15. Saella Mordigan

Pas wanneer de zon weer onder is, stoppen we. We bouwen een kampvuur en eten ons eten zoals gewoonlijk, maar de sfeer is anders geworden. Lichter, frisser en comfortabeler. Ik kan naar Lance kijken en hij zal me een erkennend knikje geven. Ik kan vandaag zelfs naast Vau zitten zonder dat er spanning in de lucht hangt.

Na het avondeten kucht Lance dan. 'Ik dacht er dus aan om elkaar misschien beter te leren kennen, weet je. Omdat in de strijd van Mørket we elkaar waarschijnlijk blindelings moeten vertrouwen. De ervaring met de fabriek heeft al ervoor gezorgd dat we elkaar wat meer vertrouwen, maar ik heb een wondermiddel gepakt.' Lance trekt een fles likeur tevoorschijn, Carl fluit er goedkeurend naar.

'Waar heb je die vandaan gehaald,' zegt Carl dan terwijl hij de label van de fles leest. Het is een sterke drank, dat is het enige wat ik ervan weet, ik houd niet zo van drinken. Ik vond het vervelend hoe mijn gezicht warm wordt en mijn hoofd lichtjes, maar het is zeker een middel om ervoor te zorgen dat ik ga praten.

'Nou, Voorbestemde tovenaar, begin, vertel ons wie Vau is.' Lance haalt de kurk eruit met zijn zakmes en geeft de fles aan Vau, ik leun naar voren om een beter beeld te krijgen van zijn gezicht. Mijn mondhoeken krullen omhoog. Ik kan de twijfel in zijn ogen lezen, maar hij zet de fles tegen zijn lippen aan en neemt een flinke slok. Ik zie zijn adamsappel op en neer bewegen wanneer hij slikt. Hij geeft de fles meteen door en met de rug van zijn hand wrijft hij over zijn lippen.

'Ik ben Vau Cagnata,' begint hij een beetje twijfelachtig. Hij likt over zijn lippen en ik vraag me af of hij nog de smaak van likeur kan proeven erop. 'Ik ben negentien en ik ben uitgeroepen tot Voorbestemde tovenaar, maar ik weet eigenlijk niet of ik die titel verdien. Ik zou namelijk met een andere tovenaar horen uit te vechten wie er sterker is, maar ze kwam nooit opdagen.' Vau richt zijn blik op mij, zijn ogen staren intens naar me met eenzelfde blik die ik zie wanneer hij naar vuur staart. Ik wend mijn ogen af, mijn wangen worden warm. Waarom kijkt hij me zo aan?

'Maar het bleek dat ze ziek was van de Schaduweter, dus werd ik zonder enige conflict uitgeroepen tot Voorbestemde tovenaar. Maar het zou fijn zijn als we na Mørket nog steeds de strijd zullen uitvoeren, want ik ben wel benieuwd of ik haar nog steeds kan inmaken.' Ik rol met mijn ogen. Hij heeft bij het eindtoernooi van Lux misschien van me gewonnen, maar ik ga niet nog een keer van hem verliezen.

De fles is ondertussen al bij Viola aangekomen, na Viola zal de fles bij mij komen. Ik weet niet waarom, maar het maakt me een beetje zenuwachtig. Carl is de volgende die zal vertellen over zichzelf, hij heeft rode blosjes op zijn wangen en zucht gefrustreerd.

'Ik ben Carl, een burgerlijke ridder. Ik was bezig met het stijgen van de rangen en was bijna vernoemd tot koninklijke hoofdridder, totdat die zakken besloten om mij naar Mørket te sturen omdat ze bang zijn om hun eigen handen vies te maken. Maar ik heb besloten dat ik Mørket zal verslaan en hoofdridder zal worden, maar dat kan ik niet in mijn eentje. Ik reken op jullie.' Carl stoot zijn vuist in de lucht, het is echt een speech die bij hem past voor mijn gevoel. Het krabt alleen op het oppervlak van wie Carl echt is, misschien dat later in de avond hij wat losser wordt.

Viola zwaait met de fles voor mijn gezicht en ik pak hem aan. Zonder dat iemand het ziet, ruik ik eerst aan de fles. Ik schiet naar achteren door de scherpe steek in mijn neus, dit is zeker sterke likeur. Ik zet mijn vrije hand tegen mijn wang aan, misschien lukt het me één slok te nemen zonder dat mijn hoofd licht gaat aanvoelen.

Ik zet mijn lippen aan de fles en gooi een slok naar achteren. De vloeistof brandt in mijn keel en warmt mijn lichaam op, mijn gezicht begint al te gloeien. Ik geef de fles weer terug aan Vau en leg mijn koude handen tegen mijn gloeiende wangen aan. Mijn lichaam heeft snel gereageerd op de alcohol die in mijn onderbuik tintelt.

'Ik ben Lance, ik ben een jager en een jaagpartner van de tweede prins. Dat is de enige reden dat ik ben gekozen. Ik heb een huis in een naamloos dorpje, maar ik houd er meer van om in de bossen te slapen en te jagen. Jagen is hetgeen wat de mens in de allereerste periodes in leven heeft gehouden. Het is een kunstvorm...' Lance ratelt verder, maar ik luister al niet meer. Ik draai mijn handen om en leg de koude rug van mijn handen tegen mijn gloeiende wangen aan.

'Gaat het?' fluistert Vau dan. Hij leunt bezorgd dichterbij.

'Ik heb het gewoon warm,' antwoord ik hem knikkend. Mijn brede glimlach breekt door en ik kan mijn gezichtspieren niet meer bevelen om ingetogen te lachen. Ik heb ook voor geen goud kunnen bedenken dat Vau ooit nog naar me zou glimlachen zonder minachting of bijbedoelingen.

Hij glimlacht en pakt dan de stof van zijn shirt vast bij zijn borstkas. Hij trekt het een paar keer op en neer. 'Zeg dat wel.' Zijn gebaar doet me denken aan de geopende knoopjes van zijn blouse toen hij van het paard afkwam, mijn ogen zijn er automatisch naartoe gereisd.

'Dat is genoeg over gejaag, Lance,' zegt Carl dan. Hij houdt zijn hand op Lances mond om zijn waterval aan woorden tegen te houden.

'Viola?' Viola is de enige die niet rood aanloopt, misschien heeft ze geen slok genomen. Ik heb niet op haar gelet toen ze de fles had.

'Mijn naam is Viola en ik kom van de hoofdtempel. Ik ben eigenlijk best bang voor Mørket en wat ons te wachten staat, maar ik weet dat ik altijd op jullie hulp kan rekenen.' Ze kijkt ons allemaal met een glimlach aan.

'Bij de fabriek, toen ik zei dat ik de kinderen wilde helpen, ik was bang dat ik uit mijn rol als Voorbestemde stapte en jullie me zouden afkeuren, maar dat deden jullie niet. Ik kon niet verhelpen om zoveel medelijden te voelen voor de kinderen. In de tempel vangen we wel vaker weeskinderen op en wanneer ik hun verhalen hoor over hun ouders als ze die nog weten, moet ik bijna huilen. Ik had het gevoel dat het egoïstisch van me was om iedereen te hinderen om de kinderen te gaan redden. Carl had gelijk, wat als er een ondertussen een heel dorp is opgeslokt die we hadden kunnen redden? Maar jullie stonden me toe nog steeds toe om egoïstisch te zijn en daar ben ik jullie heel dankbaar voor.' Viola's stem is op het eind begonnen met trillen. Tranen zijn in haar ogen gesprongen. Ik wil haar verdriet wegpraten, maar ik vind de goede woorden niet.

'Je was niet egoïstisch,' zegt Vau dan. 'Mijn ouders leerden me altijd dat ik de zwakkere moet helpen. Wij denken misschien dat we dertig kinderen hebben gered uit een contract, maar elk kind daar denkt dat wij hun wereld hebben veranderd. Ze kunnen nu kind zijn dankzij ons, misschien nog steeds zonder ouders, maar het is al een hele stap van de fabriek.'

'En daarbovenop,' voegt Carl toe. 'Als we niet hetgeen recht voor ons staat kunnen beschermen, kunnen we al helemaal niet de dingen buiten ons bereik beschermen. Ik had niet kunnen weglopen van de kinderen al hadden ze allemaal stenen naar ons toegegooid. Het was niet jouw egoïstische keuze, Viola. Het was onze keuze gezamenlijk.'

Ondanks Carl het zo beschrijft, heb ik het gevoel dat hij wel zou kunnen weglopen van de kinderen, had hij dat gekund. Wat hij zegt komt niet overeen met wat hij wil.

Viola wrijft haar tranen uit haar ogen, een echte glimlach vormt zich op haar gezicht. Haar ongelofelijk lange mouw hangt voor haar gezicht op deze manier. Ze ziet er nu nog meer uit als een engel dan ze al deed.

Alle ogen richten zich dan op mij en ik haal diep adem. Allerlei ideeën om over te praten gaan door mijn hoofd, maar ik kan één zin er maar niet vergeten sinds ik hem gehoord hebt. Als je nooit meer praat, kan hij ook nooit meer luisteren. Ik wil het niet toegeven, maar Carl heeft gelijk, maar ik weet niet hoe ik moet beginnen. Ik schraap mijn keel nerveus en probeer de woorden over mijn lippen te krijgen.

'Ik ben Saella Mordigan en ik houd er niet van om te praten over mijn verleden, maar iemand zei ooit dat als ik er niet meer over praat, mensen er nog steeds misverstanden over zullen hebben. Dus hierbij.

Ik ging naar Lux, wat een geweldige tijd voor me hoorde te zijn, maar het veranderde allemaal op een dag dat we een groepsopdracht kregen in lichtmagieklas. Ik werd samen gezet met een tovenaar die ik bewonderde, hij was jong maar al heel sterk in magie. Ik was blij dat ik zijn partner kon zijn.' Vau's gestaar brandt gaten in mijn hoofd, maar ik negeer hem. Als ik nu oogcontact met hem maak, zal al mijn opgebouwde moed wegbrokkelen.

'Maar er was een meisje en ze vond hem heel leuk. Ze vond dat ik hem van haar had afgepakt omdat hij en ik plezier hadden tijdens de opdracht. En op een dag had ze gevraagd of ze met me kon praten, op de gang begon ze tegen me te zeggen dat ik moest stoppen met de groepsopdracht, dat het oneerlijk was voor haar. Maar ik wilde niet. Ze werd boos en wilde me slaan met haar vuist, ik schrok en riep een lichtbarrière op. Ze sloeg er tegenaan en brak haar pols door de impact, maar ze vertelde iedereen dat ik een gevecht was aangegaan met haar omdat ik jaloers op haar was.'

Ik haal mijn hand door mijn haar heen, zullen ze me wel geloven? Ik had gedacht dat er wel wat mensen op school waren die me zouden geloven, maar ik had het toen ook mis.

'En vanaf die dag stond ik bekend als een schijnheilig kreng.' Ik klap mijn handen bij elkaar om aan te geven dat dat het einde van mijn verhaal is. Ik had niet gedacht dat ik het verhaal nog een keer zou vertellen, maar een last rolt van mijn schouders af. Vanuit mijn ooghoeken zie ik Vau zijn mond openen, hij heeft een onleesbare blik op zijn gezicht. Ik wil nog niet aanhoren wat hij te zeggen heeft, gelukkig schiet Carl me te hulp.

'Nou, ik vond dat je erg goed had geholpen in de fabriek,' hikt Carl dan, hij houdt zijn hand voor zijn mond en Lance pakt de fles van hem af.

'Deze man heeft wel genoeg te drinken gehad.' Lance's bulderende lach kan de grond doen trillen en hij dumpt de laatste druppels drank in zijn mond. 'Niets smaakt beter dan gestolen sterke drank,' zegt hij dan terwijl hij met zijn onderarm langs zijn mond veegt. Ik moet lachen, ik weet niet precies waarom.

'Dat is iets waar ik het met je over eens ben,' zegt Carl dan. Hij grijnst breed, hij lijkt jonger daardoor. Ik besef me dat hij niet zo vaak zichzelf los laat gaan. Lance had gelijk, iedereen moet elkaar beter leren kennen zodat ze elkaar kunnen vertrouwen.

Carl begint te vertellen over hoe de hoofdridders hem steeds aan het dwarsbomen waren, de combinatie van zijn gezichtsuitdrukkingen en handgebaren laat me steeds in de lach schieten.

Een pijnlijke steek gaat door mijn linkerzij en ik leg mijn hand erop. Ik krimp even ineen, heb ik te hard gelachen deze avond? Is het mogelijk om kramp te krijgen door te veel te giechelen?

'Gaat het?' Vau vraagt het bezorgd en ik wuif hem weg, ik heb vast wat raars gedaan. Een bekend brandend gevoel begint zich dan te verspreiden in mijn zij. Is het een aanval van de Schaduweter? Koud zweet breekt me uit, dit is pas de achtste dag. Ik krabbel overeind, mijn maag draait zich om en pijn verspreidt zich door mijn lichaam.

Ik ren richting de bomen, maar ik kom niet ver voordat de aanval begint. Leunend tegen een boom aan weet ik door de pijn heen mijn staf op te roepen, mijn lichaam lijkt in brand te staan. Tranen springen in mijn ogen, maar ik laat het gebeuren. Mijn hijgende ademhaling overstemt alle geluiden en stemmen om me heen, ik probeer zo veel mogelijk lucht binnen te krijgen, maar de Schaduweter blijft ervoor zorgen dat ik mijn maaginhoud gemengd met bloed eruit gooi.

'Vesi,' mompel ik terwijl ik de staf tegen mezelf aantik. Mijn hoofd begint te kloppen, ik knijp mijn ogen dicht. Om een aanval te krijgen op dit moment is toch wel iets te gemeen van het lot. Ik hoop dat de rest nog verder aan het praten is, maar ik denk dat mijn aanval de avond heeft verpest. Mijn hele lichaam rilt, ik kan het niet laten ophouden. Alles gaat er weer uit en ik laat een pijnlijke kreet. Mijn hele lichaam doet pijn.

Een hand veegt de haren uit de linkerkant van mijn gezicht en houdt ze een beetje omhoog zodat ik er niet meer overheen kan braken. De andere hand gaat naar mijn rug en rust daar door mijn aanval heen, alsof het me wil troosten en steunem.

Ik vind het raar, ondanks mijn hele lichaam in brand lijkt te staan, kan ik de comfortabele warmte van de hand toch nog voelen door mijn cape heen.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top