23. Saella Mordigan
Mijn lichaam voelt zwaarder aan, alsof mijn botten mijn dunner zijn geworden en op elk moment doormidden kunnen breken door mijn eigen gewicht. Ik weet niet of het komt doordat ik vermoeid ben, of omdat ik zieker word. Er is geen bewijs voor het laatste, maar ik weet het gewoon. Ik voel het aan in mijn lichaam, ik weet zéker dat de zwarte lijnen dikker zijn geworden, hun krullen groter en hun kleur dieper. Zijn mijn nagels zo grijs door de kou of door de schaduweter? Bij elk ongemak vraag ik me af of het een verband heeft met de schaduweter, maar mijn vragen blijven onbeantwoord.
Mijn ademhaling gaat sneller dan normaal bij elke stap en ik voel me stijfjes, alsof ik net in een verkeerde positie heb geslapen. Met mijn hand op het hengsel van de buidel dwing ik mezelf door te lopen, een doffe pijn bevindt zich in mijn zij. Het is dag twee sinds de laatste aanval, er is een grote kans dat het vanavond zal komen. De tijd tussen de aanvallen telt af terwijl mijn zorgen juist omhooglopen.
'Oké, we kunnen het kamp gaan opzetten,' verlost Carl me eindelijk. Ik wil mijn armen in blijdschap uitstrekken, maar ik heb daar de energie niet voor. Ik laat mijn buidel van mijn schouder afvallen en laat een diepe zucht. Het lopen heeft me echt van mijn energie beroofd.
'Saella, rust even uit bij het vuur.' Lance knikt naar een plek in de buurt van het brandhout. Iedereen heeft waarschijnlijk doorgehad dat ik moe ben, maar ze hebben het niet opgebracht, ik ben ze er dankbaar voor. We hoeven niet langzamer te gaan voor iemand die allesbehalve behulpzaam is op dit moment. Het zal me een schuldgevoel geven.
Ik luister naar Lance en laat mezelf zakken op de stenen in de buurt van het vuur. Hij is bezig met het kampvuur opzetten, zijn handen gaan vlug te werk, hij weet precies wat hij moet doen. Ik staar naar zijn grove handen die druk in de weer zijn. Mijmerend naar de eerste dag toen ik gefascineerd was door zijn handen vol met eelt, het is een teken dat hij er veel werk mee heeft gedaan. Mijn handen hebben bijna geen eelt, altijd als ik een klein laagje kreeg, zou het eraf worden gehaald door mijn dienstmeisjes. Mijn handen moeten zo zacht als een donsveertje zijn als het aan mijn ouders ligt.
Carl komt eraan met het eten van vanavond. We hebben niet veel meer van het hertenvlees dat Lance heeft gevangen en als dat opraakt, moeten we op een nieuwe manier aan eten komen. Er is niet veel leven meer over hier, op insecten na. We zouden insecten kunnen eten, maar wie weet hoeveel we er moeten vangen om Lance's maag een beetje te kunnen vullen.
Het eerste stuk hout begint te gloeien. Met moeite tover ik een glimlach op mijn gezicht, het is dankzij de mannen dat we elke avond de bescherming en warmte van het kampvuur hebben. Carl tovert weer een maaltijd tevoorschijn met wat hulp van Vau die voor het water zorgt. Viola sluit zich bij ons aan rondom het vuur en we genieten van het avondeten. Mijn portie komt als laatste zoals gewoonlijk.
Ik neem kleine slokken van de lichte soep die me is voorgeschoteld en staar naar de vlammen. Mijn handen trillen terwijl ze de kom vasthouden. Ik probeer te geloven dat het komt door de kou, maar het zweet dat over mijn rug rolt, helpt daar niet bij.
'Ik kan nog steeds niet geloven dat Mørket al het leven hier heeft gedood,' zegt Lance dan terwijl hij over zijn buik heen wrijft, zijn shirt is vies met allerlei soepvlekken en ik vraag me af of hij het wel eens heeft gewassen op deze reis. Ik zet mijn lippen tegen de kom aan en laat weer wat warme soep mijn mond instromen.
'Ik ook niet,' stemt Viola met hem in. Haar hand gaat door haar blonde krullen. 'En het was een compleet eenzijdige strijd. De arme dieren hadden geen kans.' Ik wil in de conversatie springen en ze verbeteren, maar ik vind de kracht niet. Er is wel teken van leven, dat hebben de insecten ons duidelijk laten zien.
Stenen rollen omlaag in de krater, ik kijk automatisch achter me. Mijn hart klopt opeens in mijn keel, waarvoor word ik bang? De achterzijde van de krater is compleet leeg, de enige oneffenheden die er zijn, zijn de sporen die we hebben gemaakt toen we naar beneden zijn gelopen. Heeft de wind het grind omlaag geblazen? Ik schud mijn hoofd en concentreer me weer op mijn soep. Ik neem een slok van de soep die nu bitterder lijkt te smaken, de haren op mijn nek staan recht overeind. Ik kan het nare gevoel maar niet van me afschudden.
'Voelen jullie dat ook?' vraagt Lance dan zachtjes, hij reikt opzij naar zijn kruisboog. Viola en Vau kijken verward om zich heen, maar Carl en ik knikken. Het voelt alsof er op ons gejaagd wordt. Ik kijk nog een keer achterom, maar ik zie nog steeds niets. Carl legt zijn hand op het handvat van zijn zwaard en kijkt ook naar de ruimte achter mij met bijna dichtgeknepen ogen.
'Wolven,' waarschuwt Carl ons, hij kijkt naar de bovenkant van de krater. Een roedel wolven snuffelen aan de steentjes, hun vacht is geklit en op sommige plekken zwartgeblakerd. Ze zien eruit alsof ze al een gevecht hebben gehad deze avond, op sommige plekken is hun vacht weggetrokken en is er een rozige vleeswond te zien. Hun ribben steken uit, ze hebben waarschijnlijk dagen niet gegeten. De roedel is te groot om te kunnen bevechten.
'Kijk hun ogen, maanblindheid. Ze kunnen niks zien.' Lance wijst naar de wolven en het verrast me. Hun ogen zijn compleet glazig en reflecteren het licht van het kampvuur. Ik heb maanblindheid nog nooit bij andere dieren gezien dan paarden. 'We moeten zachtjes terugtrekken voordat ze ons vinden. Vau kan je voor wat licht zorgen? Laten we voor nu weglopen en straks onze spullen pakken.'
Ik hoor Vau een bevestiging mompelen, ik kom langzaam overeind en leg de kom soep op de grond. Mijn handen voelen verkrampt aan. Mijn blik plakt aan de wolven om ze in de gaten te houden. Carl pakt Viola's arm vast, we zetten voorzichtig een paar stappen naar achteren.
'Valo,' fluistert Vau bijna onhoorbaar, licht schijnt vanuit zijn staf als een toorts. De wolven reageren er niet op. Ik zet nog een stap naar achteren, mijn schoen knarst zachtjes op het grind en ik voel koud zweet over mijn rug rollen. Straks horen ze mijn hartslag nog. Een hand pakt de mijne vast en trekt me wat meer naar achteren. Vau komt beschermend voor me staan terwijl hij in zijn andere hand zijn staf vast heeft geklemd.
We lopen allemaal langzaamaan een paar stappen naar achteren terwijl de wolven omlaag springen. Ze ruiken aan elk stukje grond in de hoop een spoor op te kunnen vangen. De rook van het kampvuur laat hen in verwarring en dat is in ons voordeel. Vau's rode cape zorgt ervoor dat ik de wolven aan de linkerkant niet meer kan zien, maar ik laat zijn hand niet los. Een wolf steekt zijn neus in het vuur. Hij springt naar achteren met een jank door de pijn. Zijn ze allemaal blind geworden door Mørket?
Gekletter vult de nacht en ik kijk geschrokken naar achteren. Carl heeft per ongeluk de overige kommen omgegooid, de stapel is uiteengevallen op het grind. Carl zet zijn hand tegen zijn voorhoofd aan en frustratie vult zijn ogen. Viola achter hem kijkt angstig naar ons toe. Ik slik nerveus.
'Stop met knijpen,' fluistert Vau zachtjes. Ik heb niet gemerkt dat ik in zijn hand ben gaan knijpen. Ik ontspan mijn hand en probeer mezelf te kalmeren, maar het werkt niet helemaal. De wolven beginnen naar het geluid toe te lopen, ze hebben nog niet door waar we zijn en dat scheelt. Een wolf snuffelt aan Viola's buidel op de grond, hij steekt zijn neus onder de stof en ik hoop dat hij niet dichterbij komt. De kreet van de wolf klinkt dan door de nacht, het echoot tot diep in mijn botten en zorgt ervoor dat mijn bloed ijskoud wordt. Alle wolven stopen dan met ruiken en beginnen met hem mee te huilen. Dit ziet er niet goed uit.
'Ze hebben ons spoor,' mompelt Lance. 'Ren!'
We laten het ons niet twee keer zeggen. Iedereen sprint weg van de roedel wolven. Grind kraakt onder onze zolen en vlak daarachter horen we poten op de stenen komen. Vau laat mijn hand niet los en ik ben hem dankbaar ervoor. Mijn hart klopt in mijn keel, ik heb het gevoel dat ik op elk moment kan worden besprongen door de wolven. Lance rent voorop en klimt als eerst de krater uit. Hij stopt een seconde om zijn kruisboog te laden in een vlugge beweging.
Viola en Carl rennen ook de krater omhoog. De ridder ondersteunt Viola terwijl ze voor hem uit de krater klimt. Lance richt zijn kruisboog op iets achter ons en schiet zijn pijl af zonder nog te twijfelen. Ik kan een wolf vlak achter me horen janken en een doffe plof volgt. Ze zijn dichtbij.
Ik probeer niet te luisteren naar de denderende poten achter me die mijn hart opjaagt. 'Blijf doorrennen!' brult Lance tegen Viola en Carl. Ze rennen langs Lance die een tweede pijl op zijn kruisboog zet. We komen aan bij de helling omhoog en Vau duwt me naar voren. Ik blijf doorrennen zodat Vau snel mee kan. Ik voel zijn hand op mijn rug en probeer niet te struikelen door het grind wat onder mijn schoenen vandaan rolt.
Nog een pijl raast langs me en ik schrik van het geluid. Blijf rennen, vertel ik mezelf. Vau loopt nog achter me, ik kan niet te langzaam zijn. Ik ben blij wanneer we weer op even grond komen. Mijn voeten blijven rennen, maar mijn lichaam lijkt al uitgeput. Mijn hand gaat naar mijn zij en ik probeer de pijnlijke steek daar te negeren.
Lance begint weer te sprinten en kijkt af en toe naar achteren, hij moet stilstaan om zijn kruisboog te laden, maar daar is nu geen tijd voor. Een pijnlijke steek gaat weer door me heen. Ik klem mijn kaken op elkaar en dwing mezelf door te rennen. Ik kan mijn vermoeidheid of pijnlijke voeten niet meer voelen door de adrenaline, maar de schaduweter is een ander verhaal.
We zien Carl en Viola al snel. De priesteres krabbelt overeind achter een boomstam. Ze is gestruikeld. Ik kijk kort achterom en zie de wolven dichterbij komen, tientallen rennen achter ons aan alsof we het laatste eten in de wereld zijn voor ze.
'Carl, neem Saella en Viola mee verder!' roept Vau naar Carl. Dan buigt hij zich naar me toe. 'Blijf veilig, Saella.' Zijn lippen vegen vaagjes langs mijn oor en ik kijk verward achterom. Zijn hand verlaat de mijne en hij draait zich om met een abrupte stop.
'Blijf rennen, Saella!' hoor ik Carl roepen. Mijn hand voelt koud aan en een pijnlijke steek gaat door me heen. Maar ik moet door blijven rennen.
'Palomuuri!' Achter me ontstaat een bron van licht die warmte op mijn rug afgeeft. Vau heeft een muur van vlammen gemaakt. Ik sluit me aan bij Viola en Carl, hij laat Viola en mij voor hem rennen als de nobele ridder die hij is. Hij heeft zijn zwaard getrokken en kijkt om de zoveel tijd naar achteren.
We rennen weg van Lance en Vau. Onze lichtbron verdwijnt en al gauw rennen we door het donkere bos. We springen over boomstammen heen en rennen langs bomen heen. Takken schrapen langs mijn lichaam en tekenen op mijn huid. Ik proef bloed in mijn mond, omdat ik stom op mijn tong gebeten tijdens het rennen. Het gestomp van mijn voeten overstemt mijn hevig kloppende hart, het ongemak van de schurende lucht in mijn keel is niks vergeleken met de pijn in mijn zij.
'Er zitten wolven achter ons!' hoor ik Carl dan zeggen. Ik kijk achterom, ik kan ze maar vaag zien. Zes? Misschien nog meer, in ieder geval te veel voor Carl om zelf aan te kunnen.
Ik roep mijn staf op in mijn rechterhand, ik weet dat ik Vau heb beloofd om geen magie te gebruiken, maar dit is een noodgeval. Een paar spreuken kunnen geen kwaad. De rinkelende ringen geven me een vreemd rustgevend gevoel. Ik richt mijn aandacht op de eerste rij wolven, ze zijn vermengd met de schaduwen van de bomen, maar ik denk dat ik er wel een paar kan wegblazen.
'Saella, kijk uit!'
Voordat ik kan reageren op Viola's schelle stem, verdwijnt de grond onder mijn voeten. Mijn voet komt op een schuine ondergrond terecht, maar mijn momentum zorgt ervoor dat ik naar voren tuimel. De staf vliegt uit mijn hand terwijl ik mijn armen voor mijn gezicht trek.
Ik val op mijn heup, mijn rug, mijn armen. Voor een moment vlieg ik om daarna weer pijnlijk te landen op het grind en door te rollen. Stenen schrapen langs mijn gezicht en pijn schiet overal door mijn lichaam. Ik ben kwijt waar boven en onder is, links en rechts. Ik kom met een klap neer en alle lucht wordt uit me getrokken. De grond draait onder mijn lichaam en ik kan een hand dubbeltjes zien voor mijn gezicht.
Is dat mijn hand? Ik probeer hem te bewegen, maar hij reageert niet. Mijn hele lichaam reageert niet meer.
'Saella!' Ik hoor iemand voorzichtig de grindhelling afgaan, haar stem is paniekerig en ik probeer mijn blik naar haar toe te draaien. Met moeite krijg ik zicht op mijn twee reisgenoten.
Carl staat bovenaan de krater met zijn zwaard uitgetrokken, hij heft het omhoog tegen de wolven, maar het zijn er te veel. Viola is de krater aan het afdalen, maar het is een steile helling waardoor ze het voorzichtig aanpakt.
Waar is mijn staf? Mijn nek waarschuwt me pijnlijk wanneer ik rond probeer te kijken, maar ik kan mijn staf nergens vinden. Mijn lichaam trilt wanneer ik een hand omhoog wil houden, mijn hand voelt aan als een aardappelzak. Ik moet Carl helpen, hij kan het niet alleen aan. Ik kan misschien spreuken uitvoeren zonder staf voordat mijn mana zal opraken.
De eerste wolf die op hem afspringt, gaat meteen neer aan Carls genadeloze zwaard. De ridder steekt de wolf recht in zijn buik. Het lichaam van het beest verslapt, maar Carl heeft niet genoeg tijd om zijn zwaard eruit te trekken voordat een andere wolf op hem afkomt. Ik richt mijn hand op het aanvallende beest, ik moet hem raken.
Maar wat als ik vanavond een aanval krijg?
De gedachten is als een strop om mijn nek en mijn mana stopt met circuleren. Een koude rilling gaat door mijn rug. Als ik mijn magie vanavond opmaak en ik krijg een aanval, dan betekent dat het eind voor me.
Carls gepijnigde schreeuw haalt me uit mijn trance en ik schud mezelf wakker. De scherpe tanden van de wolf hebben zich begraven in Carls arm en de stof van zijn shirt begint rood aan te lopen. Waarom twijfel ik nog steeds? Carl steekt de wolf aan zijn arm, maar een andere springt langs Carl naar Viola toe.
'Viola!'
Het lijkt even of de tijd wordt bevroren. Viola draait zich om, haar gezicht recht voor de geopende bek van de wolf. Angst schiet over haar gezicht en haar mond gaat open voor een gil. Ik kan niet meer twijfelen. Als ik dat doe dan zal ik te laat zijn, net als bij Carl.
'Tuulen leikkaus!' De woorden komen eindelijk uit mijn mond en ik richt op de wolf die voor Viola springt. Er wordt in een klap een hoop mana uit mijn lichaam gehaald, het voelt alsof alle lucht uit me onttrokken wordt, maar ik houd mijn hand zo stevig mogelijk in de lucht. Mijn lichaam gedraagt zich alsof ik op zijn kop heb gehangen, de misselijkheid duwt me bijna over het randje van overgeven, maar ik onderdruk het.
De wolf valt opzij, op zijn schoft heeft hij een snee. Met een doffe klap komt hij jankend neer. Viola tuimelt geschrokken naar achteren, gelukkig heeft de wolf haar niet geraakt. Ik haal diep adem, ik ben vergeten hoe het voelt om in een keer zoveel mana te verliezen. Mijn bevende hand richt op de wolven bij Carl. Hij houdt ze ternauwernood bezig terwijl hij maar één arm gebruikt. De bloedvlek op zijn gebeten arm wordt steeds groter en een schuldgevoel borrelt bij me op.
Een wolf bespringt Carl terwijl hij nog bezig is met het afweren van een andere wolf. Ik houd mijn hand op en probeer met één oog te richten op de wolf.
Dit keer zal ik niet twijfelen.
'Tuulen leikkaus!' Een krachtige windvlaag brengt zich naar de wolf en begraaft zich in zijn zij. Hij wordt opzij geslingerd tegen zijn maatje aan.
Het plotselinge manaverlies zorgt ervoor dat de wereld zwart wordt voor mijn ogen. Ik probeer te ademen, maar ik ben vergeten hoe dat moet. Mijn vingers begraven zich in de stenen om nog wat te kunnen voelen, ik ben nog wakker, ik voel de pijn nog. Ik knijp mijn ogen angstig dicht, ik kan Carls kreunen horen terwijl hij zijn best doet om de grommende wolven tegen te houden voor ons. Voetstappen naderen me. Een gedachte blijft rondtrekken in mijn hoofd en pest me vanbinnen.
Ik had niet moeten twijfelen.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top