VLINDER
De bus stoot en hort, en dat is niet hortend en stotend, want terwijl ik mijn normale ritje maak, maak ik niet het gewone mee.
Het licht valt eigeel, breekt los op mijn keel, en mijn handen zijn vervormd, mijn waarneming is verstoord, ik ben niet op de wereld, wordt buiten mijn hoofd gemaaid. Maar dat is niet het vreemde, dat is normaal en alledaags, begrijp me niet verkeerd. Ik zit telkens in de straal van een straatlamp, verblind en dan niet meer, in een wedde met het bestaan en dan plots niet meer. Maar nu. Nu draait mijn hoofd zich plots om naar een man en zijn stem.
"Stap je hier af?"
Ik aarzel. Hij heeft een hoed aan. Zijn armen houdt hij heel stijf, zijn handen in elkaar geslagen, strak gespannen.
"Ja."
De man maakt zijn vuist los van zijn vorm, toont me wat erin zit. Het is een gedrongen iets dat er eerst uitziet als een kluwen plooien, hoe alles er eerst uitziet wanneer je door verrassing in je oren geblazen wordt. Maar dan verplaatst het samengeklopt avondgoud van de straatlichten zich centraal op zijn handpalm en zie ik dat het een kleine vlinder is.
"Kun je deze vlinder even buiten laten?"
Ik ben overdonderd in het honderd.
"Wat? Wat bedoel je?"
"Ik heb een vlinder gevangen en nu moet ik hem buitenlaten. Kun jij dat even doen? Alsjeblieft?"
Misschien is het een gifbom. Zitten er zodra sporen van illegale middelen op mijn polsen. Misschien draagt het insect gestolen goed meegevouwen in zijn vleugels en ben ik straks medeplichtig aan een misdaad. Maar dan kijk ik naar het gezicht van de man. Een vlinderredder. Misschien is het diertje gewoonweg de bus ingevlogen voor hij het snel kon buitenwuiven.
"Wel, oké dan."
De bus vertraagt en mensen maken aanstalten om af te stappen. Ik neem de vlinder in ontvangst. Heel voorzichtig, maar het insect lijkt eerder schichtig dan onheilstichtend.
"Niet laten vallen."
"Nee, nee."
Het zachte gewicht kriebelt mijn huid. Ik doe mijn opperste best om niet neer te donderen wanneer de bus tot stilstand komt. Hopelijk is dit echt een vlinder, hopelijk kan het vliegen, wordt het niet meteen door de menigte vertrappeld, laat ik het echt niet vallen, et cetera van hier tot in de ether.
Dan sta ik op de stoep en kijk nog achterom, maar is de bus al doorgereden. Voetgangers keilen me bijna om. Ik blijf de vlinder vasthouden.
Er leeft iets, ik heb een missie. Door die man is dit een vlinder in mijn palm, alleen nu weet ik het zeker. Maar als ik het loslaat dan. Als ik het loslaat, zal het dan nog steeds iets willen zijn?
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top