Hoofdstuk 9
'Laureline, wakker worden!' hoor ik iemand in de verte roepen. Ik wil mijn ogen openen, maar het lukt niet. 'Zusje, word wakker! Alsjeblieft, laat me nu niet alleen bij deze piraten!'
'Hey, doe normaal! En wij piraten zijn niet zo erg, we zijn erg vriendelijk en aardig,' hoor ik de stem van Lewis zeggen.
'Jij gaat trouwens met mij mee terug naar de cel,' hoor ik dan Jelle zeggen, nogmaals probeer ik mijn ogen te openen. Het lukt en ik zie Jelle met mijn zus net de ruimte verlaten.
'Wat...' Mijn stem verdwijnt en Lewis komt naar me toe gelopen.
'Rustig, je bent nog zeker voor een halfuur verlamt,' stelt hij me gerust. Ik zucht en staar voor me uit. Voor me zie ik Jay in een hangmat liggen, maar ik kan niet zien hoe hij zich voelt. 'Ik laat je even alleen, want ik moet op het dek helpen. Over een half uur ben ik weer terug.'
Lewis loopt weg en verdwijnt uit de ruimte. Ik zucht en staar naar het plafond, wat uit hout bestaat. Een half uur niks doen? Dat kan ik niet hoor! Ik wil bewegen, waarom ben ik nou verlamd? Wat was er ook al weer precies gebeurd?
'Lau, ik gooi touw naar beneden. daaraan kan je je eigen aan vastpakken. Dan trekken wij jou aan boord.' Ik doe net alsof ik naar hem heb geluisterd en het touw word nar beneden gegooid. Snel bind ik het touw om de houtenvlot heen, waarna ik als teken aan het touw trek en snel pak ik me eigen vast aan het touw onder het vlot. Zo word ik omhoog getrokken en het houtenvlot komt veilig aan boord, maar opeens voel ik iets me beet pakken bij mijn enkels.
'Wat houdt mij nou weer tegen?' Ik kijk naar beneden en zie twee tentakels die om mijn enkels zich hebben heen gewikkeld. 'Jongens, help!'
'Lau, wat gebeurd er dan?' Ik wil hun vraag beantwoorden, maar plots wikkelt er een tentakel zich om mijn hoofd en snoert me hierdoor mijn mond. 'Lau?'
'Laureline?', Ik schrik op uit mijn gedachte en zie Lewis naast me staan. Van schrik kieper ik zo uit de hangmat. Snel krabbel ik overeind en kom er dan achter dat ik niet meer verlamd ben. Pfoe, gelukkig maar! Daarom kwam Lewis langs om bij mij te komen kijken.
'Gelukkig is het uitgewerkt, want ik zou gek worden!' zucht ik opgelucht. 'Mag ik vragen waar mijn vlot heen is?'
'Jouw vlot? Die je op de zee zag?'
'Ja, die ik met het touw aan boord had getrokken.'
'Die ligt in de kajuit van de kapitein, maar wat moet je daaraan?' Ik kijk hem even met een scheve grijns aan. 'Je komt niet zo makkelijk in zijn kajuit, Lau. En als je zonder vragen zijn kajuit inkom dan wordt je van het schip gegooid en is het einde oefening! Want er zwemmen bloeddorstige Crocosaurussen in de zee.'
'Euh... wat zijn Crosoaurussen?'
'Dat zijn monsters met een krokodillen kop en een lijf van een Spino, een dinosaurus. Je hebt ook de Piranottes, dat zijn piranha's alleen dan vele male groter. Eigenlijk zijn ze reuze groot en je hebt nog de Grindy's, die meer op zeemeerminnen of zeemeermannen lijken. Ze worden ook wel de zeevampieren genoemd.' Ik huiver van de namen van de drie bloeddorstige monsters die in de zee leven en de zee onveilig maken. 'Maar hier aan boord ben je veilig.'
'Kwak!' Ik schrik me te pletter en spring van schrik in de armen van Lewis. Geschrokken kijk ik naar de grond en zie een dood vogeltje liggen. Hoe het beestje eruit ziet omschrijf ik liever niet, want het ziet er ongelofelijk vies en zielig uit. Snel wend ik mijn blik ervan af. Gruwelijk dit!
'Wat is er? Waar schrok je van?', Ik kijk weer terug naar de grond, maar zie het dode vogeltje niet meer liggen. Het lijkt erop alsof er helemaal geen dood vogeltje heeft gelegen. Apart!
'Ik schrok van een spin,' lieg ik maar.
'Aaah! Ragno, kapiteins Ifera spin,' zegt Lewis en hij zet me neer, waarna ik hem een schuine blik werp. 'Het huisdier van ons schip.'
'Owh oke?' Het komt er meer vragend uit en ik realiseer me dat ik het me heb verbeeld.
'Lewis, jou heb ik net nodig!' zegt Valerian en trekt hem met zich mee. De twee jongens lopen weg van me, maar ik kijk er niet raar van op. Laat ik dan maar opzoek gaan naar de kapitein!
Ik loop in een rechte lijn gewoon naar de kajuit van de kapitein. Eenmaal voor de deur klop ik netjes aan, maar ik krijg geen antwoord.
'Hey meisje, zoek je de kapitein?' Met een druk draai ik me om. Er staat een jongen met donkerblauw geverfd kort haar voor me en zijn ogen zijn zo blauw als de oceaan.
'Owh hey. Wie ben jij?'
'Alsof ik daarop wil antwoorden. Wat is jouw naam? En euh, ik vroeg als eerste wat aan jou!' beantwoord hij arrogant mijn vraag rap.
'Ja, ik zoek inderdaad de kapitein en ik heet Laureline!' beantwoord ik stug zijn vraag en sla mijn armen over elkaar heen. 'En dan nu jou antwoord op mijn vraag, alstublieft?!'
'Ik ben Wouter Anderson. Volg mij maar, ik weet waar de kapitein is,' beantwoord hij mijn vraag. Ik merk op dat hij zich inhoudt om niet uit te vallen naar mij. Hij loopt voor me uit en loopt de trap op, die naast de kajuit zit. Snel loop ik ook de trap op en zie de kapitein bij het roer staan. Owh, hier had ik nog niet gekeken. 'Kapitein, Laureline heeft u even nodig.'
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top