Hoofdstuk 1
Keana
'Fijne dag nog, Amora.'
Amora loopt haar huis in. Zij heeft tenminste geluk. Zij woont in de buurt van het dorp waar onze school staat. Ik moet nog twee kilometer lopen. Maar met blijven staan en zeuren kom ik niet thuis. Ik begin maar met lopen. Het landweggetje dat ik moet aflopen is lang en slingerend. Onderweg denk ik na over school. Bah, school. Die docenten weten echt niet waar ze over praten. Hoe kunnen zij ook maar iets zeggen over onze denkprocessen? Ik heb vandaag weer een onvoldoende voor wiskunde gekregen. Iets wat altijd wel gebeurt wanneer ik het niet kan gebruiken. Dan denkt de docent dat ik de som niet begrijp als ik niet uitschrijf wat ik doe. En dan geven ze weer een onvoldoende. "als ik jouw stappen niet kan volgen, hoe moet ik dan weten dat je alle stappen volgt?" Ik kan daar zo pissig om worden. Maar wat kan ik eraan doen? Erg weinig. Gewoon ermee leven. En de cijfers maar proberen op te halen. Ik ben zo diep in gedachten verzonken dat ik het geklap niet hoor. Tot een klauw zich om mijn borstkast sluit, en mij optilt van de grond. Ik gil het uit. 'Help! Help!'
Een tweede klauw dekt mijn mond af. En ineens word ik nog verder omhoog genomen. Steeds hoger. Het duurt niet lang voor ik boven de zee vlieg, en de klauw over mijn gezicht verdwijnt. En ik word nog hoger mee genomen. Van de hoogte waar ik nu ben kan ik de kromming van de planeet zien. Adembenemend. Ik had nooit gedacht dat er zulke schoonheid was. Maar ik maak me ook zorgen. Ik heb mijn aanvaller nog niet eens gezien. Door naar beneden te kijken zie ik de enorme klauw die me in bedwang houd. De klauw is donker beige. Ik kan nooit loskomen. Ik probeer mijn nek te draaien zodat ik de rest ook nog kan zien. Het lukt me niet. Ik word te strak tegen het lichaam aan gehouden. De enige conclusie die ik kan trekken is dat ik door een draak vast word gehouden. De draak duikt stijl naar beneden. We versnellen steeds sneller. Vlak voor ons duikt een klein eiland op. Het eiland heeft een paar kleine bergtoppen bedekt met sneeuw, kleine riviertjes, goudkleurige bossen en een grote grot in een van de bergen. De draak vertraagt vlak voor de grot, en land. Hij brengt me naar binnen, en laat me los. Hij spreekt met een bromstem. 'Jij blijft hier. Je bent ver van het vasteland verwijderd, dus denk er niet over om te ontsnappen.'
Hij loopt dieper de grot in. Even denk ik dat hij weg blijft. Mijn hoop (en hart) raakt de zolen van mijn schoenen als hij terug komt. Hij heeft een brandmerk bij zich. Hij ademt er even vuur overheen, en scheurt mijn shirt uit. Dan drukt hij het op mijn schouder. Het doet enorm veel pijn. Ik gil het dan ook uit. Opluchting vult me als hij het brandmerk weg haalt. De draak bromt van tevredenheid. 'Dan kan je niet weg. Kom nu mee.'
Hij loopt weer terug de diepte van de grot in. Ik besluit maar dat het beter is de draak te volgen. Hij leid me naar een grot die apart ligt van de rest. Daar gaat hij op een stapel schatten liggen. 'Als je vandaag een beetje warm wil slapen dan ga je tegen mij aan liggen. Anders kan je naar buiten gaan.'
Naar buiten? Tijdens de eerste herfstnacht? Dan kruip ik liever tegen die draak aan. En dat doe ik dan ook. Voordat hij zijn vleugels over me heen slaat vraag ik hem: 'Waarom heb je mij ontvoerd?'
'Dat zal je morgen zien. Ga nu slapen.'
Hij laat zijn vleugels zakken. Het is meteen pikkedonker. Maar van slapen komt weinig. De ademhaling van de draak vertraagt, wat aangeeft dat hij slaapt. Maar bij mij zweven allemaal vragen door het hoofd. Waarom ben ik hier? Wat wil hij? Wat gaat er morgen gebeuren? Gaat hij me opeten? Is hij een duistere draak? Ik kan alleen maar fantaseren naar de antwoorden. En dan krijgt de slaap ook vat op mij...
De volgende dag wekt de draak me. 'Wakker worden. Het is tijd.'
'Tijd? Waarvoor?'
Ik word met de seconde verwarder. Hij reageert niet, en loopt weg. Hij gaat me opeten. Het is zeker. Ik zal vandaag niet overleven. Ik besluit hem maar achterna te lopen. Hij stopt me voor de ingang naar een van de kamers. 'Blijf hier staan.'
Hij loopt naar binnen. Ik hoor wat geluid dat ik niet kan plaatsen. Dan komt hij weer naar buiten. 'Stap naar binnen, maar houd je ogen dicht.'
Ik doe maar wat hij zegt. Misschien overleef ik het dan. Ik stap naar binnen, en laat hem de weg wijzen. Zijn klauw stopt me. Het geluid van scheurende kleding vult mijn oren terwijl hij het van mijn lichaam scheurt. Een aparte sensatie vult vervolgens mijn lichaam, wanneer hij iets tegen mijn rug legt en het vervolgens om mijn borstkast strijkt en het daar sluit. De sensatie komt terug als hij iets tegen mijn onderlichaam aan drukt. Wat is hij aan het doen? Hij strijkt met zijn klauw over mijn arm, en mijn arm begint te trillen. Ik ben nu helemaal de kluts kwijt. Hij pakt me op en houd een klauw voor mijn ogen. Vervolgens neemt hij me mee. Ik weet niet waarheen.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top