25. Saella Mordigan

Zodra de eerste zonnestralen me wakker maken, heb ik het gevoel dat er een wonder is gebeurd. Ik heb gisteren geen aanval gehad en ben met een haartje aan de dood ontsnapt. Al herinnert de doffe pijn in mijn zij me dat het een kwestie van tijd is voordat het een keer zal mislukken.

De gebeurtenissen van de vorige dag zijn wazig nadat ik in huilen ben uitgebarsten. Alleen dat Vau me heeft omhelsd en mijn zijde nooit heeft verlaten. Mezelf opkrullend onder de deken en houd mijn handen bij mijn hart. Mijn lichaam voelt warm aan als ik aan zijn woorden van gisteren denk, woorden die ik nooit verwacht zou hebben.

Omdat je belangrijk voor me bent, ik wil je niet kwijt.

Ik verberg mijn wangen in de dikke dekens, het gevoel om in het rond te trappen negerend. Vau is ook belangrijk voor mij geworden. Ik heb hem daarom al mijn zorgen kunnen vertellen. Wanneer ik met hem praat, blijft de gedachte dat ik aan het doodgaan ben uit mijn hoofd.

Iemand bromt dan, vervolgt door het geluid van een deken die wordt opengeslagen. Lance is waarschijnlijk allang opgestaan, hij gelooft dat de beste dieren voor zonsopgang kan worden gevangen en staat daarom altijd als eerst op van ons. Alsof één dag uitslapen deze gewoonte van hem zal breken. Dan moet het Carl zijn.

Beelden van gisteren schieten weer in mijn hoofd, een schuldgevoel gemengd met schaamte borrelt in mij op. Hij heeft een paar dagen geleden nog een hele speech gegeven over samenwerking en ik kon op het cruciale moment alleen maar aan mezelf denken. De pijn in mijn zij wordt heviger en ik zucht. Het minste wat ik kan doen is dan mijn excuses aanbieden, al zal dat niet zijn pijn afnemen.

Ik trek mezelf zachtjes onder de dekens vandaan zodat ik Vau niet wek. Geluidloos kom ik dan overeind, ik klop het stof van mijn handen af. Mijn wonden zijn verdwenen. Mijn hand schiet naar mijn gezicht en mijn vingertoppen strelen over mijn wang, maar ik voel geen oneffenheid meer op wat mee-eters na. Heeft Viola me geheeld gisteren?

Carls voetstappen onderbreken mijn gedachten weer, ik moet niet afgeleid raken. De ridder loopt de bomen in en ik zet een achtervolging in. Zodra hij mijn voetstappen hoort, kijkt hij achterom. Hij zet zijn vinger tegen zijn lippen aan en gebaart me met hem mee te gaan. Zijn blik gaat maar Viola die nog ligt te slapen, ze is vast moe na gisteren. Ik volg Carl een stukje van het kamp vandaan zodat we kunnen praten zonder anderen te storen. We klimmen de krater uit en stoppen er dan bovenaan.

'Waar wilde je het met me over hebben?' vraagt Carl dan. Er is geen woede of irritatie in zijn stem, maar de toon van een geduldige ouder. Hij gaat zitten aan het begin van de helling met zijn benen omlaag. Ik laat mezelf naast hem zakken in dezelfde houding. Steentjes rollen omlaag wanneer mijn hakken tegen de helling aankomen.

'Doet je wond nog pijn?' Ik knik naar zijn arm en Carl stroopt automatisch zijn mouw van zijn reserveshirt op. De wond heeft een vers litteken achtergelaten op zijn onderarm en mijn adem stokt. Tranen branden in mijn ooghoeken van schaamte en schuld, maar ik weiger nu te huilen. Ik bijt hard op mijn onderlip, niemand zit op een huilebalk te wachten.

'Een klein beetje maar, Viola zei dat ze hem niet helemaal kan helen en dat er een litteken over zou blijven.' Carl houdt zijn onderarm dan omhoog en kijkt er zelf met een verslagen blik naar. Dan vallen zijn ogen op mijn blik. 'Wat is er?'

Ik haal een beverige adem om mijn stem helder te laten. 'Het spijt me, voor gisteren. Als ik niet twijfelde en alleen aan mezelf dacht dan zou je niet gewond zijn geraakt.' Ik bal mijn handen tot vuisten en druk mijn nagels diep in mijn palmen.

'Eerlijk, ik ben een beetje blij dat je twijfelde,' zegt Carl dan. Hij zet zijn handen achter zich en leunt naar achteren, zijn blik gaat omhoog. 'Het feit dat je twijfelde, betekent in mijn ogen dat je in ieder geval niet bereid bent om de dood in te duiken als een tragische heldin.' Zijn stem is luchtig, maar spijtig, alsof hij uit ervaring spreek. Ik kijk hem verwachtingsvol aan en veeg snel met de rug van mijn hand de tranen uit mijn ogen.

'Weet je, op een slagveld hangt er altijd wel dood in de lucht. De meest roekeloze soldaten zijn dan de mensen die zijn geraakt met giftige pijlen, of die geen zwaard meer kunnen oppakken. Ze willen dat hun dood een eervolle betekenis heeft, dat hun dood een waarde heeft, maar wat ze niet beseffen is dat dat soort doden juist het meest gerouwd worden. Denk jij dat doden die op het slagveld vinden zonder heldhaftige daden minder eervol zijn?'

Ik schud mijn hoofd. Iedereen vecht om het land te beschermen, elke dood is eervol en zou geholpen hebben met een overwinning voor hun land. Mijn geschiedenistutor heeft me altijd in detail vertelt dat oorlogen zorgen voor verlies aan drie kanten. De ridders van het ene land, de ridders van het andere land en alle onschuldigen die er mee verwikkeld worden. De ridders sterven voor hun land en eer, de onschuldigen sterven zachtjes en worden vergeten onder al het bloed.

'Precies, en wij moesten dan uitleggen aan hun familie hoe ze zichzelf hebben opgeofferd en verminkt zijn geraakt totdat ze niet meer te herkennen zijn. Hoe we hun lichamen niet hebben kunnen begraven omdat ze uiteen zijn gescheurd door de vijand. Voor de buitenwereld is zijn dood hetzelfde als de dood van elke andere soldaat. Is dat niet hartverscheurender voor zijn familie dan wanneer hij op een normale manier zou doodgaan?'

Ik open mijn mond, maar sluit hem dan weer. Ik kan niet zo goed uit zijn woorden halen of het gaat over iemand die hij kent, of dat hij het in het algemeen bedoelt. Ik zet mijn hand tegen mijn wang aan en zucht dan. 'Ik snap wat je bedoelt, maar weet je, wanneer iemand weet dat hij of zij doodgaat, komt er opeens een enorme muur voor zijn of haar zicht. Ze kunnen er niet voorbij kijken en zullen alleen denken aan het nu. En als ze op dit moment een keuze kunnen maken om hun kameraden te helpen, of afwachten, dan zullen de meeste inderdaad het eerste kiezen.'

Carl balt zijn handen tot vuisten, mijn woorden lijken hem te hebben geïrriteerd. Het brengt me herinneringen van de eerste paar dagen dat ik met de voorbestemden meereisde. We lijken op twee compleet verschillende pagina's te zitten.

'Had je gehoopt dat hij koos om door te blijven gaan?' vraag ik hem dan, het is een complete gok in de duisternis, maar ik heb het gevoel dat hij er erg mee zit. Ik wil hem helpen voor zover het me lukt, dat is het minste wat ik hem verschuldigd ben. Carls handen ontspannen zich en vinden dan hun weg door zijn zwarte krullen. Zijn haar is flink uitgegroeid, net zoals zijn baard, maar die maakt hem alleen maar mannelijker.

'Ik wilde dat hij niet had geleden in zijn laatste momenten,' mompelt Carl dan. 'We zouden samen hoofdridder worden, we kwamen allebei uit een boerendorpje en hij was mijn eerste vriend op de trainingsvelden. Natuurlijk wilde ik niet dat hij leed.' Het lijkt erop dat hij niet meer zal vertellen dan dit en ik zucht.

'Het is verstikkend om te weten dat je zal sterven, ik dacht dat ik mijn dagen alleen wilde doorbrengen in de bergen, maar nu ik met jullie reis, besef ik me hoe fijn het is om mensen om je heen te hebben.' Ik probeer voorzichtig te zijn met mijn woorden, ik zal nooit weten wat er rondging in de gedachten van zijn vriend en wil niet alwetend overkomen.

'Dat hij heeft geleden in zijn laatste momenten is iets wat we nu niet meer kunnen veranderen, maar ik weet zeker dat de momenten daarvoor, die hij heeft gespendeerd met jou en andere kameraden, de beste momenten waren die hij kon wensen.' Voorzichtig spiek ik in mijn ooghoeken om zijn gezichtsuitdrukkimg te peilen, bang dat ik over de grens ben gestapt.

De ridder valt stil en sluit zijn ogen. Carl praat het minst over zichzelf, ik weet niet veel van hem behalve dat de hoofdridders hem het zwaar maken. Het zorgt ervoor dat ik hem moeilijk kan begrijpen.

'Wat was eigenlijk jouw eerste plan?' vraagt hij me opeens. Ik houd mijn hoofd schuin en zucht.

'Ik zou naar het noorden gaan naar de bergen waar er weinig mensen zijn en vanaf daar zag ik het wel.' Ik vertel hem het plan waarmee ik het huis uit ben gegaan. Het plan dat ik niet heb gevolgd uiteindelijk omdat ik het graf van Mørket wilde opzoeken met de Voorbestemden.

In de verte wekt Lance de twee slaapkoppen met ruw geschud, het is bijna tijd om te gaan.

'Je had vast wel een idee van wat je nog meer wilde, toch?' Een glimlach vormt zich op zijn gezicht, Carl lijkt altijd net iets meer te weten over mij terwijl hij mij altijd in het duisternis laat tasten. Maar dat is een eigenschap die ik wel kan waarderen van hem.

'Misschien mijn tovenaarscape aandoen en daarna zou ik de wind me laten meenemen in de hoge bergen.' Totdat ik zou vallen. Ik zeg de laatste woorden niet luidop, maar Carl lijkt me te begrijpen. Snel verander ik van onderwerp, zodat de sfeer tussen ons niet te zwaar zal zijn.

'Ik heb gehoord van mijn windmagie docent dat op elke plek winden anders klinken. In het bos was het een zacht deuntje, in de oostervlakte een troostende streling en hier fluistert het alleen maar de naam van de dood. Ik wilde weten hoe de wind in de bergen klonken, maar nu heb ik een wat groter doel.'

Ik kom overeind en strek mijn rug even. Mijn blik gericht op Vau die loom overeind komt onder de grote deken vandaan.

'Want ik wil niet dat mijn familie of Vau verdrietig worden, dus ik ga mijn best doen om in leven te blijven en hopelijk op een dag beter te zijn.'

Het voelt alsof Vau mijn hand heeft gepakt en me langzaamaan naar de gigantische muur brengt, naar het eind waar ik zo bang voor ben geweest. Alsof er nog iets achter de muur is wat hij me wil laten zien, een mogelijkheid in mijn toekomst misschien. Vau zal proberen me beter te maken en zelfs als het hem niet lukt, wil ik in hem blijven geloven.

'Je weet wel dat het zwaar zal zijn? Leven in constante pijn en angst?' Carl geeft me geen kans om te antwoorden op de vraag. 'Aangezien jij het bent, heb je er waarschijnlijk wel over nagedacht. Maar mocht je ooit met iemand willen praten die niet Vau heet, dan ben ik hier voor je.' Een glimlach vormt zich op mijn gezicht en ik knik dankbaar naar Carl. Het is geruststellend dat de ridder naar me wil luisteren.

'En zodra jij meer over je vriend en jou wil vertellen, dan sta ik klaar voor je. Ik kan misschien niet helemaal voorspellen hoe je vriend dacht, maar ik kom toch aardig in de buurt van doodgaan.'

Carl laat een verslagen lachje en schudt zijn hoofd. Zijn krullen schudden met hem mee en het voelt goed om hem een beetje te zien lachen. Hij propt zijn gevoelens veel te veel op, zoals ik heb gedaan. Iemand moet de deksel van zijn pot aftrekken zodat zijn gevoelens eruit kunnen sijpelen voordathet explodeert.

Ik staar naar Vau vanaf hier, hij strekt zich languit nadat hij wakker is geworden. Hij is ontzettend lang vergeleken met Viola, zijn haar zit niet goed door al het draaien in zijn slaap. Ik geloof dat hij onwetend is over het feit dat hij ontzettend onrustig is in zijn slaap. Hij draait zich alsmaar om en ik weet zeker dat hij me elke nacht wel een trap verkoopt.

'Ik vraag me echt af wat Vau en jij hebben gegeten om zo lang te worden,' zucht Carl dan. Mijn blkk schiet naar mijn eigen benen, ik ben ook aardig lang onder de vrouwen. Ik hoef in ieder geval geen hoge hakken te dragen bij een bal, dat scheelt een hoop pijn na een hele avond dansen.

'Weet je trouwens hoe je gisteren terug bent gekomen in het kamp?' vraagt Carl dan met een grijns. Ik schud mijn hoofd, het enige wat ik me herinner is dat ik nogal heb gesnotterd op Vau's shirt.

'Hij droeg je slapend terug naar ons toe, hij leek net een prins die zijn prinses droeg.' Bloed stroomt naar mijn wangen en ik heb het opeens heel warm. 'Daarna gaf hij je vermoeid aan Lance en begon te klagen dat je te zwaar was voor hem. Wat een heer is hij toch.'

Ik laat een lachje horen, het is niet wat ik verwacht heb, maar het past wel bij Vau. De tovenaar is niet getraind zoals Carl, of breed zoals Lance, natuurlijk zal hij wat moeite hebben met mij dragen.

'Dat klinkt wel als Vau,' zeg ik dan. Ik veeg de verdwaalde plukken uit mijn gezicht en kijk hoe de tovenaar in zijn rode cape zijn ontbijt naar achteren gooit. Hij neemt daarna een grote teug van zijn waterfles.

'Vind je hem leuk?' vraagt Carl dan terwijl hij me amuserend aankijkt. Zijn vraag brengt me van mijn à propos en ik kijk Carl verward aan. Vind ik hem leuk? Mijn wangen worden rood bij die vraag en zijn woorden van gisteren gaan door me heen. Ik sla mijn handen tegen mijn wangen aan in de hoop mijn blozen te verbergen.

'Hij is belangrijk voor me.' En ik voor hem. Een glimlach vormt zich op mijn gezicht en Carl zucht. Mijn hart slaat een slag over als ik het weer door mijn herinneringen haal.

'Wat is het mooi om jong te zijn,' zegt hij met een dramatische zucht. Ik rol met mijn ogen.

'Je bent zelf vijfentwintig, praat niet alsof jouw jeugd al voorbij is.' Dit bezorgt me een tik van Carl op mijn voorhoofd. Mijn hand schiet naar de pijnlijke plek, ik wil hem boos aankijken, maar ik kan de glimlach op mijn gezicht niet indrukken. Ik denk dat dit de manier is waarop Carl zijn genegenheid laat zien. De ridder krabbelt overeind, zijn ene hand op zijn onderrug rustend en de andere uitnodigend naar me uitgestoken.

'Kom, we wachten op je, Saella.'

Ik trek een wenkbrauw op bij zijn rare verwoording - hij is hier namelijk ook - en leg mijn hand in de zijne. Hij trekt me gemakkelijk overeind wat het resultaat moet zijn geweest van al zijn harde training. Een steek gaat door mijn zij. Zonder nog om te kijken, loopt de ridder weer verder.

Carls woorden klinkem als een herinnering dat ik er niet alleen voor sta. Een glimlach verschijnt op mijn gezicht, mijn hand reist af naar mijn kloppende zij die iets minder pijn lijkt te doen.

Ik wist niet dat ik die woorden nodig had.

Er is gewoon iets aan dit hoofdstuk dat me niet lekker zit en ik weet niet wat hmmm... 🤔🤔

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top