17. Saella Mordigan

Het duurt een dag totdat we op de oosterse grasvlakten aankwamen en nog twee dagen tot we in de buurt zijn van het graf van Mørket. Ik houd de dagen nauwlettend bij, bang dat de schaduweter nog iets geks met me zal uithalen.

De grasvlakte zit vol met gele en witte bloemen, ze geven de hele vlakte leven. Bijen en wespen vliegen hier rond, ik heb ook al meerdere konijnenholen gezien. Dit is zeker wat anders dan het bos waar we de eerste weken doorheen hebben getrokken. Ik staar naar de vlinders die uitrusten op de bloemen, wanneer ik door de struiken met bloemen been, vliegen er tientallen insecten omhoog. De oostervlakte is een hele verbetering vergeleken met het oneven bos. Het loopt beter en ik hoef niet elke vijf seconden uit te kijken dat een tak in mijn gezicht slaat.

Het is hier rustgevend, niet zoals het kapitaal waar iedereen in de stress is geschoten door de opwekking van Mørket, of het bos waar elke schaduw een gevaar kan zijn. Ik sluit mijn ogen en luister naar de wind die me zijn liedje toefluistert. De wind klinkt als zacht gefluit, het zorgt ervoor dat ik me ontspan.

Ik bots dan met mijn gezicht tegen iets hards aan. Geschrokken zet ik een stap terug, mijn hand schiet naar mijn prikkende neus en ik wil vragen waarom Vau is gestopt met lopen, totdat ik de tovenaar in de verte zie staren. Ik knijp mijn ogen een beetje dicht en staar naar de horizon. Het gras begint in de verte over te lopen van een groene kleur naar een gele.

'We zijn dichtbij,' zegt Viola dan terwijl ze naast me komt staan. Ik knik. Het heeft meer dan twee maanden geduurd voor de Voorbestemden, maar ze zien eindelijk het eerste spoor van Mørket. Ik kijk naar Vau, zijn gezicht is emotieloos en zijn ogen staren in de verte. Wat gaat er nu door zijn gedachten heen?

Vau begint weer te lopen en ik volg hem zwijgend. Het idee dat het graf van Mørket hier in de buurt ligt, ligt zwaar op de maag. Ik weet niet wat ik kan verwachten. Met elke stap die ik dichter bij het verdorde land zet, worden mijn voeten zwaarder. Mijn hart klopt als een bezetene in mijn keel, een deel van mij is enthousiast nu wel dicht bij het graf zijn, maar een ander deel is doodsbang om teleurgesteld te worden.

Het dode land wordt steeds groter in ons beeld. Pas wanneer ik in de verdorde struiken stap, zie ik hoe gigantisch de destructie van Mørket is. Ik kan het einde van het aangetaste land niet zien in de horizon. De bloemen zijn verwelkt en lijken bij de kleinste bries al af te brokkelen tot er niks van over is. De lucht is muf en maakt me misselijk, er zit geen mana in en draagt een nare geur met zich mee.

'Daar is Zijn graf,' zegt Carl dan. Hij wijst naar een gat in de grond dat midden in het aangetaste land staat. Hij leidt ons er naar toe. Mijn pas versnelt en ik loop langs de rest naar het graf toe, hopend dat ik mezelf uit de spanning kan verlossen.

Er vliegen geen vogels over het gebied, waarschijnlijk hangt hier nog de nasmaak van Mørket die wij niet kunnen aanvoelen. Ik haak mijn bruine haren achter mijn oren, ik heb altijd geweten dat Mørket destructie en dood op zijn pad brengt, maar ik heb nooit geweten wat ik me erbij voor heb kunnen stellen, tot nu. Bij elke stap die ik neem hoor ik het gekraak van een bloem die wordt geplet, of de knak van een platgetrapte verdorde struik die van zijn bladeren is ontdaan.

Van dichtbij ziet de uitgegraven tombe van Mørket eruit als een klein maar diep familiegraf. Ik leun over het graf heen, waardoor de angst dat ik er zomaar in val me plots bij de keel grijpt.

Het graf is een diepe uitgegraven rechthoekige ruimte met inscripties op de muur. In de ruimte ligt een geopende kist en een schedel die lijkt op die van een mens. Mijn hart zakt naar mijn schoenen, op het eerste gezicht lijkt er geen hint naar de schaduweter te zijn, maar ik vertel mezelf dat ik het graf nog niet grondig heb bekeken. Ik probeer wat zinvol uit de tekens op de muur te halen, maar ik kan het niet lezen.

'Moet ik voorlezen wat op de muren staan?' vraagt Viola dan aan me zodra ze me zo moeilijk ziet kijken. Ik knik snel, misschien staat er informatie van de schaduweter op de muren. Ze schraapt haar keel en laat haar ogen langs de muren scannen.

'Mørket is de terechte heerser van Loralei, het staat in de oudste geschriften. Terwijl de Goden met elkaar in oorlog gingen en mensen tegen elkaar opzetten, was Mørket degene die de negatieve gevoelens van ons, de mens, de slachtoffers, opving. Hij is de belichaming van de haat en verdriet die we dragen als gevolg van de Goden.' Viola stopt even met praten, haar ogen gaan nog een keer over de laatste zinnen.

'We zullen hem altijd terugbrengen, want er zal altijd ergens wel haat broeien, we zullen hem op zijn troon zetten.'

Er is geen informatie over de schaduweter. Teleurstelling vult mijn lichaam. Ik was in de eerste plaats met Vau meegegaan om het graf te bezoeken in de hoop dat ik iets nieuws kon ontdekken, maar het enige wat over is, is een monoloog van de Varjo.

Het graf is het werk van de mensen die Mørket aanbidden en hun leven zouden geven voor hem, een sekte waarvan we weinig weten, alleen dat zij verantwoordelijk zijn voor het bijeenbrengen val de stukjes van Mørket zijn kern, waardoor hij weer kan oprijzen.

'Misschien is er nog iets wat we hebben gemist.' De ridder springt in het graf en landt elegant, hij houdt zijn hand op het handvat van zijn zwaard uit voorzorg. Ik ga op de rand zitten, ik wil het graf van dichtbij inspecteren.

Carl heeft gelijk. Misschien is er nog iets wat ik heb gemist, een kleine hoek of een afwijkende letter in de tekst op de muren. Mijn benen bungelen boven het graf en ik duw mezelf van de rand af. Mijn cape vliegt omhoog door de wind tijdens mijn val. Het zand stuift op door mijn landing en ik knijp meteen mijn neus dicht. Het ruikt hier naar dood, alsof er iets aan het rotten is.

'Wat een stank,' mompel ik dan. Mijn neusharen schroeien weg door deze lucht. Hoe kan Carl hebben gedaan alsof er niets aan de hand is? Ik ga met mijn ogen langs de ingekerfde wanden, maar er lijkt op elke wand dezelfde tekst te staan als degene die Viola heeft voorgelezen.

Ik buig me over de kist, hij ligt wijd open en is compleet leeg. Ik bekijk elke centimeter van de kist in de hoop dat ik nog iets nieuws kan vinden, een klein teken dat me een idee kan geven of me in een richting kan duwen.

'Niks gevonden?' vraagt Carl dan. Ik schud mijn hoofd, een brok heeft zich in mijn keel gevormd en ik begin het stof van de kist eraf te wrijven. Misschien mis ik een geheime lade, of een luikje. Met mijn vingers tast ik het rotte hout af, maar elke plank zit snoeihard vast. Ik wurm mijn vingertoppen tussen de planken en negeer de pijn van mijn platgedrukte vingers.

Er moet íets zijn.

'Hé Saella, laten we gaan.' Carl legt zijn hand op mijn schouder. Iets in mij knapt, boosheid borrelt omhoog alsof het op elk moment kan uitbarsten. Ik wil het graf van Mørket in brand steken, een dikke streep zetten door alle inscripties op de muren en schreeuwen tot mijn longen het begeven.

Maar ik doe het niet.

Want ik weet dat dit het gevolg is omdat ik hoop heb opgekweekt. Elke dag heb ik tegen mezelf gezegd om geen hoop op te bouwen, maar elke keer doe ik het toch en eindig ik weer miserabel

Ik stop mijn frustratie en teleurstelling weg in de achterhoeken van mijn gedachten. Met een opgezette glimlach draai ik mij om naar Carl en knik ik.

'Kom, ik help je omhoog.' Carl vouwt zijn handen tot een kommetje en gebaart me erin te komen staan. Ik zet mijn voet erin en leun mijn gewicht erop. Zijn armen beginnen te trillen, maar hij houdt het vol. Ik reik naar de rand van het graf, maar Lance is me al voor. Hij pakt mijn arm vast en trekt me uit het graf.

'Eet je wel genoeg, Saella?' vraagt Lance dan. Hij houdt mijn arm in de lucht en schudt er even aan. Dan knijpt hij in mijn bovenarm. 'Waar is het vet?' Ik trek mijn arm terug en sla zijn hand weg.

'Wil je niet aan me zitten.' Mijn stem komt er scherper uit dan ik verwacht. Ik ben magerder geworden sinds ik de schaduweter heb, dat weet ik zelf ook wel. Ik kam met mijn vingers langs mijn hoofd om het haar uit mijn gezicht te houden. Lance kijkt me met een bezorgde blik aan, hij probeert nog oogcontact met me te maken, maar ik draai me om. Ik heb er even geen zin in.

'Ik stel voor dat we het verdorde spoor volgen,' zegt Carl dan. Als de vier Mørkets voetstappen volgen, komen ze hem op een gegeven moment tegen. Het is niet de meest efficiënte manier, maar wel eentje die hun zekerheid geeft dat de Voorbestemden hem zullen vinden. Hun doel ligt aan de andere kant van deze spoor van destructie en ergens voel ik me jaloers dat zij die zekerheid wel hebben.

Ik zet mijn hand tegen mijn wang aan en druk mijn vingers in mijn gezicht tot het pijn doet. Mijn enige kans om informatie te vinden is in as opgegaan zoals de bloemen in deze vlakte.

'Hé, als je nog harder nadenkt, breekt je brein.' Vau heeft in zijn ene hand het hengsel van zijn buidel vast en in de andere heeft hij zijn staf zitten. 'Ik besefte me nu pas dat je kwam om wat over de schaduweter uit te zoeken, je meende het toen je zei dat ik je gedachten niet had veranderd.'

Ik verwacht een geïrriteerde toon van hem, maar hij klinkt geamuseerd. Hij heeft een verontschuldigende glimlach op zijn gezicht. Ik ben nog steeds niet gewend dat hij nu naar me lacht, hij zou me altijd koud aanstaren of naar me fronsen.

'Dat zei ik toch,' zeg ik dan, ons gesprek bij Penny's herinnerend. Ik laat mijn hand vallen haal mijn schouders op naar hem. Een opgezette glimlach kruipt op mijn gezicht, eentje die ik heb geperfectioneerd als edel. Mijn lichaam is teruggeschakeld naar mijn gewoontes als een edel, puur omdat ik even niet weet wat ik moet doen.

'Je moet het niet zo teleurgesteld zijn dat je niet hebt gevonden wat je zocht. We gaan nu het spoor van Mørket volgen en misschien vind je dan wel iets. Het komt goed, je verzint wel iets nieuws.'

Ik begin langzaamaan een hekel aan het woord 'misschien' te krijgen, het is te vaak in mijn gedachten geweest de laatste tijd.

Ik laat mijn hoofd hangen, mijn ogen bekijken mijn interessante modderige schoenen. Was het zo duidelijk dat ik teleurgesteld was? Ik haal mijn hand langs mijn haar en veeg de plukken achter mijn oor, ik wil er niet meer over praten. Mijn gedachten gaan naar allerlei manieren om het gesprek te stoppen.

'Je hebt gelijk.' Met een overdreven glimlach gooi ik mijn hoofd weer omhoog zodat Vau het kan zien, ik vorm mijn ogen tot halve maantjes en hoop dat Vau me gelooft. Met mijn vuisten opgeheven en mijn blik naar de lucht toe, doe ik net alsof ik enthousiast raak en ik recycle de woorden die Vau tegen me heeft in de fabriek. 'Want ik ben een genie.'

'Zo zit dat,' grinnikt Vau dan. Mijn blik gaat terug naar hem om het gesprek af te sluiten, maar mijn woorden blijven steken in mijn keel wanneer ik Vau's jongensachtige grijns zie, hij heeft zijn tanden ontbloot en zijn ogen stralen een warme blik uit. Als ik het baardje op zijn gezicht negeer, ziet hij er een stuk jonger uit nu hij lacht. De zon lijkt opeens feller te schijnen op Vau en ik zweer dat iemand lichtmagie gebruikt op hem of dat mijn ogen me voor de gek houden.

'Ja zo zit dat,' zeg ik dan, ik herken mijn eigen geluid bijna niet meer. Is mijn stem altijd al zo hoog? Vau lijkt het niet te merken en begint achter de anderen aan te lopen. Ik heb niet eens gemerkt dat iedereen al begonnen is met lopen.

Met mijn handen tegen mijn beide wangen aanslaand, dwing ik mezelf niet weg te dwalen van de realiteit zoals net. Viola roept mijn naam in de verte en ik staar naar de silhouetten van de vier mensen waarmee ik de afgelopen drie weken heb gereisd. Mijn teleurstelling ebt een beetje weg en een gevoel van dankbaarheid neemt zijn plaats in. Ik grijp het hengsel van mijn buidel vast terwijl ik naar ze toe ren.

'Ik kom eraan!'

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top