24. Vau Cagnata

'Tulipallo!' Een bal van vuur vormt zich uit het oog van Ignis en ik richt het op een van de laatste wolven toe. De meesten zijn weggerend nadat ze gewond zijn geraakt, anderen liggen op de grond met een zacht gejank. Mijn vuurbal raakt een wolf en hij wordt naar achteren gegooid. Zijn vacht verschroeit en de geur van gebraden vlees hangt in de lucht. Lance schiet een pijl de laatste wolf net achter zijn kop.

Ik probeer op adem te komen en houd mezelf overeind met mijn staf, dit is zeker anders dan een magisch gevecht tegen een andere tovenaar. Ik heb nog nooit zo snel spreuken achter elkaar moeten uitspreken, mijn vingers tintelen van alle mana en ik probeer mijn enorm kloppende hart te kalmeren. Naar voren leunend met mijn vrije hand op mijn knie, adem ik vier seconden in door mijn neus, en weer vier seconden uit door mijn mond.

'Ik ga de gewonde wolven uit hun lijden halen,' hoor ik Lance dan spijtig zeggen. 'Kijk jij of Carl hulp nodig heeft?' Ik knik dan, mijn rug rechtend blaas ik mijn adem weer uit. Er zijn een paar wolven voorbij ons geglipt en richting de anderen gerend, misschien hebben ze hulp nodig. Ik begin hun kant op te rennen met pompende adrenaline.

Ik kijk goed rond me heen, ik zie niks anders dan de slecht belichte bomen en takken. Ik laat mijn staf oplichten met licht. 'Carl!' roep ik dan in de hoop dat ik iemand kan vinden. Bomen flitsen voorbij en ik spring over een paar gevallen stammen. Mijn adem wordt oppervlakkig, mijn lichaam smeekt me om te stoppen voor een moment en uit te rusten, maar ik kan niet stilstaan voordat ik weet dat de rest veilig is.

'We zijn hier!' hoor ik Viola roepen met een hoge stem. Ik ren richting het geluid. Een bebloede wolf ligt op de grond onder een boom en ik weet dat ik op het juiste pad zit. Een krater komt in mijn zicht, daar omheen liggen de lichamen van dode wolven, de geur van bloed hangt in de lucht. Ik kijk de krater in. Ze zitten alle drie in de krater en ik laat een opgeluchte zucht. Ze zijn oké.

Mijn oog valt dan op Carl's arm, zijn mouw is doordrenkt met een bruine kleur. Hij fronst terwijl Viola over zijn arm gebogen is. Ik ga voorzichtig de helling af en schijn wat licht bij Viola en Carl. Viola houdt haar handen boven Carl's wond, ze heeft haar ogen dicht om zich te concentreren.

'Gaat het?' vraag ik Carl. Hij kijkt naar zijn arm met zijn wenkbrauwen naar elkaar toegetrokken, hij ziet er een beetje bleek uit.

'Alleen gebeten door een wolf,' zegt hij dan. 'Niks aan de hand, kijk jij even hoe het gaat met Saella.' Carl probeert zijn pijn te verbergen en wuift met zijn goede hand naar Saella toe die achter hen zit. Ik stuur wat meer mana in de staf zodat ik Viola en Carl goed blijf verlichten terwijl ik naar Saella loop.

Ze heeft haar armen om haar benen geslagen en haar knieën opgetrokken, haar ogen zijn rood opgezwollen, alsof ze heeft gehuild. Saella reageert niet op mijn voetstappen, ze blijft met glazige ogen vooruit staren en ik ben bang dat er iets is gebeurd. Wanneer mijn licht haar bereikt, zie ik dat haar handen en gezicht vol met schaafwonden en krassen zitten. Ze zijn niet diep, maar hebben wel bloed uitgetrokken.

'Hé, gaat het?' vraag ik haar zachtjes. Saella bijt op haar lip en knikt dan, haar ogen worden glazig en ze schermt haar ogen van mij af met haar handen.

'Gewoon gevallen en geschrokken,' hoor ik haar met een gestokte stem zeggen. Er is zeker meer aan de hand. Tranen beginnen over haar gezicht te biggelen en voordat ik kan vragen wat er daadwerkelijk aan de hand is, onderbreekt ze me al. 'Ik ga mijn staf zoeken.' Ze probeert overeind te komen, maar ze zakt bijna meteen door haar benen heen. Mijn hand schiet naar haar bovenarm en ik trek haar tegen me aan zodat ze niet meer om kan vallen. Haar rug komt tegen mijn borstkas aan en haar gewicht leunt op mijn vrije arm.

'Kalmeer even, Saella. Ik help je zoeken.' Ik kijk achterom naar Carl en Viola. Als ik nu wegloop, hebben ze geen licht meer. De krater zelf is wat beter belicht doordat er weinig bomen zijn, maar ik moet nog steeds mijn ogen halfdicht knijpen als ik details moet zien.

'Ik heb geen licht nodig, ga maar,' mompelt Viola dan. Ze opent haar ogen niet, haar handen zweven nog steeds over Carls wond. Saella probeert op haar eigen voeten te staan, maar eindigt toch leunend in mijn arm. Haar tranen zijn alweer gestopt, maar ze blijft op haar lip bijten. Dit is zeker geen handige positie om in te lopen, ik denk dat mijn arm het gaat begeven na tien stappen.

'Wacht, we doen het even anders,' mompel ik terwijl ik mijn arm achter Saella langs glip. 'Leg je arm over mijn nek heen.' Saella doet wat er van haar gevraagd is, het is een beetje ongemakkelijk omdat ik langer ben dan Saella, maar een beetje ongemak moet getolereerd worden.

'Heb je enig idee, waar het is gevallen?' Ze schudt haar hoofd. Ik zucht, als ze geen enkel idee heeft dan moeten we onze ogen maar goed openhouden. Het is gelukkig een open plek met alleen wat gevallen boomstammen, we zouden het snel horen te kunnen vinden.

'Hoe ben je hem kwijtgeraakt?' vraag ik haar dan zachtjes. We lopen weg van Viola en Carl, in mijn linkerhand zorg ik voor licht en met mijn rechterarm probeer ik Saella te ondersteunen. Nu de adrenaline wegvloeit, begint de vermoeidheid als gewichten aan mijn benen te hangen. Saella hobbelt een beetje met me mee, af en toe krimpt ze ineen van de pijn, maar ze blijft doorgaan.

'Ik zag de krater niet, had de staf in mijn hand en viel toen.' Ze lijkt wat rustiger te worden, in ieder geval kan ze haar lip verlossen van het bijten. Een stilte valt tussen ons en ik blijf rondkijken voor haar staf, licht cirkelt om ons heen zodat ik elke kant goed kan bekijken. Iets glimt aan mijn linkerkant.

'Daar,' zeg ik dan terwijl ik langzaam Saella deze richting op duw. Haar staf ligt op het grind, het is nog intact en er zijn alleen wat stoffige plekken op de ringen ontstaan. Saella glipt onder me vandaan en strompelt naar de staf. Ze glimlacht waterig en pakt het met moeite op. Haar ogen zijn waterig en haar glimlach vervalt.

'Vau,' zegt ze dan. Haar gebroken stem verrast me. 'Als er iets gebeurt, kan je mijn staf dan terugbrengen naar mijn ouders.' Tranen biggelen weer over haar gezicht en ik kijk haar verward aan. Het klinkt als een afscheid.

'Er gaat niks gebeuren,' zeg ik dan op een ietwat strenge toon. Misschien is ze bang, ze is immers besmet met een ziekte waarvan in alle boeken staat die het de dood garandeert. Saella klemt de staf in haar hand en laat haar hoofd vallen, haar tranen vallen op de grond en maken donkere vlekken op het grind.

'Het doet pijn.' Haar hand gaat naar haar zij waar de zwarte lijnen in zijn gegraveerd. Haar mond vormt een waterige glimlach. 'Ik heb geen mana meer en ik weet niet hoelang ik het nog kan uitstellen, Vau. Als ik er eentje vanavond krijg, dan sterf ik sowieso.'

Ik weet niet wat ik moet zeggen voor een moment. Zij heeft geen mana meer en ik ook zeker niet genoeg om haar te helpen vanavond. Maar haar woorden doen pijn aan mijn hart, het klinkt alsof ze het heeft opgegeven.

'Je weet het niet zeker,' zeg ik zachtjes terug. Een onzichtbare hand knijpt mijn keel langzaam dicht. Ik kan het niet met logica afweren, maar ik ben ook niet van plan op te geven.

'Vau, mijn lichaam doet pijn. Al dagen. Het voelt niet meer als mijn eigen lichaam en dat is zo naar. Elke millimeter van mijn lichaam probeert me vanbinnen weg te jagen. Ik bén al aan het doodgaan! ' Saella grijpt de kraag van haar shirt vast en zakt door haar knieën heen. Haar vrije hand steunt op de grond en ze houdt haar hoofd laag. Haar staf is nog steeds geklemd in haar greep, tranen druipen van haar gezicht af. Het trekt alle lucht uit mijn longen en ik weet niet wat ik moet doen.

'Ik weet dat ik niet moet opgeven, maar ik kan het gewoon niet, Vau. Blijven leven doet zoveel pijn en ik weet niet of ik dat nog wil.'

Haar gezicht raakt bijna de grond aan. Tranen komen bij me op, een vreemde emotie overspoelt me dan. Ik laat mezelf op mijn knieën vallen, mijn handen gaan naar Saella's gezicht. Mijn staf valt met een doffe klap op de grond, het licht dooft uit en we worden omhuld door het vale maanlicht. Ik til Saella's gezicht op zodat ze me recht kan aankijken, een traan loopt over mijn wang.

'Leef dan voor mij.' De woorden verlaten mijn mond zonder dat ik erbij nadenk, het is mijn hart die praat. 'Noem me egoïstisch, een klootzak of achteloos. Als je niet meer voor jezelf wilt leven, leef dan voor mij. Zelfs als je na de dood van Mørket nog ziek bent, zal ik je beter proberen te maken. Je vertelde me toch dat ik de beste tovenaar ben die je kent, vertrouw dan dat ik een medicijn zal vinden voor je. Ik zal je beter maken, al is dat het laatste wat ik doe.'

Saella's betraande gezicht kijkt me verward aan. Haar mondhoeken staan omlaag en ze begint luidop te snikken. Ik laat mijn duim over haar tranen vegen terwijl mijn hart zich pijnlijk vertrekt.

'Waarom zou je dat doen?' Haar gesnotter zorgt ervoor dat haar vraag er niet zo charmant uitkomt, maar ik begrijp haar genoeg.

Ik weet niet de precieze reden waarom ik het voor haar over heb. Waarom mijn hart het uithuilt wanneer ik haar zo gebroken zie. Ik leg mijn voorhoofd tegen de hare aan en sluit mijn ogen om mijn eigen tranen te stoppen.

'Omdat je belangrijk voor me bent, ik wil je niet kwijt,' fluister ik schor naar haar. Ik open mijn ogen weer, haar glazige ogen verwelkomen me. Saella begint hard te snikken, haar schouders schokken en al het gejank dat ze de laatste maanden waarschijnlijk heeft ingehouden, komt eruit.

Ik trek haar naar me toe en sla mijn armen om haar heen. Ik laat Saella zo hard huilen als ze wil. Ze klemt mijn blouse vast met haar vuisten en begraaft haar gezicht in mijn cape. Mijn tranen lopen geluidloos over mijn wangen en ik begraaf mijn gezicht in haar haren.

Saella blijft hard huilen, misschien schaamt ze zich er morgen voor, maar op dit moment laat ze alle pijn eruit. Ze moet bang zijn geweest de laatste dagen, ik wil meer weten over wat er in haar gedachten rondgaat. Ik wil dat ze de pijn met me deelt zodat ze het niet alleen hoeft te ervaren, dat ik haar kan helpen zodat ze niet alles hoeft op te proppen.

'We komen er samen doorheen,' mompel ik in haar oor, terwijl de tovenares blijft snikken en aan me vast klemt. Met mijn hand ga ik troostend  door haar haren.

'Ik beloof het je.'

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top