11
Zonsondergang.
Dat is wat op het briefje geschreven staat dat ik in de brievenbus heb gevonden toen ik thuiskwam van het werk. Wat het betekent is voorlopig nog een raadsel voor me.
Het kan een tijdstip zijn. Wil hij me zien bij zonsondergang?
Ik heb het briefje naar mijn gevoel al honderd keer omgedraaid en opgerold en gevouwen, maar het heeft niets opgeleverd.
Ik trek een foto van het briefje en steek vervolgens een kaars aan. Ook wanneer ik het papier boven de vlam hou wordt er geen nieuwe informatie onthuld. Ik sta voor een raadsel.
Ik ben er ook nog niet volledig uit of ik nu blij ben met het briefje of niet. Ik had gehoopt dat mijn vader zou antwoorden, dat hij me zou willen zien, maar tegelijk voelt het niet echt. Het voelt niet echt en ik weet niet of het positief is. Ik ga met het briefje naar de superheldeninstantie. Ik ga hem verraden.
Ik heb hem al verraden.
Wat voor dochter zorgt ervoor dat haar eigen vader de bak in gaat? Wat voor dochter lokt haar eigen vader in de val?
Ik blaas mijn adem lang en luid uit, voor ik het briefje gladstrijk en ik het plat op tafel leg.
Zonsondergang. Wat bedoelt hij daarmee?
Ik laat het sudderen in mijn brein tot ik de tijd heb om naar de superheldeninstantie te gaan. Er komen wel een paar dingen in me op. Zoals hoe mijn vader ervan hield om met de auto te rijden bij zonsondergang en hoe hij niets liever deed dan op een heuvel gaan zitten, op het gras, zodat hij alle kleuren zo goed mogelijk zou kunnen zien. Iets specifieks komt echter niet bovendrijven. Geen locaties. Geen exacte herinneringen.
Wanneer ik de vergaderzaal binnenkom zitten de superheld, haar leidinggevende en de dokter al op me te wachten. Nieuwsgierig richten ze hun blikken op het papiertje, zodra ik het op tafel heb gegooid. Het waait meer richting de dokter, dus is zij de eerste die het in haar handen neemt om het beter te bekijken.
'Is dit het?' vraagt ze, terwijl ze het fronsend omdraait.
Ik knik. 'Dit is het. Ik heb het al op alle mogelijke manieren gedraaid en geplooid en ik heb het zelfs boven een kaars gehouden. Er kwam niets uit.'
'Geef eens hier,' zegt Regenstorm, terwijl ze het bijna uit de handen van de dokter trekt. Ook zij draait het papier om en plooit er wat mee, tot ze tot dezelfde conclusie komt.
'Niks,' zegt ze, alsof het nog niet door niemand anders aangehaald was.
Vervolgens bekijkt ook de leidinggevende het briefje nog wat beter. In tegenstelling tot Regenstorm, bestudeert zij alleen de letters zoals ze zijn en gaat ze niet zelf nog eens nakijken of we misschien iets gemist hebben.
'Zonsondergang,' zegt de oudere vrouw.
Ik knik. 'Zonsondergang.'
'Hebben jullie ooit iets gedaan bij zonsondergang? Zijn jullie ergens heen geweest om ernaar te kijken? Is er een plaats die er iets mee te maken heeft?' Regenstorm vuurt de vragen op me af zonder tussenpauzes. Er volgen er nog meer, maar die vang ik niet meer op.
Mijn gedachten hebben zich vastgezet op de tweede vraag. "Zijn jullie ergens heen geweest om ernaar te kijken?" Ik heb het gevoel van wel, zo'n prikkend gevoel in mijn maag. Het idee dat het op het puntje van mijn tong ligt, maar ik de herinnering toch niet helemaal kan vangen.
'Zijn jullie ooit gaan wandelen bij zonsondergang?' stelt de leidinggevende voor.
Ik schud mijn hoofd.
'Een picknick?' stelt Regenstorm voor.
Opnieuw schud ik mijn hoofd
'Het kerkhof gaan bezoeken?' Dit komt van de dokter.
Ik kijk haar kant op, terwijl mijn gedachten teruggaan naar de bewuste dag. Mijn moeder was vijf jaar dood. Zeven jaar, als je de twee jaar dat ze vermist was meetelt. We gingen bloemen leggen op haar graf bij zonsondergang. Ik weet niet meer precies wat de reden was dat we het pas deden toen de zon al onderging, maar ik weet wel nog dat mijn vader met voorbedachte rade gewacht heeft.
Misschien was het een vorm van bijgeloof. Misschien was het op Allerzielen ofzoiets. Misschien dacht hij dat het mijn moeder alleen zou bereiken tijdens zonsondergang. Misschien...
Zowel de dokter, als de leidinggevende en Regenstorm kijken me afwachtend aan.
'Ik denk dat hij wil dat ik hem ontmoet op het kerkhof, bij het graf van mijn moeder.'
We bespreken het nog een tijdje maar er komt niet veel zinvols meer uit.
Af en toe wisselen Regenstorm en haar leidinggevende blikken die me het gevoel geven dat ik iets mis, maar wanneer ik ernaar vraag zeggen ze dat het politiezaken zijn.
'Heeft het met mijn vader te maken?'
Regenstorm humt wat, terwijl haar leidinggevende me zonder iets weg te geven bekijkt.
'Heeft het met Jim te maken?' vraag ik verder. 'Er is me helemaal niets meer over hem verteld.'
Na nog even in stilte te hebben gezeten, antwoordt Mei dat ze hem nog niet hebben gevonden.
'O,' ik slik, 'dus mijn vader heeft hem nog steeds?'
'Of hij is al dood,' voegt Regenstorm eraan toe.
Ik slik opnieuw. Af en toe vergeet ik tot wat mijn vader in staat is. Ik word nog steeds misselijk als ik terugdenk aan het verhaal dat de superheld me verteld heeft, over de bommen en de val, hoe hij haar martelde door in haar wonden te prikken.
'Oké,' zeg ik, meer om mezelf op orde te krijgen dan omdat ik iets wil zeggen.
De laatste tien minuten van onze bespreking heb ik niet meer het gevoel dat ik nog aanwezig ben. Ik lijk te zweven in een andere dimensie. Ergens waar ik nog op de parking sta bij het theater en ik nog steeds aan het kijken ben hoe Jim Tiana binnendraait. Ergens waar ik weet dat mijn vader in de buurt is en ik me omdraai en hij daar staat. Achter me op de parking. Binnen handbereik. Ik wil hem aanraken, maar ik ben bang. Bang dat hij niet meer is wie ik kende. Bang dat de gestoordheid hem zo veranderd heeft dat hij eigenlijk niet meer mijn vader is.
Ik word uit mijn gedachten gezogen door een vingerknip dicht bij mijn oor.
'Sorry, wat is er?' vraag ik, wanneer ik drie gezichten me zie aangapen.
'Ik zei: is dat de afspraak dan?' zegt de leidinggevende met een milde lach. 'Zal ik ook herhalen wat de afspraak is?'
Met het schaamrood op mijn wangen knik ik. 'Graag, alsjeblieft.'
'Je gaat naar het kerkhofd bij zonsondergang.'
'Vanavond al?'
'Elke avond tot je hem ziet,' zegt Regenstorm.
Ik slik. Het klinkt veel. Heel veel. Is het te laat om terug te krabbelen.
'Het is voor het goede doel,' zegt de dokter, terwijl ze me één van haar oprechte glimlachen schenkt.
Het is voor het goede doel, herhaal ik in gedachten. Vervolgens knik ik een paar keer. 'Oké. Oké, ik zal vanavond naar het graf van mijn moeder gaan.'
'En wij zullen zorgen dat er steeds een aantal units klaar staan.'
Ik denk dat dat me hoort gerust te stellen, maar toch blijft er nog steeds iets aan mijn binnenste knagen. Ik wou dat ik kon geloven dat dit goed zal aflopen.
Wanneer ik de vergaderzaal niet veel later wil verlaten om terug naar mijn appartement te gaan, houdt de dokter me tegen met een zachte hand op mijn pols. Ik zie Regenstorm naar ons kijken alsof er een kom brocolli voor haar gezicht gezet is, maar wanneer ik haar blik vang doet ze een poging naar me te glimlachen. Ik weet niet wat ik ervan moet vinden.
De dokter kijkt rond zich tot Regenstorm en haar leidinggevende de vergaderzaal hebben verlaten en richt dan pas haar volledige aandacht weer op mij.
'Vergeef me deze vraag, maar... ik- euh- ik vroeg me af of je misschien mee iets zou willen gaan drinken? Ik wilde het eigenlijk al vragen toen bleek dat je echt je vader niet geholpen hebt, maar toen was ik technisch gezien nog je dokter, dus kwestie van deontische code mocht het niet. Maar nu, nu ben je doorgegeven aan je eigen dokter, dus nu... nu kan het.'
'Als een date?' flapt eruit, voor ik erover nagedacht hebt.
Haar wangen worden tien tinten roder en ze kijkt naar de grond. 'Was dat over de lijn? Ben ik te ver gegaan? Val je niet op vrouwen? Sorry, ik-'
'Nee-' Ik steek mijn hand op. 'Nee, dat is het niet. Ik heb er ook wel over nagedacht, toen, een tijdje geleden, als ik eerlijk ben, maar-' Ik haal diep adem. 'Ik kom net uit een moeilijke relatie en ik ben er nog niet echt- nog niet echt klaar voor om opnieuw te beginnen. Ik denk dat dat ons beide niet goed zal doen.'
'O.' Ze kijkt me niet meer aan, maar kijkt langs me door. 'Dat is... dat klinkt wel geruststellender dan dat je me gewoon niet zou willen.' Ze lacht ongemakkelijk. 'Sorry dat ik dit zo raar heb gemaakt.'
Ik schud mijn hoofd met een lachje. 'Nee, geen probleem. Je kon het niet weten en ik was ook wel geïnteresseerd, dat mag je niet negeren.' Mijn mondhoeken gaan nog wat verder omhoog. 'Misschien binnen een paar maanden, als we elkaar dan nog eens tegenkomen. Misschien lukt het dan wel.'
'Graag,' glimlacht ze.
'Vrienden?'
Ze knikt.
Ik lach. 'Je moet me nog zeggen hoe je heet.'
'O.' Ze barst in lachen uit en niet veel later doe ik met haar mee. Het duurt even voor ze bekomen is en ze weer kan praten. 'Natalie. Ik heet Natalie.'
'Aangenaam kennis te maken, Natalie,' zeg ik speels.
'Van hetzelfde, Azura.'
Als ik iets uit dit alles moet halen, dan ben ik blij dat het een vriendschap is en tot nu toe nog geen verwondingen - niks wat ik niet zelf gedaan heb in ieder geval. We wisselen nog telefoonnummers uit en nemen vervolgens afscheid.
Wanneer ik thuiskom vind ik in mijn brievenbus opnieuw een briefje. Ik weet niet of ik eroverheen gekeken heb eerder vandaag of dat het er pas later ingestoken is, maar wanneer ik het eruit haal zie ik meteen dat het geschreven is in het handschrift van mijn vader.
Het spijt me voor mijn korte bericht hiervoor. Net als jij wist ik niet goed wat te zeggen.
Ik heb er nog eens over nagedacht. Over het afspreken. Ik wil je graag ergens anders ontmoeten. Vannacht, wanneer het donker is, op het speelplein met de drie glijbanen.
Vergeef me lieve vlinder.
Ook dit briefje lees ik meermaals na, draai ik om en vouw ik op, tot ik er zeker van ben dat er niet meer mee bedoeld wordt dan dat er rechtstreeks instaat.
Ik weet niet welk briefje ik moet geloven. Komen ze allebei van hem? Wil hij echt dat ik hem ergens anders ontmoet? Is het een afleidingsmanoeuvre voor de politie? Ik had immers vermeld in mijn briefje dat ze achter me aan zaten.
Nu laat hij me met de keuze achter of ik naar het kerkhof ga of naar het speelplein. Ze bevinden zich niet dicht genoeg bij elkaar om beide te proberen.
Ergens lijkt het me raar dat hij me eerst zou willen laten raden naar de locatie en hij het me dan gewoon zou geven. Misschien is het een test. Misschien is dit een manier van hem om te zeggen dat hij weet dat ik samenwerk met de politie en dat ik nog een kans heb om het goed te maken. Hen naar het speelplein sturen en hem ontmoeten op het kerkhof.
Nu ik Natalie's telefoonnummer heb zou ik haar het briefje kunnen toesturen, besef ik. Ik hoef er niet mee naar de superheldeninstantie en riskeren dat ik alles erger maak. Toch doe ik het niet.
Een paar uur later, wanneer ik me achter mijn avondeten heb gezet - afhaal Chinees - krijg ik zelf een berichtje van de dokter.
Ik denk dat ik het je niet mag zeggen, maar ik doe het toch. Ik hoorde Rachel net zeggen dat er een pakketje geleverd is op het politiekantoor. Het waren vermoedelijk de vingers van Jim. Met een boodschap dat we je met rust moeten laten.
Ik neem even de tijd om de woorden tot me door te laten dringen. Het duurt een paar minuten voor ik gekalmeerd ben en ik mijn vingers in alle kalmte kan gebruiken om een berichtje terug te sturen.
Van mijn vader? Ben je zeker?
Ik krijg steeds meer het gevoel dat er iets niet klopt, maar ik weet niet waaraan het ligt. Ik wil mijn vader zien. Ik wil hem en zijn briefjes geloven. Ik wil dat de politie me met rust laat. Maar is dit de juiste manier?
Dat is wat ik Rachel hoorde zeggen.
Als antwoord stuur ik haar het nieuwe briefje van mijn vader.
Wat denk je hiervan? Ik vond het net in de brievenbus.
Ik krijg pas een nieuw antwoord wanneer ik klaar ben met eten en met afwassen.
Ik heb het doorgegeven aan Mei. Ze vraagt of jij denkt dat het juist is.
Ik geef mezelf twee minuten om te twijfelen, voor ik antwoord welk speelplein dat het is en dat ik naar daar zal gaan.
De units worden op de hoogte gebracht.
Als ze me nu nog eens oppakken dan kan ik niet meer de waarheid spreken.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top