3. Saella Mordigan

Met mijn natte schoenen bungelend aan twee vingers loop ik terug naar waar ik mijn spullen heb gelaten. Mijn voeten zijn heerlijk koel na een dipje in het meer en ik wiebel met mijn tenen om alle aarde er tussenuit te krijgen. Mijn mondkapje hangt losjes onder mijn kin, ik geniet gulzig van de frisse lucht nu ik buiten het dorp ben. Mijn broek plakt aan mijn schenen en de grassprieten kietelen mijn voeten bij elke stap.

Ik heb nog nooit op blote voeten gelopen in het gras, het voelt grappig aan. Thuis kon ik nooit zoiets doen, mijn moeder zou me waarschijnlijk bij mijn arm hebben gegrepen en me een les gegeven over hoe de dochter van een baron dit niet hoort te doen. Een steek gaat door mijn hart bij de gedachte, zouden ze me thuis missen? Het lijkt me sterk, maar het zou een fijne gedachte zijn geweest.

De zon schijnt sterk en begint mijn schoenen te drogen, het is warm vandaag. Ik wil eigenlijk mijn cape afdoen, het is te warm, maar ik kan niet riskeren dat iemand de schaduweter op mijn zij zal zien. Ik kan nooit te voorzichtig zijn. Het spotten van de schaduweter zal onnodige paniek zaaien, datgene wat ik juist wilde vermijden door weg te gaan uit het kapitaal. Daarbovenop heb ik alles onder de controle, behalve het feit dat ik langzaam vanbinnen wegrot.

Ik gooi mijn schoenen naast mijn buidel neer, er is nog tijd voordat het avond wordt, ik hoef niet meteen terug naar Penny's. In een vloeiende beweging laat ik mezelf achterovervallen in het gras. De zon schijnt fel in mijn ogen waardoor ik zelfs met gesloten ogen nog rode vlekken zie in mijn beeld. Ik kan hier nog genieten van de zonnestralen voordat ik terugga. Het is vandaag zo'n mooie dag, vogels fluiten opgewekt hun lied naar elkaar. De grond is oneven wat een last is voor mijn rug, maar het is wel warm. Ik zou hier zo in slaap kunnen vallen.

Vanavond gaat een zware avond zijn. Er zijn tien dagen voorbij sinds de laatste keer dat ik een aanval heb gekregen dus vanavond zal ik er weer eentje krijgen. Ik ben blij dat het tenminste in een regelmatig patroon valt, dan kan ik nog rekening houden met wanneer het zal gebeuren. De aanvallen kunnen het best omschreven worden als de pogingen die de schaduweter doet om me te doden.

Ik heb tekeningen gezien in boeken van uitgedroogde lijken met zwarte lijnen, mensen met bloed aan hun lippen en weggedraaide ogen. Tijdens de eerste aanval heb ik een manier gevonden om te overleven, eentje die alleen een tovenaar zou kunnen toepassen, maar de manier maakt de schaduweter niet beter. Het stelt alleen mijn doodslag uit.

Ik blijf liggen tot mijn broek opgedroogd is, mijn schoenen zijn een verloren zaak, maar door een dag met natte sokken te lopen, ga ik niet dood. De avond valt al snel en de realisatie dat er weer een dag voorbij is gegaan, weegt zwaar op me. Ik weet niet eens waar ik naar uitkijk, de hele wereld lijkt zich ergens naartoe te werken en ik breng mijn dagen door zonder iets uit te voeren.

Zuchtend kom ik overeind, mijn voeten wurm ik in de nog natte schoenen. Ik zou ze zelf kunnen drogen, maar het is beter om mijn mana te besparen voor vanavond. Mijn voet komt neer met een zompig geluid. Het is nu wel heel verleidelijk om mijn schoenen te drogen, maar ik schud de gedachte uit mijn hoofd en schuif het mondkapje weer over mijn neus en mond. Het wordt weer tijd om terug te gaan naar de herberg.

Zoals elke avond is het druk rondom Penny's, het dorp is klein en mensen vervelen zich mateloos. Elke dag is hetzelfde verhaal hier, maar vandaag lijkt er wat anders te zijn. Mensen proosten met elkaar met hun armen aan elkaar gehaakt terwijl ze langs het looppad zitten. 'Op de Voorbestemden!' hoor ik mensen roepen. Ze klinken hun bierglazen ruig tegen elkaar waardoor er wat bier aan de zijkant naar beneden druipt.

Zijn de Voorbestemden langs het dorp geweest? Ik wil de kaart checken om te kijken waarom ze hierlangs komen. Zelf had ik gedacht dat ze zuidelijker zouden gaan, er gaan geruchten rond dat de volgelingen van Mørket, De Varjo, die hun leven hebben gewijd aan Mørket en geloven dat Het over Loralei moet heersen, in het zuiden verblijven.

Ik loop Penny's binnen, Bruce groet me vanachter de toonbank, hij knikt naar me terwijl hij zijn vingers natmaakt met een lik om zijn bladzijde om te slaan. Zijn bril staat op het puntje van zijn neus en moet omhoog worden geduwd. Ik knik terug en loop meteen links naar de trap, ik besluit om mijn avondeten licht te houden aangezien het er vanavond toch weer eruit gaat.

Een grote man loopt de trap af en ik blijf aan de zijkant staan zodat hij zonder problemen langs me kan. Hij is net een reus met een lange baard, zijn hoofd lijkt het licht te weerkaatsen door het gebrek aan haren. Hij lijkt op een buitenstaander, niet iemand hier van het dorp. Hij grijnst met zijn scheve tanden naar me en steekt zijn hand op wat ik beantwoord met een kort knikje. Er zit veel eelt op zijn vingers. Hij moet zwaar werk hebben verricht om zoveel eelt te hebben. De man loopt langs me, hij is minstens een kop groter en haast twee keer zo breed als ik. Ik stap de trap op. Mensen staren naar de grote man die zijn weg maakt naar de bar, waarschijnlijk voor een drankje.

Ik besluit om er niet meer over na te denken en ga mijn kamer in. Nadat ik mijn doorweekte schoenen in de hoek heb getrapt, besluit ik wat noten te eten als avondeten.

Het rumoer van het restaurant is goed te horen. De muren en vloeren zijn niet zo dik hier. Ik pak mijn kaart erbij terwijl ik op mijn nootje kauw in de achterkant van mijn kiezen. Op de kleine tafel voor me vouw ik het uit, het uiteinde van de kaart hangt omlaag van de tafel af en mijn ogen zoeken naar het dorp waar ik me nu in bevind.

Dit dorpje zit aan het oosten van Loralei, de gemaakte looppaden gaan vooral naar het noorden en oosten. Het zou niet handig zijn voor ze om van het pad af te gaan en verdwaald te raken. Ik sla mijn armen over elkaar. Wat zou er in het noorden en oosten zitten? Ik stop nog een nootje in mijn mond, ik rol het over mijn tong uit verveling. In het noorden zijn wat bergtempels en dorpen, in het oosten is er meer bos en dorpen met veel geschiedenis. Ik bijt de noot door de helft, het geluid geeft me voldoening en ik leun met mijn hoofd op mijn hand. Elke topografieles die ik gedwongen heb gevolgd, komt weer bij me op.

Plotseling realiseer ik het me, het graf van Mørket moet ook in het oosten liggen. In de verhalen die oma me altijd heeft verteld over Mørket, heeft de strijd maar een paar kilometer van de grens aan de oostkant van Loralei vandaan plaatsgevonden. Als ze het graf kunnen vinden, hoeven ze alleen het pad van vernietiging en dood te volgen die Mørket achterlaat. Het is niet het meest efficiënte plan, maar wel een betrouwbare.

Ik stop de laatste noot in mijn mond. De voldoening die ik heb gekregen nu ik erachter ben gekomen is maar voor een korte duur. Wat zou er allemaal nog meer in het graf van Mørket zijn? Er is weinig informatie over het graf, ik weet alleen dat de Varjo het graf voor Mørket heeft gebouwd. Ik zuig de het schilletje van mijn amandel eraf in mijn mond. Zou het graf ook informatie hebben over de schaduweter? De ziekte is wel één van de onmisbare herkenningstekens van Mørket.

Verslagen laat ik mijn hoofd op de kaart zakken, ik wil niet geloven dat er hoop is, maar nu eenmaal het idee in mijn hoofd zit, kan ik het er niet meer uitkrijgen. Veel scenario's die beginnen met 'misschien' of 'wat als' gaan door mij heen, maar ik wil niet meer nadenken de mogelijkheden.

Ik staar naar buiten, wachtend tot de aanval kom. De zon is verdwenen achter de bomen en kleurt de lucht rood. Ik heb nog wat tijd voor de aanval begint, maar juist het wachten maakt het onverdraaglijk. Ik wil niet meer voor de kaart zitten, niet meer denken aan het graf van Mørket. Mijn stoel gaat met een schrapend geluid naar achteren en ik verlaat de tafel voor het bed.

Ik pak de opgevouwen tovenaarscape van mijn bed af en laat het openvallen in mijn handen. De zachte stof is nu een luxe voor me in plaats van een gewoonte. Mijn cape is lichtblauw met gouden versieringen, ze representeren de magische attributen waar ik goed in ben: lucht- en lichtmagie. Op de rug zijn waterlelies geborduurd, het teken van familie Mordigan, maar ik weet niet of ik mezelf nog een Mordigan mag noemen. Ik houd de cape voor mij bij het raam zodat ik vaag mijn reflectie nog kan zien.

De laatste keer dat ik de cape aan heb gehad, had ik nog lange haren en een egaal gezicht, een contrast met mijn korte kapsel en alle krassen op mijn huid nu. Mijn haar is altijd glanzend en lang geweest, mijn huid gepolijst als een mooi juweel, altijd even zonder enige oneffenheid. Mijn dienstmeisjes hebben altijd voor mijn perfecte uiterlijk gezorgd en mijn moeder heeft het ook altijd gecheckt. Het was verstikkend om constant bekeken te worden. Ik gooi de cape op het bed zonder het terug op te vouwen, dat doe ik een andere keer wel.

Ik begin dingen te inspecteren om de tijd door te brengen. De aanval kan elk moment komen, de weg naar de badkamer is vrij en ik heb nog elk beetje mana in mijn lichaam die ik kan hebben. In mijn hoofd daag ik de schaduweter uit om zijn aanval los te laten.

Het duurt niet lang voor de Schaduweter in mijn zij begint te branden. Mijn hand grijpt er pijnlijk naar. In mijn andere hand roep ik mijn staf op terwijl ik naar de badkamer ren. De binnenkant van mijn lichaam begint te branden alsof er een brand is gesticht in mij. Mijn vingers drukken zich diep in mijn zij om de brandende pijn te verhelpen, maar het lukt niet. Ik klem mijn kaken op elkaar zodat er geen schreeuwen van pijn uit mijn mond ontsnappen.

Met mijn hoofd over het toilet gaat eerste lading van mijn maaginhoud eruit. De smaak van gal vult mijn mond. Mijn keel brandt en tranen komen in mijn ogen. Mijn kots is vermengd met mijn eigen bloed en de zwarte walmen van de schaduweter. Ik adem hevig, ik negeer de geur van ijzer gedoopt in zuur en probeer genoeg lucht binnen te krijgen.

'Vesi,' mompel ik en ik tik mezelf met de staf. De spreuk zorgt ervoor dat ik weer wat water in mijn lichaam heb. Mijn nagels graven zich in mijn zij wanneer de schaduweter zich begint te verspreiden over mijn lichaam. De zwarte lijnen klimmen over mijn huid met een spoor van pijn die zelfs diep in mijn botten wordt gevoeld. Het dwingt me om alles er weer uit te gooien, al zit er bijna niks meer in mijn lichaam. Bloed en gal vallen in het water met wat zwarte tinten. De schaduweter klimt naar mijn andere zij, ik voel het branden. Een onderdrukte snik ontsnapt mijn keel, daarna moet alles er weer uit. Ik adem zwaar, er hangt bloederig slijm aan mijn lippen, mijn hand is om mijn staf geklemd en ik heb mijn ogen dichtgeknepen.

Ik moet door blijven gaan.

'Vesi,' breng ik over mijn lippen heen. Ik tik mezelf met de staf. Een verkoelend gevoel gaat door mijn brandende lichaam heen, maar het is voor korte duur. Alles moet er weer uit.

Blijf ademen, blijf gehydrateerd, dat is het enige wat ik moet doen. De schaduweter bereikt mijn gezicht en ik laat een schreeuw horen. Ik laat mijn zij los en pak mijn brandende nek vast. Mijn hand is koel vergeleken met mijn huid. Het voelt alsof mijn gezicht wordt weggebrand en ik jammer van de pijn. Schokkerig dwing ik mezelf te ademen.

Tot alles er weer uitgaat. Ademen lukt niet en paniek komt in me op. Pas wanneer alles weg is, lukt het me om een teug lucht binnen te krijgen. 'Vesi,' mompel ik snel. Ik geef mezelf een tik, maar bijna meteen moet alles er weer uit. Tranen lopen over mijn wangen. 'Vesi,' huil ik haast onverstaanbaar uit. Ik knijp mijn ogen weer dicht, de pijn kruipt verder naar mijn ledematen. Naar elk puntje van mijn lichaam en ik gil. Het voelt alsof ik op elke centimeter van mijn lichaam wordt gebrandmerkt met een vreselijk langzaam tempo. Het lijkt eeuwen te duren.

Ik schreeuw, hydrateer mezelf, kots en huil.

En weer opnieuw.

En weer opnieuw.

En weer opnieuw.

Het houdt maar niet op, zwarte vlekken dansen voor mijn zicht maar ik moet door blijven gaan. Snikken verlaten mijn mond. Ik wil dat het stopt, mijn lichaam is moe en kan niet meer. Mijn keel brandt en ik weet bijna zeker dat ik mijn stembanden kapot heb geschreeuwd. Toch blijft de Schaduweter me dwingen over te geven, mijn bloed uit te spugen om mijn leven te eindigen. Het gaat voorbij de grenzen van wat mijn lichaam aankan, alleen door mijn magie kan ik de aanvallen al zo lang overleven.

Het is eindelijk voorbij na een tijd wat een eeuwigheid leek. Ik leun vermoeid op mijn arm bij het toilet. Ik kom moeilijk op adem, maar het is voorbij. De schaduweter is gekrompen en heeft zich weer in mijn linkerzij genesteld. Ik dwing mezelf niet meer boven het toilet te hangen, anders maak ik mezelf echt ziek met de geur. Met bibberende armen duw mezelf wankelend overeind om te beginnen met het zuiveren van de schaduweter.

Ik breng mijn staf dichterbij, de ringen kletteren zachtjes tegen elkaar met een vertrouwelijk geluid. 'Valo.' Mana stroomt mijn verdoofde lichaam uit en de wc-pot wordt gevuld met licht die de kleine delen Schaduweters vernietigd. Wanneer ik zeker weet dat er geen zwarte walmen meer uit de pot komen, trek ik aan het koord om door te spoelen.

Nu moet ik mezelf opfrissen. Ik wil eigenlijk gewoon op bed gaan liggen en slapen, maar er is bloed gekomen op plekken waar het niet hoort en de smaak in mijn mond is onverdraaglijk. Mijn benen zijn net gekookte spaghettislierten en ik leun met mijn hand op de gootsteen. Ik draai op mijn hielen om en zie een onverschillige Vau in de deuropening staan. Ik bevries op mijn plek.

Hij zucht terwijl hij zijn armen over elkaar heeft. Hij is voor mijn gevoel nog iets langer geworden sinds de laatste keer dat ik hem heb gezien. Is hij boos dat ik niet heb gereageerd op de koninklijke uitnodiging als de Voorbestemde? Door mijn afwezigheid is hij is nu wel automatisch een Voorbestemde geworden, dat komt met veel eer en respect. In mijn opzicht heb ik hem juist een gunst verleend op een manier, maar ik weet zeker dat hij het niet in hetzelfde licht ziet als ik. Zijn lippen zijn geperst tot een streep en we staren in stilte naar elkaar, niet wetend wat we tegen elkaar moeten zeggen. Tot hij het zwijgen doorbreekt.

'Goedenavond, jonkvrouw Mordigan.'

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top