sombere toon wil eindigen. 'En de gezichten van de hoofdridders op het moment dat je terugkeert naar het koninklijk hof met de overwinning zal het waard zijn.' Ik vervloek mezelf vanbinnen hoe ongemakkelijk de zin uit mijn mond komt, maar de angst dat ik hem nog bozer maak trekt aan mijn stembanden. Carl brengt een lepel soep naar zijn mond, hij gedraagt zich onverschillig, alsof hij niet heeft gehoord wat ik heb gezegd, maar zijn blik is wat zachter geworden.

'Dat is iets om naar uit te kijken inderdaad.' Hij vult een kom met soep en Viola komt bij het vuur zitten. De stem van Lance komt ook in de buurt, perfect getimed met het eten.

'Als je ooit erover wil praten, weet je me te vinden,' mompel ik nog zacht. Vanuit mijn ooghoeken gluur ik naar Carl, hij geeft een bijna onzichtbaar knikje, maar het is genoeg voor mij. Lance en Vau komen ook bij het vuur zitten, ze hebben gedroogd vlees voor deze maaltijd gepakt. Carl giet wat soep in de laatste komt en schraapt zijn keel.

'We hebben maar vier kommen, dus i-'

'Ik kan wachten, dat is oké,' onderbreek ik hem. Carl wil me tegenspreken, maar ik kijk hem strak aan. Ik wil ze niet te veel tot last zijn, aangezien ik als extra bagage mee ben gegaan met ze. Carl knikt dan en deelt de kommen aan iedereen uit. Ik steek mijn handen uit naar de vlammen en laat mijn palmen warm worden. Door mijn vingers kan ik Lance en Vau door de vlammen heen zien, ik probeer te concentreren op mijn gescheurde nagels en droge handen, maar mijn ogen blijven afdwalen naar Vau. Hij glimlacht naar Lance en knikt aandachtig naar de woorden van de kale reus. Ik strek mijn vingers nog een keer extra goed en probeer mijn ogen op mijn eigen slanke vingers te houden.

De situatie doet me denken aan de tijd op Lux, de tijd waarin Vau me een vieze blik gaf en snel met zijn vrienden meeging voordat ik de kans kreeg om met hem te praten. Mijn hart trekt mijn mondhoeken omlaag en ik voel me kinderachtig dat ik nog steeds over het verleden denk. Het laat een bittere smaak achter in mijn mond, die zelfs de soep uiteindelijk niet heeft kunnen wegspoelen.  

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top