21. Saella Mordigan

Het is de zesde dag wanneer ik weer een aanval heb, twee dagen eerder dan de vorige keer. Ik snap niet waarom de periodes tussen de aanvallen steeds korter worden, sinds de eerste dag dat ik ziek ben geworden, is er altijd tien dagen tussen de aanvallen geweest. Maar nadat ik met de anderen begon mee te reizen, zijn de dagen steeds korter geworden.

Vau heeft besloten dat we niet  verder gaan met het oefenen van de tähti purskathi, zodat ik zoveel mogelijk mana kan besparen. Ik weet dat het de juiste keuze is, maar ik kan toch niet verhelpen om een beetje teleurgesteld te zijn. De les zorgde ervoor dat ik even niet hoefde te denken aan alles om me heen, ik kon gewoon focussen op mij en mijn magie.

Mijn volgende aanval is na vier dagen. Ik kan niet zeggen dat het me verrast, maar het maakt me zeker bang. De anderen schieten me altijd bezorgde blikken toe, maar ik beantwoord ze niet. Zij hebben wat meer te doen dan op te letten op iemand die voorbestemd is om te sterven.

Het lopen is zwaarder geworden nu al die bomen op de grond liggen en met de hellingen, mijn lichaam werkt niet helemaal meer mee. Ik herinner me nog de omgevallen boom waar Lance in was getrapt. Toen ik naar de holle boom met insecten staarde, ging ik er maar één gedachte door me heen.

Ik ben net zoals de boom. We worden allebei vanbinnen weggevreten tot we het niet meer uithouden.

'We naderen een dorp,' roept Carl naar achteren, hij houdt de route nog steeds netjes bij op zijn kaart, zodat we niet verdwaald raken. Ik stap over een kuil in de grond, het is het eerste dorp dat we zien dat door Mørket is getroffen. Wat zal er nog van over zijn? Ik kijk naar de dode bomen om ons heen, als de aanwezigheid van Mørket alleen al dit kan veroorzaken, laat staan als hij zijn best doet om het terrein te vernietigen?

Vau loopt naast me, zijn staf rust in zijn rechterhand. Ik heb die van mij voorlopig opgeborgen, ik moet mijn mana besparen, aangezien ik niet weet wanneer de volgende aanval is. Mijn zij klopt lichtelijk, alsof het me wil herinneren aan de ziekte die in me schuilt.

Vau is de laatste dagen wat meer naast me komen lopen, misschien probeert hij me te beschermen zodat ik mijn eigen magie niet gebruik, maar ik ben niet degene waar hij zich zorgen over moet maken. Hij gaat in de strijd tegen de belichaming van het kwaad, als we ons ergens zorgen over horen te maken, dan zijn het de vier mensen die als Voorbestemden werden gelabeld en het lot van Loralei in hun handen hebben gekregen.

We zien na een uurtje lopen het eerste huis van het dorp. De gemetselde stenen staan nog overeind, maar het rieten dak is vijf tinten donkerder geworden. Alle huizen staan er misschien nog, maar er hangt een onheilspellende sfeer hier. Het is te stil, deuren staan wagenwijd open. Ik kan een taart zien die op de grond is gevallen, waarin duizenden mieren krioelen. Mijn ogen schieten rond, er is nergens een teken van menselijk leven.

'De put is compleet opgedroogd,' zegt Lance nadat hij erin heeft gekeken. Alle mensen zijn verdwenen, ik hoop dat ze zijn weggevlucht voordat Mørket kwam. Met voorzichtige stappen ga ik voorbij het eerste huis.

Het raam staat open bij het volgende huis, een schommelstoel beweegt nog langzaam heen en weer door de wind en het doet me denken aan de horrorverhalen die een dienstmeisje me verteld heeft, over een verlaten huis waar ooit een oma in heeft geleefd.

'Ik zie nergens leven,' hoor ik Viola achter me zeggen. Ik been langs de huizen en kijk door de ramen voor het geval iemand het nog heeft overleefd.

Ik loop het derde huis voorbij zonder een hint van leven te zien. Een rottende stank vult mijn neus en ik krijg een slecht gevoel. Het pad loopt uit tot een plein waar ze waarschijnlijk dorpsvergaderingen hebben gehouden, voordat ik op het plein aankom, bevries ik op mijn plek.

Ik wil de anderen roepen, maar mijn woorden komen niet voorbij de brok in mijn keel. Het lichaam van een jongetje ligt voor me, zijn lijk is grijs en grauw. Zijn huid plakt tegen hun botten aan, elke rib is duidelijk te zien en zijn ogen zijn leeg. Hij lijkt nooit gevoed te zijn. Zijn kleren lijken nu twee maten te groot voor hem en hangen losjes aan zijn lichaam. Voorbij de jongen ligt een heuvel aan lichamen, op elkaar gegooid en achtergelaten om door de wilde dieren opgegeten te worden.

'Saella?' Vau komt mijn richting oplopen, maar ook hij blijft staan zodra zijn ogen op het jongetje vallen. Dit is een afschuwelijk zicht. De lucht hier lijkt ijl en mijn longen proberen genoeg lucht binnen te krijgen, maar mijn lichaam is vergeten hoe het moet ademen.

Lance, Carl en Viola komen er ook bij staan. Hun ogen verwijden, maar ze reageren minder geshockeerd dan Vau en ik.

'Ze zijn uitgedroogd,' merkt Lance dan op. Hij zet voorzichtige stappen naar het lijk van het jongetje, alsof het elk moment nog op kan springen om te verklaren dat hij nog levend is. Zijn blik gaat over het lijk van top tot teen. 'Er zitten zwarte strepen over zijn nek en armen.' Lance gaat door zijn hurken en houdt zijn hoofd een beetje schuin terwijl hij het jongetje van dichterbij inspecteert. 'Opgedroogd bloed aan zijn mond.'

Het is de Schaduweter, ik weet het zeker. Koud zweet rolt over mijn rug en mijn ogen lijken vastgelijmd aan alle lijken. Medelijden en angst vermengen zich en draaien mijn maag om. Hebben ze veel pijn geleden? Zal ik net zoals hen eindigen? Mijn hand gaat naar mijn zij en ik druk mijn nagels door het stof in de zwarte lijnen. Pijn schiet door me heen, maar het zal niks zijn vergeleken met de pijn van doodgaan. Duizenden gedachten gaan door me heen, vragen over de dorpelingen, zorgen over mezelf en vragen over mijn familie. Is dit het onvermijdelijke?

'Gaat het?' Een hand komt op mijn schouder en ik schrik op. Carl staat achter me met een bezorgde blik. 'Je ziet er bleek uit.' Ik knik, er vormen geen woorden in mijn hoofd. 'Loop anders even door, je hoeft dit niet te zien.' Carl probeert attent tegen me te zijn en ik knik dan. Als ik nog langer naar de stapel mensen kijk, denk ik dat ik mijn maaginhoud eruit zal gooien.

'Kom,' zegt Viola zachtjes en ze pakt mijn arm vast. Ze trekt me langzaam verder en ik gooi nog een laatste blik naar de stapel. Het beeld van het uitgedroogde jongetje is op mijn netvlies gebrand.

Zodra we bij het eind van het dorp zijn, blijven we staan. Ik haal diep adem, de lucht is weer normaal. Ik laat mijn hand die zich aan mijn zij vast heeft geklampt los.

'Gaat het weer een beetje?' Ik haal wat haar uit mijn gezicht en haak het achter mijn oor.

'Ja, het gaat weer,' zeg ik dan, ik probeer een glimlach op te zetten, maar hij komt zwak uit. Viola lijkt ook niet overtuigd, maar zucht dan.

'Wil je erover praten?' vraagt Viola dan. Ik schud snel mijn hoofd, alles wat net door mijn hoofd heengaat, is niks vergeleken met de angst die zij nu moeten voelen als Voorbestemden. Ik wil ze er niet mee opschepen. In plaats daarvan wil ik wat afleiding, iets anders.

'Heb je eerder lijken gezien?' vraag ik Viola dan. Viola knikt dan kort.

'Soms zijn mensen zo ziek dat de helende krachten niet meer op ze werken, andere keren is de tijd aangekomen voor mensen om te sterven en accepteert hun lichaam de helende krachten niet.

Soms zouden ze sterven terwijl hun rimpelige hand nog in de mijn lag, de hand zou langzaamaan koud worden en dat gaf aan dat hun leven voorbij was. Ze waren meestal omringd door familieleden en geliefden, dus hun afscheid was in ieder geval niet alleen.' Viola kijkt naar haar eigen handen alsof ze nu de hand van iemand die aan het sterven is vastpakt. Haar woorden over familie zorgen er weer voor dat al mijn vragen terugkomen.

'Toen ik daar stond,' begin ik dan met praten, de woorden branden in mijn mond en moeten eruit. 'Ik moest denken aan mijn familie. Als de Schaduweter mij ook zo maakt, dan wil ik niet dat ze mijn lijk zien. Ik wil niet dat ze denken dat ik tot mijn laatste momenten heb geleden, ik wil niet dat hun laatste herinnering van mij een skelet met wat huid is. Ik wil dat ze me herinneren als hun dochter in de groene jurk, als de grote zus waar mijn broertje altijd naar opkeek.' Ik kijk omhoog naar de blauwe lucht om mijn brandende tranen binnen te houden. Ik knipper een paar keer hevig.

Er valt een stilte tussen ons, maar ik weet ook niet wat ik moest verwachten van Viola. Ik heb haar vast overrompeld met mijn waterval aan zorgen.

'Wil je weten wat ik altijd doe bij de kinderen van de tempel als ze bang zijn?' Ze geeft me geen kans om te antwoorden en pakt mijn handen vast. Haar handen zijn verrassend zacht en warm. Ze zet haar vinger op de rug van mijn hand en begint dan lichtjes te tekenen met haar nagel.

'De god Kohtalo zal zorgen voor je toekomst.' Haar vinger trekt een lijn omlaag en het kriebelt.

'De godin Onni zal zorgen voor je blijdschap.' Haar nagel gaat schuin omhoog.

'De godin Suojelus zal zorgen dat de enge dingen wegblijven.' Haar nagel trekt een horizontale lijn.

'De god Lääke zal zorgen voor je gezondheid.' Ze trekt weer een schuine lijn omlaag. Ze heeft een pijltje op mijn hand getekend.

'Dus wees niet bang, want de goden kijken over je.' Ze legt haar hand over haar tekening en laat haar helende krachten de tekening helen. Een warm gevoel gaat door mijn hand, hetzelfde gevoel die ik heb als ik terugkom op een koude winterdag en achter de open haard ga zitten. De witte strepen zijn weg wanneer Viola haar hand van de mijne afhaalt.

Ik moet lachen, ik kan haar dit zien doen bij kleine kinderen. Het past ook wel bij Viola, als ik haar in één woord moet beschrijven, zal dat 'engel' zijn geweest. 'Dat was lief,' mompel ik dan. Ik ga met mijn duim over de rug van mijn hand om het warme gevoel te koesteren. 'Bedankt.' Ik voel me net een klein kind nu ze haar trucje bij mij heeft gedaan, maar het heeft me een stuk gekalmeerd.

'Geen probleem. Als je meer problemen hebt, of je wilt ergens over praten, dan weet je dat ik altijd hier ben voor je.' Viola ziet er plotseling volwassen uit met een zusterlijke glimlach op haar gezicht. Ik vergeet soms dat ze ouder is dan ik, Viola heeft de meeste moeite gehad met het kamperen buiten en het lopen, maar ze heeft het altijd gedaan zonder te klagen. Ze is volwassen en weet wat er gedaan moet worden, en dat vult me met geruststelling.

'Is goed,' zeg ik met een krakende stem, ik knik nog een keer. Ik sluit de laatste slechte gedachten op in het achterste hoekje van mijn hersenen en glimlach dan wat breder naar haar.

'Bedankt.'

aaaaaa ik ben zo dom bezig, ik plaatste per ongeluk hoofdstuk 23 die ik aan het doorlezen was in plaats van het op te slaan, en in mijn paniek om het te ontpubliceren, heb ik het hele hoofdstuk verwijderd T-T. Niet zo'n super groot probleem, want alles staat nog op mijn laptop, maar het was gewoon dom het was 1 uur in de nacht ik hoefde niet zo te panikeren erover aaaaa.

En vanwege de melding dacht ik maar dat ik net zo goed het volgende hoofdstuk erop kon zetten.

Ennnn waarschijnlijk upload ik morgen ook want ik had net vastgesteld op welke dagen ik moest uploaden en als ik me er niet aan houd dan raak ik geërgerd van mezelf want idk afwijkende dingen van iets wat ik heb vastgesteld of afgesproken is een pet peeve van me.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top