26. Vau Cagnata
We komen een paar dagen later langs een tweede aangetroffen dorp. Net zo verlaten en afgehandeld als het eerste dorpje. Een paar minuten hebben we stilgestaan bij de stapel lijken om ze een goede uitvaart te wensen. Het is het minste wat we kunnen doen voor ze.
We spenderen de rest van de dag om het spoor van Mørket te volgen, het landschap wordt minder ruw en de kraters minder diep naarmate we naar het zuiden lopen. Het zou makkelijker moeten gaan, maar aangezien we een deel van Carls bagage over Lance en mij hebben verdeeld, merk ik er niks van.
We houden onze ogen open in de hoop dat we een teken zien van Mørkets nabijheid, iedereen heeft het kriebelende gevoel dat we dicht bij hem zijn, dat de omgeving om ons heen kortgeleden nog heeft geleefd.
Tegen de tijd dat we ons kamp hebben opgezet en hebben gegeten, hebben we nog steeds geen spoor van hem. Het gevoel dat de bomen om ons heen nog maar net dood zijn, blijft aan me kleven. Hoeveel dagen zou het nog duren?
'Hé, Vau?' vraagt Saella terwijl ze haar lege kom naast haar neerzet. We zitten met zijn allen rond het kampvuur waarnaast Carl en Viola zijn meegetrokken in Lance's verhaal over zijn jacht naar een bruine beer waarvan zijn vacht de jager door de winter heeft gebracht. Ik kijk opzij naar Saella die naast me zit bij het kampvuur. Ze heeft haar benen opgetrokken en haar armen er omheen geslagen. Het licht van de vlammen versieren haar gezicht wanneer ze naar me kijkt.
'Als ik vanavond een aanval krijg, wil je bij me blijven?' Ze vraagt het als een fluister, alsof ze niet zeker is of ik zal instemmen.
'Natuurlijk.' Ik glimlach naar haar in de hoop dat haar zorgen verminderen. Saella glimlacht zwakjes terug naar mij en het beeld steekt een dolk in mijn hart.
'Dankjewel,' mompelt Saella. 'Zullen we alvast een plekje zoeken?' Voordat ik kan antwoorden, komt ze al overeind en begint ze het stof van haar cape af te kloppen. Ik knik en volg haar acties, ik wens de anderen snel welterusten voordat ik Saella achternaloop. Ze loopt met zelfverzekerdheid een kant op, alsof ze weet waar we naartoe gaan.
We stoppen wanneer het licht van het kampvuur niet groter is dan vingertop. Saella heeft haar zwarte cape afgedaan zodat ze hem niet vies maakt wanneer ze overgeeft. De tovenares strekt met haar armen boven haar hoofd en haar shirt kruipt omhoog. De zwarte lijnen op haar lichaam zijn groter geworden, ze hebben de andere kant van haar rug bereikt en klemmen zich om haar middel.
Doet het pijn? Ik wil het haar vragen, maar er komen geen woorden uit mijn mond.
'De aanvallen gebeuren meestal wat later op de avond, dus we moeten nog wel eventjes wachten. Misschien dat hij vanavond helemaal niet komt zoa–' Haar blik valt op de mijne en ze stopt meteen met praten.
'Waarom kijk je alsof je net hebt gehoord dat je idool dood is gegaan?' Saella haalt haar wenkbrauw op en houdt haar hoofd schuin. Ze laat haar armen vallen en haar shirt schuift terug op zijn plek. Met een klein stapje komt ze dichterbij.
'Doet de schaduweter in je lichaam veel pijn?' Ik strek mijn hand uit naar haar zij en raak lichtjes de stof van haar shirt aan. Saella bevriest onder mijn aanraking en ik weet niet of ik mijn hand moet wegtrekken. Mijn hart klopt in mijn keel zonder reden. Saella legt dan haar hand op de mijne en duwt mijn hand lichtjes tegen haar zij aan.
'Het heeft altijd pijn gedaan, maar nu klopt het pijnlijk, alsof het leeft.' Ze ontwijkt oogcontact en staart naar de gouden versieringen op mijn kraag. Er zijn zachte en regelmatige kloppingen onder mijn vingertoppen. 'Alsof het een enthousiaste hartklop is. Maar wanneer jouw hand erop ligt, dan lijkt de pijn dof te zijn, alsof het wordt weggejaagd door je aanraking.'
Elk woord valt voorzichtig uit haar mond alsof ze de woorden één voor één uitkiest. Saella heeft een ongemakkelijke blik op haar gezicht, ze lijkt haast zenuwachtig. Ik weet niet wat ik met deze nieuwe informatie kan doen.
Ik zucht en laat mijn hoofd op Saella's schouder vallen. Ik voel haar schouders opspringen bij mijn actie, maar ze duwt me niet weg. 'Ik wilde dat ik meer kon doen om je te helpen,' zeg ik, mijn toon lager dan ik wil. Een arm wordt om me heen geslagen en Saella trekt me naar haar toe. Mijn gezicht brandt en ik houd niet van het gevoel van blozen. Het doet me denken aan wanneer ik alcohol op heb, maar het enige wat me hier kan bedwelmen is Saella.
'Concentreer je eerst op Mørket, je kan je belofte niet uitvoeren als je dood bent,' fluistert ze dan. Ik kan de glimlach in haar stem horen en ik omhels haar terug. Ik weet dat ze gelijk heeft en dat ik me moet focussen, maar Saella is de grootste afleiding voor mij en ze heeft het niet eens door.
De afgelopen dagen blijf ik luisteren naar haar voetstappen achter me, mijn blik blijft naar haar afdwalen en mijn voeten blijven naar haar toe rennen. Als ik wat jonger was, zou ik hebben gezegd dat dit tovenarij is, maar nu weet ik beter. Wanneer de strijd tegen Mørket voorbij is, wil ik haar alles vertellen.
Saella is belangrijk voor me, ik wil haar koesteren. Ik wil samen met haar het pad om tovenaar te worden belopen en momenten met haar delen, haar glimlach zien op vrolijke dagen. Ik lach zachtjes in mijzelf. Ik wist niet dat ik verliefd zou worden op deze hele reis richting Mørket toe. Verliefd op een doodziek meisje tijdens de reis die mijn dood kan betekenen, is het Lot niet te wreed hiermee?
Ik hef na minuten stil te hebben gestaan mijn hoofd weer. Mijn wangen branden in ieder geval niet meer zo hevig als net. Ik kijk Saella recht in haar ogen aan en ze geeft me een grote glimlach, eentje die ze meent. Ik lach automatisch terug naar haar. Mijn wild kloppende hart schreeuwt me om haar mijn gevoelens te vertellen en voor eventjes overweeg ik het.
'Aangezien we nog even moeten wachten, vertel me eens wat je van me vond toen we in de academie zaten?' probeert Saella dan een gesprek aan te knopen, ik ben te lang stil geweest. Ik wrijf kort over mijn kin, de baardharen die ik er zo snel mogelijk af wil scheren, schuren langs mijn vingers. Ik heb niet de beste gedachten gehad over Saella in de academie.
'Ik vond je schaamteloos en onvolwassen. Maar wat ik vooral oneerlijk vond was hoe groot je manaconcentratie was, ik vond toen dat je het niet verdiende om met zo'n voordeel geboren te zijn. Daarom wilde ik zeker zijn dat je het eindtoernooi niet won, ik vond niet dat je die overwinning verdiende.'
Saella lacht luidop wat als muziek in mijn oren klinkt.
'Dus ik was jouw bron van motivatie?' Ze kijkt me met pretoogjes aan, ondanks mijn woorden over haar slecht zijn, lijkt het haar niet uit te maken wat ik van haar dacht toen.
'Eigenlijk wel.' Ik grijns naar haar, zo kan ze het ook zien natuurlijk. 'Ik had dagenlang getraind na het midherfst-toernooi in oktober. Herinner je die nog? Je had me echt hard gevloerd toen.' Ik herinner me nog de koude grond waar ik op werd gedrukt door haar windspreuken. Haar schoenen die voor mijn gezicht stonden en het koude metaal van haar staf tegen mijn nek aan.
'Ja, ik had je goed te pakken toen. Je had je eigen blik moeten zien toen je zag dat ik die windspreuk gebruikte.' Saella begint uit volle borst te lachen, haar lach trekt mij mee en ik doe met haar mee. Ze klapt dubbel en houdt haar buik vast.
'Ik voelde me echt een koningin van Loralei toen. Maar ik moet eerlijk zijn dat ik extra hard heb gewerkt voor de strijd in oktober door wat er in het magische toernooi van april gebeurde.' Ik herinner me het ook nog. In de magische strijd van april heb ik na een worsteling van haar overwonnen, het was een gelijke strijd tot de laatste momenten.
Voordat ik de hele herinnering voor me kan halen, grijpt Saella met een sis naar haar zij. Ze legt haar hand tegen een boom aan en leunt naar voren.
De aanval is aangekomen.
Haar staf verschijnt in haar hand. Ik sta aan de grond genageld, ik kan haar niet helpen met de aanval of iets. Ik kan alleen hier blijven staan en wachten tot het voorbij is. Mijn hand voelt koud aan nu ik haar zij niet meer vastheb, ik kijk er dubieus naar. Kan mijn aanraking echt haar pijn verlichten? Het klinkt cliché, alsof het een versiertruc is die één van mijn vrienden zou gebruiken.
Saella begint te braken, ze hoest en hijgt. Tranen vallen van haar gezicht en mijn hart knijpt zich in elkaar. Ik bal mijn hand tot een vuist, ik wil haar helpen.
Ik loop naar Saella toe, ik kan niks voor haar betekenen voor de aanval, ze moet zichzelf er doorheen trekken zoals ze al maanden doet. Het enige wat ik kan doen is haar laten weten dat ik hier ben wanneer het over is. Ik veeg de haren uit haar gezicht en houd ze vast achter haar hoofd, maar de kortste plukjes vallen weer naar voren. Mijn vrije hand leg ik op haar rug, mijn vingers gespreid over haar ruggengraat. Ze tikt haarzelf met haar staf om haarzelf te hydrateren.
De zwarte lijnen nemen hun tijd om over haar lichaam te kruipen, ze klimmen over haar nek naar haar gezicht toe en dalen daarna weer. De aanval is langer dan het eerst was, zoiets heeft Saella al een keer gezegd en ik hoop dat ze het kan uithouden.
Haar gehuil en gehijg vult de nacht en ik wacht geduldig. Bloed hangt aan haar lippen als een ornament, het strekt zich uit en valt op de grond. Een rilling gaat door mijn rug wanneer ik me realiseer wat de schaduweter allemaal doet met haar lichaam.
Het voelt aan alsof er uren zijn voorbijgegaan. Ik vraag me na elke keer dat Saella moet braken af of het hierna dan voorbij is, maar het gaat alsmaar door. Saella grijpt dan naar haar keel, haar staf valt kletterend op de grond en ze gaat door haar knieën.
'Saella?' Ik kniel snel en probeer te kijken wat er mis is. Dit is niet hoe het normaal gaat. Paniek komt in me op en alle alarmbellen in mijn hoofd rinkelen. Saella kokhalst, ze kan me niet antwoorden op deze manier. Ze moet weer kotsen, maar ze heeft haar staf nu niet meer. Als een vogel die probeert op te stijgen slaat ze in het rond met haar armen.
Ik weet niet wat het probleem is, maar ik weet wel dat ze watermagie gebruikt om haarzelf in leven te houden. Ik roep mijn staf op en laat mijn mana naar het oog van Ignis stromen. Ik ben niet de beste in watermagie, maar ik moet iets doen.
'Vesi.' Ik tik met mijn staf tegen Saella aan en laat het water in haar lichaam los. Ik hoop dat ik het goed doe. Saella geeft weer over en ik geef haar weer water, het herhaalt zich keer op keer als een bal die steeds heen en weer wordt gegooid. Ze sputtert en hoest, de schaduweter geeft haar geen tijd om bij te komen. Plukken haar glippen uit mijn vingers, Saella's lichaam schokt terwijl slijmerig bloed uit haar mond valt.
Als na een uurtje de aanval eindelijk voorbij is, zet Saella haar hoofd tegen de boom aan. Slijm hangt aan haar lippen en ze ademt hevig. Haar tranen vallen geluidloos omlaag en haar schouders schokken. Huilt ze nu van de pijn of van verdriet? Een brok komt zich in mijn keel en ik trek haar zwijgend naar me toe. Mijn staf verdwijnt, mijn hand vindt zijn weg naar haar onderrug en de andere leg ik op haar achterhoofd.
'Het lukte niet meer om te praten,' zegt ze dan met een schorre stem door haar tranen heen. Ze grijpt mijn cape vast en klemt zich aan mij als een klein kind. 'Als jij er niet was, zou ik dood zijn geweest.' Haar woorden zorgen ervoor dat mijn bloed ijskoud wordt, ik begraaf mijn vingers in haar haren.
'Maar ik ben hier, dus je hoeft niet bang te zijn,' fluister ik naar haar. Mijn woorden voelen leeg aan, ik kan haar niet vertellen om geen angst te voelen nu ze op de deur van de dood heeft geklopt. Haar schouders schokken nog steeds, maar ze lijkt te kalmeren. Ik wacht geduldig tot ze klaar is met huilen, mijn duim wrijft zachtjes over haar achterhoofd als een kleine troost, maar ik weet niet of het veel zin heeft.
Zodra Saella uitgehuild is, wast ze haar gezicht. Ik was het gesnotter van haar snel uit mijn blouse en ik mis niet de ongemakkelijke blikken die ze er naartoe werpt.
'Het is schoon, maak je er geen zorgen om,' zeg ik dan terwijl ik wijs naar de natte vlek op mijn schouder. Een blouse heeft niet dezelfde waarde als Saella's gevoelens. Saella knikt dan, meer om haarzelf te overtuigen dan mij.
'Valo.' Haar staf licht op en ze wijst naar de rood-zwarte poel op de grond. Haar ogen zijn niet gefocust op haar spreuk, ze lijken af te dwalen naar haar gedachten. Ik zucht, ze zal vast weer denken aan hoe ze de dood op het nippertje na is ontsnapt.
'Laten we teruggaan,' zegt Saella emotieloos, ze laat haar staf verdwijnen en slaat dan haar armen over haar heen. Ze rilt een beetje. Haar benen trillen met elke stap die ze zet en ik ben bang dat ze door haar benen zal zakken. Ik kom achter haar staan en sla mijn cape deels over haar schouder, ik leg mijn arm over haar heen en hoop dat ze het hierdoor warmer zal hebben.
'Bedankt,' fluistert Saella dan. Ze likt kort over haar lippen voor ze het volgende toevoegt. 'Voor alles.' Ze laat zichzelf omhelsd worden door de cape en leunt met haar lichaam tegen me aan. Ik kijk naar haar afwezige blik, ze is diep in gedachten gezonken. Ik weet niet waarom, maar het voelt alsof er een afstand tussen ons is gekomen, dat terwijl ik dichter bij haar sta dan ooit.
'Voor jou altijd,' mompel ik. Ik weet niet of mijn woorden bij haar terecht komen. Ze knikt lichtjes vanuit mijn ooghoeken. Met haar hand wrijft ze in haar rechteroog.
Iedereen bij het kamp is al aan het slapen, Saella en ik glippen zachtjes onder de deken om niemand te storen. Het vuur flikkert in het maanlicht en geeft me een beter zicht op de tovenares. Ik lig op mijn rug en kijk naar Saella's zijprofiel in het licht, ze is magerder geworden de afgelopen weken. Het lijkt alsof ze geen wangvet meer heeft, maar er alleen een laagje huid over haar jukbeenderen is getrokken.
Ze draait zich plotseling naar me toe en onze blikken kruizen, ze knippert een paar keer zonder wat te zeggen. Dan legt ze een arm om me heen en plaatst ze haar hoofd tegen mijn borstkas. Mijn lichaam bevriest door haar plotse aanraking, het bloed racet naar mijn wangen toe en ik leg mijn rug van mijn hand over mijn mond heen.
'Ik ben bang,' mompelt ze dan. 'Ik heb het zo koud.' Ik druk mijn ongemakkelijkheid weg met een nerveuze slik. Ik leg mijn arm over haar heen en trek haar tegen me aan. Ze klampt zich aan me vast.
'Ik ben hier tot je in slaap valt.' Saella knikt, ze verbergt haar gezicht in mijn blouse, haar vingers begraven zich in mijn rug. Mijn vingers kammen door haar korte plukken totdat ik haar rustig adem hoor halen. Ik span mijn nek aan om te kijken of ze in slaap is gevallen, maar ik kan haar gezicht niet zien. Ik hoop dat ze een goede droom heeft. De vermoeidheid trekt herhaaldelijk aan mijn oogleden en ik geef eraan toe.
Hopelijk is deze bitterzoete nacht snel voorbij.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top