2
Ik vraag me af of het sensationeel is om een relatie te hebben met de dochter van de grootste schurk van de stad - van het land misschien zelfs. Zou ze me gewild hebben omdat ze het cool vond om me te helpen zoeken naar zo'n gezochte man? Zou ze me getolereerd hebben omdat ze erop kickte dat ik wel eens net zo erg kon zijn als hij?
Zou ze me nu beu zijn, omdat ik niet ben wie ze verwacht had dat ik zou zijn?
Dat zou verklaren waarom ik Tiana haar tong in Jims mond zie steken achter het theater.
Ik had niet naar hier moeten komen, wetende dat ik dingen zou kunnen zien die ik niet wilde zien. Ik had naar zoveel andere plaatsen kunnen gaan. Ik had er een leuke avond van kunnen maken, in mijn eentje. Alleen had het vervelende stemmetje in mijn hoofd me gezegd dat niets me tegenhield om ook naar de theatervoorstelling te komen.
Er speelde er maar één vanavond. Die die over twintig minuten begint. De tickets waren online niet meer te krijgen, alleen nog aan de balie.
Tini is nergens te zien. Ik vraag me af of ze haar al naar binnen hebben gestuurd of dat zij ook onwetend thuis zit, omdat Jim beweerde dat hij met Tiana en mij naar de voorstelling zou komen kijken.
Waar mijn bloed eerder vandaag nog kookte, lijkt het nu bevroren te zijn. Ik verroer me niet. Ik denk dat ik zelfs niet meer weet hoe ik mijn ledematen moet bewegen. Het is koud buiten. Waarschijnlijk gaat het vriezen vannacht. Daar ben ik blij om. Het snijden van de ijskoude lucht is het enige wat ik op dit moment nog voel.
De paar keer dat ik het mezelf de afgelopen maanden had toegestaan om te denken dat Tiana vreemdging, had ik me een paar mogelijke scenario's voorgesteld. Ik zou woedend worden, bijna ontploffen, en ik zou naar haar toegaan en haar een bitch slap geven zoals dat altijd gebeurd op tv. In een ander geval zou ik beginnen huilen, zou ze me zien en me meteen komen troosten, terwijl ze me belooft dat ze nog van me houdt en dat het allemaal een vergissing was. Ik zou in beide gevallen boos zijn en we zouden altijd ruzie maken, maar het zou ook weer goedkomen.
Nu mijn ideeën voor mijn neus bevestigd worden, voel ik niets.
Mijn handen vormen vuisten rond de stof van mijn jaszakken en ik ben zeker dat ik ben vergeten hoe ik moet slikken, zo droog is mijn mond.
Ik sta nog op de parking, aan de kant. Ik denk niet dat ze me kan zien. De dichtsbijzijnde verlichtingspaal flikkert en blijft nooit lang branden.
Met een hart van lood draai ik me om en laat ik mijn voeten me de straten door leiden. Ik ben met de fiets gekomen, maar ik heb de fut niet om hem uit de fietsenstalling te gaan halen.
Ik loop niet terug naar mijn appartement. De kamers zijn te klein om de storm die in me aan het opbouwen is binnen te kunnen houden.
Ze had tenminste niet helemaal gelogen. Ze was bij het theater met Jim. Misschien had ik de signalen beter moeten lezen. Misschien had ik...
Mijn gebalde vuist raakt de dichtstbijzijnde muur met volle kracht. Ik voel mijn schaafwonden prikken en schuren aan de binnenkant, terwijl nu ook de huid van mijn knokkels weggeschaafd wordt.
Hoelang heeft ze me gekust, nadat ze bij hem net hetzelfde had gedaan? Hoe vaak heeft ze hem uitgekleed en is ze daarna bij mij in bed komen liggen? Hoe vaak heeft ze me aangekeken en beweert dat ik een leugenaar ben, terwijl zij de eigenlijke schuldige is?
Pijn schiet door mijn pink, wanneer ik mijn hand van de muur weghaal. Ik kan de vinger haast niet meer bewegen en ter hoogte van de knokkel is het bot wat ingezakt.
Ik vloek en in plaats van uit mijn fouten te leren, trap ik ook nog eens met mijn voet tegen de muur. Die lijkt gelukkig wel in één stuk te blijven onder de impact.
Ik wil naar mijn telefoon grijpen om op te zoeken hoe ver het is naar het ziekenhuis. Net voor ik de rits van mijn handtas bereikt heb, besef ik dat het toestel kapot op mijn keukeneiland ligt. Ik probeer me dan maar in te beelden hoe lang ik zou moeten wandelen. Het gaat te ver zijn van hier. Ik wil niet terug naar het theater, maar ik wil ook geen halfuur wandelen om mijn domme fout opgelost te krijgen. Misschien kan ik morgen naar het ziekenhuis gaan, dan hoef ik het leven nu even niet meer onder ogen te komen.
Voor even blijf ik aarzelend bij de muur staan. Het is donker en koud. Mijn pink doet meer pijn dan mijn knie deed toen ik het asfalt raakte eerder vandaag. Als dat een goede maatstaf is voor de staat van mijn ledematen ten minste.
Het zou waarschijnlijk het verstandigste zijn om naar spoed te gaan. Mijn voeten dragen me echter naar het dichtstbijzijnde café.
Het is zaterdagavond. Dat blijkt gelijk te staan aan luide muziek en een heleboel dronken mensen tegen de buitenmuur. Sommigen roken, anderen zingen. Niet meteen de sfeer waar ik op dit moment naar zoek.
Een eindje verder vind ik een café dat er iets rustiger uitziet. Binnen zit het vrij vol, maar de muziek is niet tot buiten te horen en het is geen dansbedoening zoals het vorige etablissement. Ik duw de deur open en eis een kruk op aan de bar.
Sommige mensen bekijken me wat langer dan anderen, maar niemand begroet me of geeft enige blijk van herkenning. Alleen de vrouw twee krukken van me vandaan blijft langer mijn kant op kijken.
De vrouw lijkt ongegeneerd te zijn. Haar donkere krullenbos staat alle kanten op, net alsof de wind er langs alle kanten heeft ingezeten. Haar volle lippen zijn getuit en haar bruine ogen een klein beetje samengeknepen. Het is niet moeilijk om me in te beelden dat ze er precies zo uit zou zien als Regenstorm als ze een masker op zou zetten.
Nadat ik een Cosmopolitan heb besteld, hoor ik de vrouw ook een nieuw drankje bestellen. Dat bevestigt mijn vermoeden alleen maar meer. Regenstorm. Geen twijfel aan.
Ik vind het niet vreemd dat mensen die de superheld niet "kennen" het niet zouden zien, maar ik zou me schamen als ik het niet zou opmerken, nadat ze zoveel drama heeft gemaakt in mijn leven. Toegegeven, het was mijn vader zijn drama, maar als Regenstorm niet... als ze niet Regenstorm was geweest, dan was mijn vader zijn verstand misschien niet verloren.
Sceptisch kijk ik naar de vrouw die met een metalen rietje in haar drankje roert. Onze blikken kruisen en hoewel ik mijn best doe om haar blik vast te houden, trekt zij haar bruine ogen weg.
Haar slanke vingers tikken op de toog. Wijsvinger, middelvinger, ringvinger en opnieuw.
De televisie springt op het nieuws. Niet echt het nieuws, besef ik, wanneer ik een filmpje zie van mezelf en de vrouw die twee krukken van me vandaan zit. Het was me niet eens opgevallen dat er zoveel mensen in onze buurt waren geweest.
Iets sneller dan goed is voor mijn hoofd werk ik mijn cocktail naar binnen. Ik signaleer naar de barpersoon dat ik een nieuwe wil. Achter me hoor ik een paar mensen over Regenstorm praten. Zouden ze haar nu wel herkend hebben?
Zouden ze mij herkend hebben? Het lijkt alsof er ogen in mijn rug prikken, maar wanneer ik rond me kijk, zie ik niemand mijn kant op kijken.
Een tweede Cosmopolitan wordt voor mijn neus gezet.
Iedere keer dat ik mijn hand beweeg word ik herinnerd aan mijn acties en de reden waarom ik ze heb uitgevoerd. De reden waarom ik mijn vinger kapot heb geklopt tegen een muur. Tiana. Tiana en Jim. Ik wil mijn gedachten verzetten.
Ik denk er niet langer over na en schuif mijn glas opzij over de toog, terwijl ik opsta om op de kruk naast Regenstorm te gaan zitten.
'Ik wilde vragen of je het artikel had gelezen, maar aangezien het net op de tv speelde neem ik aan dat je wel op de hoogte bent,' zeg ik.
De vrouw richt haar blik op en kijkt me voor enkele tellen verbaasd aan. Kippenvel verschijnt op mijn armen. Misschien heb ik me toch vergist. Misschien is ze helemaal niet de befaamde superheldin.
Nadat ze nog een slok van haar drankje heeft genomen, verdwijnt het grootste deel van de spanning uit haar schouders en zucht ze. 'Ik zou willen doen alsof ik niet weet waarover je hebt, maar dat kost te veel energie.'
'Slechte dag?'
'Vermoeiend vooral.'
'Nog meer mensen in de goot geduwd?'
Regenstorm steekt haar hand op. 'Kan het iets stiller alsjeblieft? En trouwens, ik heb je leven gered. Het zou niet mogen uitmaken op welke manier.'
Ik rol met mijn ogen, maar ben wel zo beleefd om het pas te doen wanneer ik weer voor me uit kijk.
'Zeg eens eerlijk,' begin ik even later, 'heb je me geduwd omdat je geen andere keus had of omdat je wist wie ik ben?'
'Je bedoelt omdat ik wist dat je vader me al vijf jaar wil vermoorden? Is het al vijf jaar? Is het langer?' Ze fronst. 'Is het korter? Man, de tijd vliegt.'
Ik trek mijn wenkbrauwen op en staar haar ongelovig aan.
'Waarom kijk je me zo gek aan? Hij wil me toch vermoorden?'
'Dat is naast het punt. Ik wil weten of je me met opzet geduwd hebt of niet.'
'Als je de media wil geloven.'
'Ik wil het van jou horen.'
'Waarom?'
Opnieuw staar ik haar aan, ditmaal omdat ik niet in staat ben mijn gedachten tot uiting te brengen. Ik wrijf onbewust over mijn knokkels en krimp in elkaar wanneer ik de gevoelige plaats op mijn pink bereik.
'Mag ik ernaar vragen?' vraagt ze, knikkend richting mijn gewonde hand.
Ik haal mijn schouders op. 'Het zou het beeld dat iedereen van me heeft alleen maar bevestigen.'
Een geamuseerde grijns verschijnt op Regenstorms gezicht. 'Iemand vermoord?'
Ik leg mijn goede hand op mijn hart en kijk haar gemaakt geschokt aan. 'Ik voel me beledigd. Het zouden minstens twee mensen zijn.' Ik werp mijn ogen neer en wiebel wat met mijn neus, voor ik haar weer aankijk, ernstiger dit keer. 'Ik heb mijn partner zien zoenen met iemand anders net. Jim, haar beste vriend.'
'O en je hebt die-'
'Nee.' Ik plooi mijn vingers en krimp opnieuw in elkaar wanneer ik daarbij per ongeluk mijn pink raak. 'Ik was boos en ik dacht niet na, dus heb ik met volle kracht tegen de muur geslagen. Ik denk dat er iets verschoven is.' Ik gebaar naar het kuiltje op de plaats waar mijn knokkel zou moeten zitten.
'Ik zal maar niet vragen waarom je niet naar spoed gegaan bent?'
'Geen zin.'
Ze knikt. 'Het was je dag niet dus?'
Ik lach. 'Allesbehalve.'
'Sorry dat ik je geduwd heb.' Ze schenkt me een brede, tandvolle glimlach. Ik weet niet of ze het meent, maar gedreven door de alcohol die mijn brein heeft bereikt, wil ik het wel graag geloven.
'Het spijt mij ook dat ik zo bot deed.' Ik steek mijn niet gewonde hand naar haar uit. 'Kunnen we niet doen alsof ik een willekeurige vreemdeling aan de bar ben en we elkaar van nergens kennen? Geen vader die jou wil vermoorden, geen gootescapade en ongewenste aandacht van de media.'
Ze aarzelt, maar nadat ze de laatste slokken van haar cocktail naar achter heeft gegooid, vormen haar lippen zo goed als geluidloos: 'Ach, what the hell' en schudt ze me de hand.
Nog voor ze mijn hand kan loslaten, stormt er een man binnen, kleren doordrenkt met bloed. Hij opent en sluit zijn mond een paar keer met een verdwaasde blik, terwijl hij verder het café in strompelt. 'Kan- kan iemand-'
Wanneer hij dicht genoeg bij ons is, kan ik tranen over zijn wangen zien lopen. Ik wil aan Regenstorm vragen wat te doen, maar ze zit al niet meer naast me. Ik had niet eens gemerkt dat ze mijn hand had losgelaten.
Ik slik en sta op, om naar de bebloede man toe te lopen.
'Kan-kan je me helpen? Mijn broer-' Hij gebaart halvelings naar de deur.
Ik wankel even en vervloek het feit dat ik aan de alcohol heb gezeten, maar ik knik toch. Wanneer ik aan een vreemdeling vraag om op de man te letten, dringen mijn eigen woorden nauwelijks tot me door. Pas wanneer ik buiten ben, met mijn blik gericht op het bloedspoor dat van het café naar een auto loopt, lijk ik een beetje uit mijn verdoofde staat te komen. Het is echter maar van korte duur.
Op de auto staan in rode verf twee woorden geschreven.
Klop klop.
In gedachten hoor ik mijn vader nog zeggen: 'Wie is daar?'
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top