11. Saella Mordigan

De laatste keer dat mijn hartslag zo luid is geweest, had ik me verstopt voor de pianolessen die ik van mijn moeder moest volgen. Ik zat toen tussen de heggen, bladeren bleven aan mijn jurk kleven en ik kon overal op mijn lichaam wel van een tak voelen prikken. Dienstmeisjes schreeuwden mijn naam en renden door de tuin heen om me te vinden, maar ik bleef goed verstopt. Ik herinner me nog hoe ik dacht dat ik niet de slechterik toen was, dat ik al een jaar stomme bruidslessen tegen mijn wil in volgde en ik voor één keer wel een pauze mocht. Mijn moeder dacht er echter anders over toen ik weer verscheen bij het avondeten.

Ik weet dat ik nu ook niet de slechterik ben, maar toch blijft mijn hart tekeergaan. We kunnen elk moment betrapt worden en die gedachte alleen al zorgt voor onrust in mijn lichaam. Ik volg Vau zwijgend, blij dat hij vooroploopt, het is geruststellend dat er iemand anders bij me is. Mijn handen zijn klam, maar ik bal ze tot vuisten om te stoppen met trillen.

'Volg mij,' zegt Vau dan. We glippen langs de achterkant van het gebouw waar de kinderen slapen naar de zijkant van de fabriek. Mijn blik gaat nog naar het belichte raam op de eerste verdieping, maar Dubroc staat er gelukkig niet.

We snellen langs de muur totdat Vau bij een open raam komt, hij zet zijn voet op het raamkozijn en klimt er soepel in. Ik probeer zijn acties te volgen, maar ik ben wat minder handig ermee. Mijn voet blijft haken aan het kozijn en ik beland met een bonk op mijn knieën op een bureau.

Een hand strekt naar me uit om me te helpen, uit automatisme pak ik de hand vast. Het doet me denken aan de etiquetteregels, ik mag niet de koets uitspringen, ik moet altijd wachten tot de koetsier zijn hand uitsteekt om me elegant omlaag te helpen. De hand is van Vau en onze blikken kruizen kort, ik heb nooit gedacht dat hij me zou helpen, maar ik zou ook nooit kunnen bedenken dat ik hier zou zijn met de Voorbestemden. De hand knijpt in de mijne en ik krabbel overeind. Ik spring dan van het bureau af wat niet de meest elegante manier is, maar het werkt goed genoeg.

'Bedankt,' mompel ik zachtjes. Hij knikt alleen maar en mijn hand glijdt uit de zijne. Hij wrijft zijn hand af aan zijn broek en ik besef me weer dat mijn handen klam zijn. De plek waar zijn vingers hebben gezeten, voelt nog warm aan, ik pak mijn eigen hand vast en wrijf met mijn duim over de rug van mijn hand.

'Oké, nu we compleet zijn, hoe gaan we dit doen?' brengt Carl onze aandacht terug. Ik vergeet bijna waarom we hier zijn. Carl sluit het raam achter me. Lance en Viola liggen op hun bedden met hun gezicht naar ons toe. Ik hoop dat meneer Dubroc niet komt checken, maar dat zal niet gebeuren als hij de privacy van de Voorbestemden respecteert.

'De kinderen zijn gebonden aan een contract met meneer Dubroc door hun ouders,' zeg ik dan, het is belangrijke informatie die we moeten meenemen in ons plan. We moeten de contracten vinden om de kinderen te kunnen bevrijden, anders zal Dubroc ze zo weer te pakken kunnen krijgen.

'En die zitten waarschijnlijk in zijn kantoor,' zegt Lance dan, hij zet zijn hand tegen zijn voorhoofd en laat een grote zucht horen. 'Het kantoor waar hij de hele nacht in zit.' Viola brengt haar handen naar haar wangen, ze is radeloos. Haar gezicht is al de hele tijd gespannen en ik herinner me haar smekende gezicht toen Carl op het punt stond om ons weg te leiden van de fabriek.

'We moeten hem dan daaruit leiden zodat Vau met iemand de contracten kan zoeken,' mompel ik mijn gedachtegang luidop.

'Waarom ik?'

'Als het een magisch contract is, dan kan het contract alleen vernietigd worden door een sterkere spreuk. Als het een normaal contract is, dan kan je het gewoon door tweeën scheuren,' antwoord ik Vau snel. Hij weet sterkere spreuken dan ik en dat beseft hij ook. 'Maar de vraag is hoe we meneer Dubroc uit zijn kantoor kunnen leiden zonder dat hij verdenkt dat wij iets uitvoeren.' Ik zet mijn hand tegen mijn wang aan en tik met mijn vingers op mijn gezicht, Dubroc zal bij elke vreemde gebeurtenis waarschijnlijk meteen aan ons denken. Hij heeft Lance's woede gezien en Viola's frustratie is hem vast ook niet ontkomen.

Voetstappen doorbreken dan mijn gedachten. 'Dubroc komt eraan,' zegt Lance snel, zijn ogen op de deur gericht. 'Iedereen vlug je bed in!' Carl klimt op het bovenste vrije stapelbed. Paniek komt in me op en ik kijk om me heen. Waar moet ik me verstoppen? Al het rationele verdwijnt uit mijn hoofd, ik sta aan de grond genageld. Moet ik terug uit het raam, red ik het überhaupt nog om het raam te openen en eruit te springen?

'Ga in het bed.' Vau pakt mijn schouder hard vast en wijst naar het enige lege bed met zijn cape erop, het lijkt net alsof hij zelf erin slaapt.

In het bed, ik moet in het bed zien te komen.

Ik klim op het bed en Vau volgt me, hij gooit zijn cape van het bed af en komt naast me liggen. 'Lig goed tegen me aan, anders ziet hij je,' fluistert Vau. Hij duwt zachtjes tegen de bovenkant van mijn hoofd om aan te geven dat ik dieper het deken in moet. We moeten zorgen dat het lijkt alsof er maar één persoon in het bed ligt. Vau ligt op zijn zij met zijn knie in de lucht gestoken waardoor de deken een tent vormt bij zijn benen, hij probeert me zoveel mogelijk te verbergen. Ik stop mijn benen bij die van hem in de hoop dat ze wat minder te zien zijn. Mijn hart gaat tekeer, koud zweet rolt over mijn rug.

Wat nou als het lijkt dat Vau een gigantische bochel op zijn rug heeft nu? Iemand zou moeten zeggen of het er natuurlijk uitziet, maar niemand let erop. Ik vouw mijn armen om Vau's middel heen en druk mezelf zo dicht mogelijk tegen zijn rug aan. Ik wil geen risico's lopen. Zijn buik beweegt bij elke ademhaling onder mijn armen en ik druk mijn neus plat tegen zijn rug.

Ik kan een deur horen opengaan, ik knijp mijn ogen dicht, ook al kon ik al niks zien. Ik houd mijn adem in, ik druk mijzelf nog dichter tegen Vau aan. De geur van iets zoets gemengd met zweet vult mijn neus, Vau is toe aan een douche.

'Sorry dat ik jullie stoor,' zegt meneer Dubroc dan met een rustige stem. Ik voel mijn spieren aanspannen.

Wat gebeurt er? Zou hij iets vinden waardoor hij kan zien dat we iets plannen? Hebben we voetafdrukken gelaten op het bureau?

Mijn hart begint nog luider te bonken en het overstemt al het geluid. Een warme hand wordt over de mijne heen gelegd en trekt me even uit mijn gedachten. Vau's duim wrijft over de rug van mijn hand in cirkeltjes, ik focus op de bewegingen van zijn duim, zijn ademhaling onder mijn armen. Ze trekken me terug naar de realiteit.

'Jullie hebben haar dus niet gezien?' vraagt Dubroc.

'Nee, sorry dat we u niet kunnen helpen,' antwoordt Carl beleefd vanaf boven. Zijn stem is standvastig, ik zou niet denken dat hij aan het liegen is.

'Dat is niet jullie fout, goede nachtrust toegewenst, ik ga dan even een rondje lopen om haar te zoeken.' De deur wordt weer gesloten en voetstappen klinken. Pas wanneer ze verdwenen zijn, open ik mijn ogen. Vau trekt de deken van ons af en ik kan weer iets zien.

'Ik weet dat je me niet mag, maar dat betekent niet dat je me dood hoeft te knijpen,' zegt hij dan geërgerd. Geschrokken trek ik mijn armen terug, ik wist niet dat ik hem zo hard vast heb gehouden. Vau zucht en glijdt van het bed af, ik heb zijn kleren flink gekreukeld en ik wil mijn excuses aanbieden, maar mijn hoofd kan geen woorden meer bedenken.

'Jongens, we moeten dat meisje helpen,' zegt Viola dan. Het lijkt erop dat ik een belangrijk stuk van de conversatie heb gemist, ik kan mezelf wel voor mijn kop slaan.

'Wacht wat had hij net allemaal gezegd?' vraag ik ze snel, mijn gedachten komen langzaamaan terug naar me.

'Een meisje genaamd Sonya is ontsnapt uit het gebouw en de fabriek in gerend, hij vroeg of we haar gezien hadden,' vult Viola de lege plekken voor me in, maar het duurt me een seconde voordat ik alles heb begrepen. Sonya is het meisje met het pluizige haar, sliep ze niet toen Vau en ik eruit gingen? Ze is wel de laatste die ging slapen, misschien deed ze alsof zodat ze mee kon ontsnappen, maar daar twijfel ik aan.

Waarom zou ze de fabriek inrennen? Ik knars mijn tanden gefrustreerd, de paniek heeft alle logische gedachten uit mijn hoofd gegooid en ze zijn nog niet allemaal teruggekeerd.

Maar Dubroc is nu wel uit zijn kantoor, dit is misschien de enige kans die we hebben en Carl realiseert zich dat ook.

'Lance en Vau gaan de contracten zoeken, Viola, Saella en ik gaan Sonya vinden voordat Dubroc dat doet,' bedenkt Carl snel. We knikken en schieten meteen de kamer uit. Ik was maar een korte tijd in de fabriek, maar ik weet wel dat het groot is, groot genoeg dat een klein kind zich er makkelijk in kan verstoppen.

We sluipen de gang op zonder een seconde te verspillen, Vau en Lance gaan een andere richting op dan wij en ik hoop dat ze de contracten snel kunnen vinden. Viola, Carl en ik schuifelen zachtjes naar de fabriek. 'Misschien is hij buiten aan het zoeken,' zegt Carl wanneer hij geen licht van een olielamp ziet. 'Laten we opsplitsen en zoeken, dan hebben we de grootste kans om haar te vinden.' Hij kijkt over zijn schouder naar ons en we knikken. 'En als er iets gebeurt, schreeuw. Dan kom ik eraan.' Het is meer gericht op Viola die weerloos is, maar ik knik nog steeds. Ik kan mijn staf niet paraat houden aangezien de ringen geluid maken, dat helpt me niet om onzichtbaar te zijn.

We verdelen de fabriek in drie delen, ik neem het meest rechterdeel, Viola het linkerdeel en Carl het middenstuk zodat hij snel bij één van ons kan zijn voor het geval er iets gebeurd. Ik begin met het uitkammen van mijn deel. De grote machines zien er intimiderend uit in het donker, draad hangt van de ene kant van de machine naar de andere. Het lijkt alsof ze hier stoffen maken. Ik knijp mijn ogen tot spleetjes en probeer in elke hoek te kijken.

Ik kijk onder de machines, in de kastjes waar een kind zou passen en tussen de opgehangen stoffen, maar ik vind geen spoor van Sonya.

'Sonya,' fluister ik zachtjes, het is haast onhoorbaar door mijn mondkapje, maar ik blijf proberen. 'Sonya.' Ik rommel door de stoffen, maar er is niemand. Het enige geluid wat ik kan horen is mijn kloppende hart en de voetstappen van de anderen. Ik besluit om goed onder de machines te kijken, misschien is ze ergens ingekropen, ik heb weleens verhalen gehoord van kinderen die in machines kruipen en daarna gemutileerd zijn door de apparaten. Het bezorgt een rilling over mijn ruggengraat als ik eraan moet denken.

Een naar onderbuikgevoel treedt op wanneer ik één van de laatste kastjes die ik niet heb gecontroleerd opentrek. Er zijn niet veel verstopplekken meer in mijn gedeelte en ik begin te twijfelen of ze überhaupt in de fabriek heeft verstopt. Misschien zit ze buiten in het bos, maar dat is ook gevaarlijk voor een klein meisje, je weet nooit welke beesten er tussen de bomen loeren. Daarbovenop is meneer Dubroc ook al buiten, het is een kwestie van tijd voordat hij terugkomt en we onze kans verliezen om Sonya te vinden.

Mijn lichaam bevriest, er klopt iets niet. Meneer Dubroc wist dat Sonya het kind was dat is ontsnapt, maar dat kan hij nooit vanaf de eerste verdieping hebben gezien in het donker. Sonya heeft een doorsnee uiterlijk die ongeveer de helft van de andere meiden ook hebben. Hij zou haar nooit hebben kunnen onderscheiden in het donker. Hij kan alleen weten dat het Sonya was door de kamer van de kinderen te openen en per kind af te gaan welke er mist, maar als hij dat heeft gedaan, dan had hij zeker de gesmolten schakel van het hangslot gezien of dat ik weg ben. Dat zou genoeg bewijs geven om te weten dat we iets plannen.

Alles klikt dan in elkaar. Ik vloek binnensmonds, waarom had ik dat niet in de kamer bedacht. Het is onmogelijk voor hem om te weten wie van de kinderen er is ontsnapt, zonder ons te verdenken. Sonya is waarschijnlijk niet in de fabriek, hij heeft ons voorgelogen.

Ik roep mijn staf op uit voorzorg, maar voordat ik me kan omdraaien, schiet een pijnscheut door mijn hand. Ik laat een geschrokken kreet horen. Een klap echoot door de fabriek en ik trek mijn brandende hand naar me toe. Mijn staf valt op de grond met een kletterend geluid. Het voelt alsof hij mijn hand in tweeën heeft gesneden.

'Dachten jullie nou echt dat jullie me zo voor de gek konden houden.' Ik draai me om naar Dubroc, hij staat er met een grote grijns, zijn blik schreeuwt bloeddorst. Dit is een slechte timing.

'Saella?' vraagt Carl dan vanaf zijn gedeelte. Zijn voetstappen snellen in mijn richting. Ik moet mijn staf te pakken zien te krijgen, anders kan ik niets. Ik bijt op mijn onderlip en kijk er vanuit mijn ooghoeken naar, de onderkant ligt dichtbij mijn voeten.

Een zweepslag komt tegen mijn bovenbeen aan voordat ik wat heb kunnen bedenken. Ik zak door mijn ene been op een knie, mijn kaken op elkaar klemmend van de pijn, tranen zijn in mijn ogen geschoten. Ik herinner me aan de zweepslagen op het lichaam van Collin, hij heeft veel meer te verduren gehad. De zweep doet vooral pijn, het zorgt niet voor bloed bij de eerste paar slagen, het is speciaal gemaakt voor kinderen waarschijnlijk.

'Geen verkeerde gedachten krijgen,' waarschuwt Dubroc, ik moet omhoogkijken om oogcontact met hem te maken. Zijn grijns is misselijkmakend, alsof hij zojuist een nobelprijs binnen heeft gesleept.

'Het is een val!' probeer ik de anderen te waarschuwen. Dubrocs grijns valt weg en zijn blik wordt koud, mijn bovenbeen brandt. Alles er omheen is verdoofd van de pijn. Ik moet mijn staf te pakken zien krijgen, het is binnen handbereik. Ik negeer de pijn in mijn bovenbeen en leun naar mijn staf. Mijn cape verstikt me meteen rond mijn nek en ik word naar achteren getrokken, mijn handen vliegen naar de stof om mijn nek.

'Jij gaat nergens naartoe,' fluistert Dubroc in mijn oor van achteren. 'Ik weet niet wat jullie Voorbestemden van plan zijn, maar ik wil hier levend uitkomen.'

'We wilden je ni-'

Zijn hand op mijn mondkapje smoorde de laatste woorden van mijn zin, hij duwt mij tegen hem aan en iets kouds komt tegen mijn keel. Een mes? Ik weet het niet, mijn gedachten raken leeg. Radeloos probeer ik zijn hand van mijn gezicht af te krijgen, maar hij is sterker dan ik. Ik hoor alleen Dubrocs stem nog in mijn oor.

'Jij bent mijn ticket naar buiten toe.'

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top